MBTZ Logo

Stoom in de Zaanstreek

Van windkracht naar stoomkracht: Het ontstaan van stoomfabrieken in de Zaanstreek

Met Stoom Nr. 40 - December 2001

Dit is Deel 2

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1 Deel 2 Naar deel 3

 

De introductie van de stoomkracht in de Zaanstreek

  De Kalverpolder  
  De Kalverpolder en de Hemmes aan het begin van de twintigste eeuw. De windmolen is nog dominant aanwezig. Rechts de stoomolieslagerij De Wachter van Teunis Crok.
Foto Gemeente Archief Zaanstad
 

De introductie van de stoomkracht in de Zaanstreek, ter vervanging van windkracht, was een moeizame geschiedenis. Reeds op het symposion bij het eerste lustrum van M.B.T.Z. maakte Prof. Lintsen duidelijk dat de late introductie van de stoommachine bij de bemaling in Nederland niet was te wijten aan onwrikbare gehechtheid aan het oude, maar dat er heel rationele verklaringen voor waren. De stoommachine was in de exploitatie per jaar zes maal zo duur als een windmolen. Pas bij verandering van landbouwtechnieken werd het zinvol stoombemaling toe te passen.10

Ik wil onderzoeken of er ook een rationele verklaring is voor de late overgang van wind naar stoomkracht in de Zaanse Nijverheid.

Het eerste Zaanse bedrijf dat een stoommachine plaatste, was de blauwselfabriek Avis in Westzaan, die op 26 september 1833 een stoomvergunning kreeg. Dit bedrijf was in 1701 opgericht als rederij tot het maken van blauwsel; later hield men zich ook bezig met de fabricage van ultramarijn en lakmoes. De stoomaandrijving was geen succes, want in 1855 ging men weer over op windkracht. In 1889 verruilde men de windkracht voor een petroleummotor, maar enige jaren later ging het bedrijf opnieuw op stoomkracht over.11

Ook de tweede Zaanse fabrieksstoommachine was geen succes. Deze werd in 1837 geplaatst bij Van Gelder Schouten & Comp. Genoemde firma begon in 1784 met de papierfabricage in de molen "De Eendracht" te Wormer.12
Na de Franse Tijd kende het bedrijf een grote bloei. Men werkte echter op de traditionele manier van papier scheppen met de hand.

Vanaf de jaren dertig van de negentiende eeuw ondervonden de Zaanse papierfabrikanten steeds meer concurrentie van de nieuwe buitenlandse papierfabrieken. Reeds in 1799 had Louis Robert in Frankrijk de continu papiermachine uitgevonden die snel in Engeland en Frankrijk werd ingevoerd. Daarom bereidde Van Gelder Schouten & Comp. vanaf 1835 de machinale papierbereiding voor; twee jaar later kocht zij de papiermolen "Het Fortuin" te Zaandijk, die voor de nieuwe vorm van papierbereiding werd ingericht. De machine werd geleverd door G.M. Roentgen. Noch Roentgen, noch de Engelse fabrikant had echter ervaring opgedaan met papiermachines. De machine bleek in technisch opzicht een mislukking en een lang slepend conflict met Roentgen was het gevolg.

  De papiermolen Het Fortuin  
  De in 1894 verbrande papiermolen Het Fortuin in Zaandijk waar de Firma Gelder, Schoute & comp. haar mislukte verstoming uitvoerde.
Foto Ver. De Zaansche Molen
 

Hoewel Roentgen geldt als een van de grondleggers van de machine industrie in Nederland geeft zijn gedrag rond de bouw van de stoompapiermachine bij van Gelder Schoute & Comp alle reden om vraagtekens bij deze reputatie te zetten. Zeker voor moderne begrippen heeft hij een welbewuste wanprestatie geleverd door het Zaanse bedrijf ketels te leveren die reeds hun ondeugdelijkheid hadden bewezen. Hij leverde de Zaanse papierfabrikanten een ondeugdelijke papiermachine en faalde ook als installateur.13
(Hoe de eerste poging om de Zaanse papierfabricage te mechaniseren in rook vervloog J.L. Meyer)

De wanprestatie van Roentgen heeft mogelijk bijgedragen aan de valse start van de verstoming in de Zaanstreek.

In zakelijk opzicht werd de ellende misschien nog vergroot door het feit dat de vergunning voor de fabriek bepaalde dat er met turf gestookt moest worden, omdat omliggende bedrijven, waaronder papiermolens, bang waren voor verontreiniging van hun producten door steenkoolrook!
In de Maandbode op het gebied der Christelijke beschaving staat een overzicht van de verbrandingswaarde van verschillende brandstoffen.14

" Om derhalve hetzelfde uitwerksel te verkrijgen zal men twee en een half maal zoveel turf moeten gebruiken als zuivere coaks, hetwelk echter vergoed zoude kunnen worden door den goedkoopen prijs der turf. Maar ofschoon bij ons turf goedkoper is, dan steenkoolen, en daarenboven het uitbranden van deze kosten en verlies geeft, zoo is deze verhouding niet in staat, die van de hoeveelheden warmte te overtreffen"

In 1840 door van Gelder Schoute & Comp. werd bij de Firma Verloop in Utrecht een nieuwe stoomketel besteld. Het tij bleek echter niet meer te keren. In 1844 besloot men om de stoommachine die de stofbakken in beweging bracht, stop te zetten en over te gaan op windkracht. Alleen de papiermachine zelf werd vanaf dat moment nog door een stoommachine aangedreven. Vervolgens leidde de firma een kwijnend bestaan tot 1855.

Men had echter wel geleerd van de fouten, want in 1845 richtten drie neven, alle genaamd Pieter Smidt van Gelder, een nieuwe firma op: "Van Gelder Zonen". Zij hadden van het begin af aan de machinale papierbereiding op het oog. Van de oude firma Van Gelder Schouten & Comp. nam men de molen "De Eendracht" over.15

Het onderzoek dat het gemeentebestuur van Wormer instelde, alvorens de aanvraag voor een vergunning naar de gouverneur van de koning te sturen, leverde twee verklaringen van aangrenzende fabrikanten op. De eigenaar van verfmolen "De Rob" ziet geen strijdigheid met zijn eigen belangen: "daarenboven vermenen wij de vestiging van bedoelde inrichting ten faveure Uwer gemeente ten sterkste te moeten aanbevelen".

De andere fabrikant was Klaas Honig die namens de erven Claas Honig firmant was van oliemolen "De Wandelaar". Hij had bezwaren. Hij zag in de stoommachine brandgevaar voor de papierfabriek en voor zijn oliemolen. Hij dacht dat het verhoogde brandgevaar niet zou worden gedekt door de onderlinge brandwaarborg "Het Olieslagerscontrakt". De vergunning werd op 25 september 1845 toch verleend door Gedeputeerde Staten.16

In Apeldoorn kocht men een tweedehands papiermachine en Atlas Dixon en Co te Amsterdam leverde stoommachines van 5 pk en 10 pk. De fabriek werd een succes en daarna vonden voortdurend vernieuwingen en uitbreidingen plaats.17
Des te opvallender is het dat tot 1890 de stofbakken nog door windkracht werden aangedreven.18

In heel Nederland waren in 1847 in fabrieken 249 stoomketels in gebruik; drie daarvan stonden in de Zaanstreek.19

De verstoming van de olie industrie

De verstoming van de olie industrie verliep veel beter. Na de oprichting van de stoomrijstpellerij "De Koningin der Nederlanden" door D. van Voorst in 1847 in Zaandam werd de volgende Zaanse stoommachine eveneens in Wormer geplaatst.20

  Stoomrijstpellerij  
  Links op de foto de voormalige stoomrijstpellerij "De Koningin der Nederlanden" van D. van Voorst en Zoon te Zaandam uit 1847. Dit was een van de oudste Zaanse stoomfabrieken die later meelfabriek, stijfselfabriek, olieslagerij en grutterij zou worden. Rechts de nieuwe tijd: de fabriek van Albert Heyn die geheel elektrisch aangedreven werd.
Foto verzameling Jur Kingma
 

Op 5 februari 1852 vroeg Adriaan Prins te Wormerveer namens Gebr. Prins aan de commissaris van de koning te Noord-Holland, concessie te verlenen om in de wind-oliemolen "De Liefde" in de gemeente Wormer een stoomoliemolen te mogen inrichten. In een brief van 10 februari 1852 gaf hij aan de burgemeester van Wormer nadere uitleg: de windoliemolen zou worden afgebroken, maar de schuren zouden blijven staan. Er zou een stenen gebouw worden neergezet voor de stoommachine en de oliefabriek.
De burgemeester vroeg vervolgens advies aan belanghebbenden, onder andere aan het polderbestuur van de Banne Wormer. Dit bestuur antwoordde uitvoerig op 23 februari. De poldermeester begreep, dat in het verleden molens op de dijk werden geplaatst om de windvang te vergroten. Dit argument ging echter niet op voor stoomfabrieken. Molens en molenschuren stonden op pilaren, zodat de dijk onder de molens gerepareerd kon worden. Men had echter slechte ervaringen met particulieren die voor een dijkdeel onderhoudsplichtig waren. Omdat het in dit geval slechts een gedeeltelijke nieuwbouw betrof, maakte men geen bezwaar, als de glooiing van de dijk maar onaangetast zou blijven en als de stoommachine maar zo ver mogelijk van de dijk zou worden geplaatst. Andere belanghebbenden maakten eveneens geen bezwaar.

Op 27 februari werd dan ook door de burgemeester van Wormer een proces verbaal de 'commodo et incommodo' opgemaakt. Op grond van ingewonnen inlichtingen adviseerden burgemeester en wethouders, de gevraagde vergunning te verlenen.21
De stoomolieslagerij kende daarna jarenlang een bloeiend bestaan.

  Stoomolieslagerij De Liefde  
  De eerste Zaanse stoomolieslagerij "De Liefde" van Jan Prins aan de Veerdijk in Wormer. De fabriek staat tussen twee molenschuren resp. houten pakhuizen.
Foto Ver. de Zaansche Molen
 

Uit een beschrijving van de economische structuur van Nederland in 1858 komt onder andere het volgende beeld van de Zaanstreek naar voren:

  Grafiek  
  Deze grafiek geeft een goed inzicht in de verdeling naar het aantal molens in de diverse bedrijfstakken en het aantal arbeiders dat in deze bedrijfstakken werkzaam was.  

Behalve de stoom-oliefabriek en de stoompapierfabriek te Wormer, was er alleen in Zaandam de stoom-rijstpelmolen.22

Ook in het derde kwart van de negentiende eeuw werd de windkracht in de Zaanstreek nog maar mondjesmaat vervangen door stoomkracht. De toepassing van stoomaandrijving betekende niet, dat de technologie van de arbeidsmachines zich tegelijkertijd wijzigde. Een stoomfabriek uit die tijd was vaak niet veel meer dan een molen zonder wieken met een machinehuis er naast.

Ter illustratie volgt hier de gang van zaken bij de firma Wessanen en Laan te Wormerveer:23

Deze firma deed vanaf 1765 in kanariezaad, mosterdzaad, hennepzaad en maanzaad. Later breidde men de zaken uit met handel in gerst, cichorij, mierikswortel, kaas en Java-rijst. In 1830 begon de industriële activiteit met de aankoop van oliemolen "Het Fortuin". Later begaf men zich ook in de gort- en rijstpellerij. In 1857 werd oliemolen "De Witte Bijl" afgebroken en op die plaats werd de stoom-oliefabriek "De Tijd" gebouwd, die in december van dat jaar in productie kwam. In het eerste jaar vergde de stoommachine veel reparaties en het steenkoolverbruik was enorm. Ook in het tweede jaar was er nog een nadelig saldo van zesduizendgulden.
In 1860 bedroegen de productiekosten voor een last zaad bij stoomfabriek "De Tijd" fl. 29,50 en bij een windoliemolen fl. 26,70. Ondanks het feit dat het arbeidsloon per gemalen last bij de stoomfabriek fl. 2,- minder was dan bij de windmolen, duurde het geruime tijd vóór de stoomfabriek rendabel werd. Eerst nadat er omstreeks 1880 hydraulische persen ter beschikking kwamen voor de stoom-oliefabrieken, ontstond er een technologie die duidelijk afweek van de toen bijna driehonderd jaaroude technologie van de windmolen.

Gegevens uit de stoomregisters

Aan de hand van de registers van de hoofdingenieur van het Stoomwezen, is het verdere verloop van de introductie van de stoommachine in de Zaanstreek te volgen. Zo bleken er twee pieken in het afgeven van stoomvergunningen: het tijdvak 1871-1880 en later 1896-1900. De meeste stoomrijstpellerijen waren al vóór 1880 in bedrijf en de piek in de "verstoming" van de houtzagerijen lag tussen 1871 en 1880.

Het ontstaan van stoom-oliefabrieken daarentegen voltrok zich gedurende een lange periode in een gelijkmatig tempo. In de latere jaren trad een steeds grotere diversificatie op in de bedrijven die overgingen op stoomaandrijving.24

Stoomkracht en windkracht bleven langdurig naast elkaar bestaan.

  Grafiek  
  Uit bovenstaande grafiek blijkt een duidelijke afname van het aantal windhoutzaagmolens (van 69 in 1880 naar 25 in 1900) en een geringe stijging van het aantal stoomhoutzaagmolens (van 17 in 1880 naar 20 in 1900) in de periode 1880 tot 1900.25  

Ook in andere sectoren kon de windmolen zich lang handhaven: in 1910 waren er in de Zaanstreek naast 13 stoomoliemolens nog 17 windoliemolens in bedrijf.26

Geleidelijk trad bij de stoomolieslagerijen en houtzagerijen een schaalvergroting op. Uit de jaarverslagen van de gemeente Zaandam blijkt, dat er in 1885 op 65 houtzaagmolens 216 mannen en 69 jongens werkten: dat is gemiddeld per molen drie man en een jongen. De stoomzagerijen hadden echter 154 mannen en 20 jongens in dienst: dat is zo'n acht man en één jongen per zagerij.27

Diezelfde jaarverslagen leverden ook de volgende gegevens op: op 31 december 1895 werkten er op 19 stoomhoutzagerijen 235 mannen en 33 jongens: dus zo'n 12 mannen en 2 jongens per zagerij. Bij de 33 houtzaagmolens werkten toen 89 mannen en 15 jongens. Dat is drie man per windmolens.28

Iets dergelijks geeft ook de olieslagerij te zien. Op 31 december 1888 telde de gemeente Zaandam 45 oliemolens, waar 176 mannen en 52 jongens werkten. Er was één stoomolieslagerij in bedrijf waar 23 mannen en 1 jongen werkten.29
Bij de 23 oliemolens werkten in 1895 204 mannen en 18 jongens. In dat zelfde jaar waren er twee stoomolieslagerijen waar samen 57 mannen werkten.30

Ook in andere bedrijven trad een schaalvergroting op. Vele jaren was Van Gelder Zonen de grootste werkgever in de Zaanstreek: in 1869 had men reeds 222 mannen en vrouwen in dienst.31

In 1894 was de grootste werkgever in Zaandam de brood- en beschuitbakkerij "De Ruyter" van de firma Verkade, die 70 man in dienst had, van wie 30 jongens beneden de zestien jaar.32

In de eerste helft van de negentiende eeuw zijn er in de Zaanstreek geen andere soorten bedrijven bij gekomen dan er reeds meer als een eeuw waren. De bestaande industrie, die gebaseerd was op windkracht, handhaafde zich in de meeste gevallen. Alleen de papierindustrie dreigde ten onder te gaan.

De Zaanse papierindustrie ondervond sterke concurrentie van stoompapierfabrieken elders. De houtzaagmolens, pelmolens en oliemolens moesten concurreren met watermolens. Maar zij bleven hun eeuwenoude voordelen behouden van een korte afstand tot de zeehaven Amsterdam, waar grondstoffen werden aangevoerd en eindproducten werden verscheept en de nabijheid tot hun markt in de Hollandse steden.

Een ondernemer kon soms uit verschillende manieren van produceren kiezen. Tussen oude en nieuwe productiewijze was aanvankelijk vaak geen kostprijsverschil. Veel ondernemersbeslissingen waren gebaseerd op giswerk. Zelfs na de Eerste Wereldoorlog begon het directie journaal van Gebrs. Laan in Wormer met de opmerking dat, als anderen geld met rijst pellen konden verdienen, zij dat ook moesten kunnen. En vervolgens kochten zij wat machines van de geliquideerde pellerij van Blans en begonnen als rijstpeller.

Schaalvergroting door stoomkracht in beeld gebracht.
  Stoomverfhoutfabriek De Vooruitgang  
  Links de stoomverfhoutfabriek 'De Vooruitgang' van Heyme Vis en rechts de alsmaar groter wordende stoomrijstpellerij 'De Phenix' van C. Kamphuys.
Foto Gemeente Archief Zaanstad
 

Stoom alleen was niet voldoende

Dat de toepassing van stoom alleen de Zaanse fabrikanten niet konden redden, blijkt uit voorbeelden van Avis die in 1855 zijn stoommachine weer verruilde voor een windmolen en van Gelder Schoute & Comp. die ook na een aantal jaren hun stoompapiermolen 'Het Fortuyn' weer als windmolen in bedrijf moesten brengen.

Ook uit het buitenland zijn gevallen bekend waar de toepassing van stoom bij grootschalige projecten weer door traditionele technieken moest worden vervangen.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was armoede de oorzaak van een krimpende binnenlandse markt en protectionistische maatregelen leidden tot exportproblemen. Alleen door beschermende maatregelen van de eigen overheid lukte het in de machine- en textielnijverheid om tot industriële vernieuwing te komen.

In de tweede helft van de negentiende eeuw sloeg de conjunctuur om en de Zaanse industrie heeft daar ruimschoots van kunnen profiteren. Prof. Van Th. Van Tijn noemde dit de rol van de vraagfactoren. In de jaren '50 en '60 van de negentiende eeuw ontstond er toegenomen koopkracht op het platteland wegens voorspoed in de landbouw. Na internationale landbouwcrisis van de jaren '70 daalde de koopkracht op het platteland, maar door de goedkope landbouwproducten werd het leven in de steden goedkoper. De steden begonnen toen snel te groeien door toename van handel, transport en industrie.
Er ontstond dus een veel grotere binnenlandse vraag. De door spoorweg- en kanaalaanleg verbeterde transportsituatie maakte het transport ook goedkoper. De Zaanse industrie heeft geprofiteerd van deze toegenomen binnenlandse vraag.33

De stoommachine speelde daarbij een veel grotere rol. De machine was sterker geworden en betrouwbaarder. De steenkool was goedkoper door verbeterd transport, de stoommachine werd goedkoper in aanschaf. Er kwamen meer leveranciers van stoommachines en ketels. Ondernemers kregen een grotere keus om te bepalen welke krachtbron hun werktuigen zou moeten aandrijven.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was het vermogen van een stoommachine` vaak maar weinig groter dan van een windmolen. In de tweede helft van die eeuw werd het stoomvermogen soms wel honderd maal groter als van een windmolen.

Stoomkracht maakte dat de productietijd langer werd; de productie werd daardoor ook groter. De ondernemer moest daar ook er een markt voor weten. De ondernemer hoefde echter weer veel minder op voorraad te produceren en werd daardoor flexibeler in zijn bedrijfsvoering. Bij stoomaandrijvingen waren de investeringen, de loonkosten, de reparatie kosten en de brandstofkosten veel hoger als bij een windmolen.

Tussen 1870 en 1880 kwam er in de Zaanstreek een groot aantal stoomhoutzagerijen en stoomrijstpellerijen bij. In de olieslagerij duurde de omschakeling op stoom langer; in 1900 waren er nog zeventien windoliemolens in bedrijf . Ron Couwenhoven beschreef elf windoliemolens die zijn verstoomd.34

In 1880 waren er naast 69 windzaagmolens 17 stoomzagerijen in bedrijf. In 1900 waren er twintig stoomzagerijen en nog 25 wind houtzaagmolens.

De ontwikkeling tot de Eerste Wereldoorlog ging snel. Uit de Wormer stoompapierfabriek 'De Eendracht' groeide het Van Gelder Zonen concern met verschillende vestigingen in Nederland. Wessanen & Laan had voor 1914 een grote stoommeelfabriek, een grote stoomolieslagerij en een grote stoomrijstpellerij. Bloemendaal & Laan had een grote stoomrijstpellerij en een olieslagerij. Er waren in Zaandam grote stoomrijstpellerijen van Blans en van Kamphuys. Verkade was voor de eeuwwisseling de grootste werkgever van Zaandam. Het complex van de olieslagerijen van Prins in Wormer kon ook tot de grootindustrie worden gerekend.

In die jaren voor de Eerste Wereldoorlog waren bijna alle grote Zaanse stoombedrijven voortzettingen van de bestaande eeuwenoude industrieën; alleen de rijstpellerij had de gortpellerij grotendeels verdrongen.

Nieuwkomers waren de gasfabrieken, een zoutziederij, de artillerie-inrichting, de scheepswerf 'Conrad', de blikfabrieken, en de waxinefabriek van Verkade. De linoleumfabriek kan gedeeltelijk worden beschouwd als een verlengstuk van de olieslagerij.

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1   Deel 3 Naar deel 3

Noten deel 2:

10 Lintsen, H.W. 'Is stoom het symbool van de Industriële revolutie?' in Met Stoom No. 2 (Koog aan de Zaan, 1989) 16-20
Lintsen, H.W. 'Stoom als symbool van de Industriële revolutie' in 'Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek', vijfde deel, (Utrecht, 1988)

11 Jantzen, H.F. 'Tweehonderdvijftig jaren blauwsel' (z.p. z.j. 1951) 46

12 Het volgende gedeelte is gebaseerd op het werk van Jane de Iongh, Van Gelder Zonen 1784-1934, (Haarlem 1934) 95-107

13 Meyer, J.L. 'Hoe de eerste poging om de Zaanse papierfabricage te mechaniseren in rook vervloog' in Met Stoom No. 11 (Zaandam, 1992) 36-45

14 "Het stoomtuig" 86

15 Ibidem 108-111

16 Inventaris gemeente Wormer, streekarchief Waterland, na 773, stukken betreffende het verzoek tot plaatsing van stoomwerktuigen in diverse fabrieken 1845-1857

17 Jane de Iongh 115-119

18 Ibidem 130

19 W.A.M. Piepers, Bijdrage tot de geschiedenis van het toezicht op het stoomwezen in Nederland, ('s-Gravenhage 1914)

20 Kingma, J. 'De Zaanse Rijstpellerij deel 6' in Met Stoom No. 4 (1990) 18-21

21 Inventaris gemeente Wormer, streekarchief Waterland, na 773, stukken betreffende het verzoek tot plaatsing van stoomwerktuigen in diverse fabrieken 1845-1857

22 Staat van de Nederlandsche volgens verslagen der gemeenten die aan het ministerie van Binnenlandse Zaken worden gezonden. (Haarlem 1859) 92-113 (niet nauwkeurig: olieslagerij De Tijd ontbreekt)

23 Raymond Laan, Wessanen's Koninklijke Fabrieken 1765-1940 (Wormerveer 1940) 74-79

24 Tabellen A, B, C, D als bijlage bij deel 3

25 Van dik hout zaagt men planken, catalogus tentoonstelling Molenmuseum Koog aan de Zaan 1981

26 De Zaansche Handel en Nijverheid (Haarlem 191 1)reprint 1983

27 Gemeentearchief Zaanstad, jaarverslag gemeente Zaandam 1885, 93

28 Ibidem 1895, 126

29 Ibidem 1888, 80

30 Ibidem 1895, 126

31 Jane de Iongh, 122

32 Gemeentearchief Zaanstad, jaarverslag gemeente Zaandam 1894, 127

33 Van Tijn Th. 'Achtergronden van het moderne industrialisatieproces in Nederland in de 19e eeuw' in Met Stoom No. 2 (Koog aan de Zaan, 1989) 6-15

34 Couwenhoven R. 'Stoomoliefabrieken in de Zaanstreek' in Met Stoom No. 39 (Zaandam, 2001) 11

Door: jur Kingma Valid HTML 4.01 Transitional