Oostzijderkerk  
 

Links naast de preekstoel in de zuidelijke wand van de Oostzijderkerk in Zaandam bevindt zich een raam met Scheepstimmerlieden dat wordt toegeschreven aan Catherina Oostfries. Het 17e eeuwse gebrandschilderde raam is geschonken door 13 houtkopers en scheepsbouwers.

 

Werven en scherven

Scheepswerven langs de Hogendijk in Zaandam

De Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), afdeling Zaanstreek, Waterland en Omstreken (e.o.) viert haar vijftigjarig jubileum met een tentoonstelling over de Zaanse scheepswerven. Het materiaal voor deze tentoonstelling werd o.a. verzameld tijdens het archeologisch onderzoek aan de Hogendijk in Zaandam in 1998/1999. Bij deze opgravingen werden de fundamenten van scheepswerven uit de zestiende en zeventiende eeuw blootgelegd. Doordat de houtzaagmolen aan de basis heeft gestaan van de stormachtige ontwikkelingen van de Zaanse scheepsbouw is er voor gekozen deze tentoonstelling in te richten in het Molenmuseum in Koog aan de Zaan.

Scheepswerf Hogendijk

Gezicht op een scheepswerf met op de werf een koopvaardijschip in aanbouw. Rechts gebouwen met Zaanse gevels. Hoogst waarschijnlijk de scheepwerf van Lijnst Rogge aan de Hoogedyk te zaandam. Het water op de voorgrond is de havenkom te zaandam (de huidige voorzaan)
Datering Voorstelling: Begin 18de eeuw
Auteursrecht: Gemeente Archief Zaanstad
Techniek: Gewassen pentekening

Kaart buitendijks gebied

Detail uit: Kaart van de afbeelding der zeedijken van Oost en Westzaandam met derzelver gaten en beschaadiging door den vloed op den 15 november 1775, alsmede het diepste van de Zaan met een ordinair getij. Alles in Rijnlandsche roeden opgetekend door Jacob Oostwoud.
Uit Hering Bespiegeling over Neerlands Watersnood tusschen 14 en 15 november 1775

Op de kaart is het buitendijks gebied aan de Hoogendyk aangegeven waarop een aantal scheepswerven waren gevestigd.

Scheepswerven op het platteland

In het boek ‘Zaankanters en het water’ beschrijft Cees Paul de geschiedenis van de scheepsbouw op het platteland. Daarbij concentreert hij zich in het bijzonder op de ontwikkelingen in Zaanstreek aan het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. In de jaren zeventig van de zestiende eeuw was de Zaanstreek oorlogsterrein waarbij de frontlinie dwars de Zaanstreek liep. Aan de west- en zuidzijde van deze frontlinie teisterde de muitzieke Spaanse en Italiaanse soldateska de boeren van het platteland. Aan de oostzijde werden de boeren geterroriseerd door de wrede Geuzen onder hun leider Sonoy.

Paul stelt o.a. het volgende: “Iets meer dan een halve eeuw later, zo rond 1650, was dit Zaanse frontgebied letterlijk uit zijn as herrezen en had het zich ontwikkeld tot een pre-industrieel nijverheidscentrum dat zijn weerga in Europa niet kende. Op die halve eeuw was ook voor de Zaanstreek de karakteristieke ‘Gouden Eeuw’ van toepassing, waarmee de ontwikkelingen van onze Republiek in die tijd wordt gekenschetst. Scheepsbouw was voor de Zaanstreek toen één van de peilers, zo niet de belangrijkste, die dit begrip ‘Gouden Eeuw’ inhoud gaf. Deze nijverheid, steunend op zijn vele toeleveringsbedrijven zoals de zeilweverijen, de touwslagerijen, de ankersmederijen en een groot aantal andere, verschafte aan vele in deze streek gedurende meer dan anderhalve eeuw werk en inkomen.”

Het jaar 1650 was door Paul niet geheel willekeurig gekozen. Het was een onrustige tijd met dreigende oorlogen en binnenlandse onrust. Na de 'Vrede van Munster', die in 1648 een einde maakte aan tachtig jaar oorlogsvoeren met de Spanjaarden, wenste de Staten vrede en een ongestoorde handel. De Staten besloten de troepen af te danken. Stadhouder Willem II was echter furieus en besloot tot een staatsgreep. Eind 1650 liet hij zes Statenleden van Holland gevangen zetten op het slot Loevenstein. De vroege dood van de nog jonge Willem II, hij werd slechts 24 jaar oud, zorgde ervoor dat de spanning tussen de Oranjes en de Staten snel verminderde. De Hollandse regenten verhinderde dat de zoon van Willem II het stadhouderlijke ambt als erfdeel werd aangeboden. Het ‘Eerste stadhouderloze tijdperk’ (1650-1672) was begonnen.

Engelse Oorlogen

De tegenstrijdige handelsbelangen van Engeland en de Republiek zorgde echter al spoedig voor onrust. In 1651 had Cromwell de ‘Act of Navigation’ afgekondigd. Hierin werd o.a. bepaald dat alle goederen die bestemd waren voor Engeland of zijn koloniën, door schepen van het land van produktie of door Engelse schepen moesten worden vervoerd. Deze daad van protectionisme zou rampzalig worden voor de handelsvloot van de Republiek. Ze leverde drie zeeoorlogen met Engeland op met als droevig resultaat duizenden doden, kaping van honderden handelsschepen en vernietiging van kapitaal. De ‘Eerste Oorlog’ (1652 – 1654) brak uit na een onbelangrijk vlagincident tussen admiraal Blake en Maerten Harpetsz. Tromp. Michiel Adriaensz. de Ruyter debuteerde verdienstelijk in deze oorlog door een eskader Engelsen bij Plymouth te verslaan. Maarten Tromp verloor de slagen bij Portland en Ter Heyde waar hij in 1653 sneuvelde.

In die onrustige en bedreigende omstandigheden werd er koortsachtig gezocht naar middelen om de gevolgen van de demilitarisering teniet te doen. De Admiraliteitswerven waren niet uitgerust om in zo'n korte tijd een oplossing te bieden. Admiraal Witte de With kreeg in 1653 opdracht om, met nog enige vertegenwoordigers van de Staten-Generaal, te onderzoeken of de grootscheeps–bouwmeesters in de Zaanstreek uitkomst konden bieden. Ze bezochten diverse scheepswerven in de Zaanstreek. Admiraal de With rapporteerde zijn lastgevers dat de Admiraliteitswerf van Amsterdam in staat was één geschikt oorlogsschip te leveren, maar dat aan de Zaanse werven scheepsrompen beschikbaar waren, die binnen een paar weken gereed konden zijn om als oorlogsschip te dienen, tegen een prijs waarvoor geen Admiraliteitswerf of enige andere werf in Holland of Zeeland ze kon leveren. Cees Paul weet te melden dat de Admiraliteit van Zeeland er twee kocht: de Zierikzee en de Utrecht.

Op het gebied van het bouwen van schepen was er in de Zaanstreek in de eerste helft van de zeventiende eeuw, volgens onderzoeker Paul, blijkbaar zeer veel gebeurd. Naast een scheepsbouw-nijverheid die voor eigen regionale behoeften allerlei typen produceerde, was er in die halve eeuw vrijwel uit het niets ook een scheepsbouw-nijverheid gegroeid die op grote schaal alle gangbare typen zeegaande schepen bouwde, zowel voor de kust- als de grote vaart.

De in Assendelft geboren Cees Paul studeerde cum laude af in de Nieuwe geschiedenis en de Zeegeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij spreekt dus uit ervaring als hij stelt dat door het ontbreken van voldoende schriftelijke bronnen het niet goed mogelijk is die spectaculaire ontwikkelingen goed te schetsen. Belangrijke archieven zijn verloren gegaan. Maar waar de schriftelijke bronnen ons in de steek laten, zou archeologisch onderzoek nieuw licht kunnen werpen op de ontwikkeling van het bouwen van schepen in de Zaanstreek. De scheepsbouw die eens voor de streek van immens belang was en haar beroemd maken. De profetische woorden van Cees Paul zijn inmiddels bewaarheid. Eind vorige eeuw deed een team archeologen, in opdracht van de gemeente Zaandam, een eerste aanzet tot deze vorm van geschiedschrijving. Aan de Hogendijk (Hoogendyk) werden een aantal scheepshellingen die dateren uit het einde van de zestiende en uit de zeventiende eeuw opgegraven en onderzocht. Van hun resultaten deden ze verslag door de publicatie van 'Zaanse Scheepsbouw, opgravingen aan de Hogendijk' en in 2010 door de expositie in het Molenmuseum.

De opgravingen aan de Hogendijk

Net zo snel als de scheepswerven in de Zaanstreek uitgroeide tot een belangrijke nijverheid verween de scheepsbouw ook weer uit de streek. Aan het einde van achttiende eeuw was de scheepsbouw bijna geheel verdwenen uit de Zaanstreek. Aan de Hogendijk bleef, tussen de woonhuizen, kleinschalige industrie en handel aanwezig. Er lagen wat kleinere werfjes, er woonden ambachtslieden en uiteindelijk verrees er een groot pakhuis voor koloniale waren.
Eind twintigste eeuw zou het beeld van de Hogendijk echter drastisch veranderen. Het pakhuis van Keg werd afgebroken en de scheepswerf van Brouwer verhuisde naar de Achtersluispolder. Op de vrijgekomen grond zou, op de hoek van de Dam en de Hogendijk, het Zaantheater verrijzen.

In 1996 zochten amateurarcheologen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), Afdeling Zaanstreek, Waterland en Omstreken in de bouwput van het Zaantheater, naar de overblijfselen van het oude Zaandam. Naast scherven uit de dertiende en veertiende eeuw ontdekten zij een plankier, een soort dek gemaakt van zware houten balken en planken uit de zestiende of zeventiende eeuw. Het liep af naar de Zaan. Eromheen lagen houtsnippers. Voor de amateurarcheologen was het meteen duidelijk: dit was een scheepshelling, in feite een houten werkvloer waarop schepen werden gebouwd, het hart van een scheepswerf. In ‘Werven en scherven’ weet men het zeker: Zelfs na vierhonderd jaar was de teerlucht nog goed te ruiken.

  Opgravingen aan de Hogendijk  
  Een archeologische 'vlaktekening' van een der hellingen gemaakt in het veld tijdens de opgraving. Tekenaar(s) is Floore en/of Gawronski van de Universiteit van Amsterdam.
Opmerking: Op de kaart is een bijna complete helling te zien.
 

Gemeentelijk archeologisch beleid “De opgraving aan de Hogendijk was een belangrijke stimulans voor de archeologie in Zaanstad. Samen met de invoering van 'Het Verdrag van Malta' was dit aanleiding om vanaf 1 april 2000 een gemeentelijk archeoloog aan te stellen. Eén van zijn belangrijkste taken was het opzetten van een gemeentelijk beleid.”
Bron: Website gemeente Zaanstad

Voor de opgravingen aan de Hogendijk zelf kwam dit beleid veel te laat. De bouw van het Zaantheater had al veel te veel vertraging opgelopen. Het prestigieuze project van de gemeente werd ook nog eens geplaagd door budget problemen en verschil van mening over de architecten keuze. De bouw moest voort, er was geen gelegenheid om de scheepswerf op te graven.

Opgravingen Hogendijk

Toen een paar maanden later echter duidelijk werd dat meer naar het zuiden, op de plaats van de voormalige scheepswerf Brouwer, ook gebouwd zou worden, trokken de amateurarcheologen bij de gemeente Zaanstad aan de bel. Daar zouden ook wel eens scheepshellingen kunnen liggen. In twee fasen konden in opdracht van de gemeente Zaanstad en de provincie Noord-Holland op het bouwterrein enkele hellingen worden opgegraven.

Nadat drie vervallen, achttiende eeuwse houten woonhuizen waren gedemonteerd en afgevoerd naar de werkplaats van restauratiebedrijf Somass, kon men met de opgravingen beginnen. Onder de fundering van de woningen bleken drie oudere gebouwen te liggen. Eén uit de late zestiende eeuw en twee uit het midden van de zeventiende eeuw. Achter één van die huizen lag het begin van een houten plankier. Het leek erg veel op het plankier dat eerder was gevonden in de bouwput van het Zaantheater en waarvan de archeologen vermoedden dat het een scheepshelling was. Uit de opgegraven voorwerpen rondom het plankier, zoals bijlen, dissels, spijkers en houten pennen maakten de onderzoekers op dat ook dit plankier een scheepshelling geweest moest zijn.

Samen met de helling in de bouwput van het Zaantheater werden er in totaal vijf scheepshellingen gevonden. De meest gave helling (aangegeven op de tekening hierboven) bleek ongeveer 30 meter lang en 8 meter breed te zijn geweest. Op deze helling konden zeeschepen van 35 bij 6 meter worden gebouwd. De helling was gelegd op een fundering van zware balken, afkomstig van gesloopte schepen, zoals dekbalken, spanten, roeren, zwaarden, kielstukken en dergelijke. Hierop waren planken gespijkerd, die deels ook afkomstig waren van gesloopte schepen, zoals dekplanken en huidgangen. Door het gewicht van de schepen verzakte de helling na verloop van tijd in de slappe bodem. De scheepsbouwer liet dan een lading zand of grond storten over de verzakte helling en bouwde op dit opgehoogde terrein weer een nieuwe helling, ook weer van afvalhout. Van veel van de gevonden houten scheepsonderdelen zijn, door de archeologen, gedetailleerde tekeningen gemaakt.

In het 'gemeentelijk archeologisch beleid' wordt tegenwoordig vermeld: “Het doel van het gemeentelijk beleid is de archeologische vindplaatsen in de bodem te bewaren. Is dit niet mogelijk dan zullen de vindplaatsen moeten worden opgegraven. In plannen waar de gemeente bij betrokken is wordt er naar gestreefd om aan dit principe te voldoen. Particulieren worden door de gemeente gewezen op hun verantwoording voor het bodemarchief. In een vroegtijdig stadium wordt archeologie betrokken bij het opstellen van bestemmingsplannen, bouwplannen en andere ontwikkelingsplannen waardoor bescherming of opgraven van archeologische vindplaatsen al bij de planvorming ter sprake komt.”
Het archeologisch onderzoek aan de Hogendijk heeft veel nieuwe informatie opgeleverd over de Zaanse scheepsbouw. Maar hoe zagen de scheepswerven langs de zaan er uit? Er wordt nog volop gesloopt en gebouwd langs de Zaan. Hopelijk zal het nieuwe gemeentelijk archeologisch beleid helpen bij het veiligstellen van de bodemschatten en zullen onderzoekers ruimschoots de tijd krijgen hun belangrijke werk uit te voeren. De opgraving aan de Hogendijk heeft bewezen dat dit zeker de moeite waard is.

Maquette van de opgraving aan de hogendijk

Op basis van z'n eigen ervaringen als amateurarcheoloog en documentatie m.b.t. de opgravingen heeft Jelus Matser een maquette gebouwd van de scheepswerven aan de Hogendijk. De De maquette toont o.a. de constructie van de hellingen en de bebouwing op en rondom de scheepswerf. Op één van de hellingen ligt een schip in vergevorderde staat van afbouw, bijna klaar om te water te worden gelaten. Ook ligt er schip bij de werf met brandschade, waarschijnlijk klaar om gesloopt te worden.
Matser is o.a. voorzitter van de AWN afd. Zaanstreek.

  Maquette opgravingen  

Jelus Matser geeft de volgende toelichting op zijn maquette:

Maquette opgraving Hogendijk
  1. De Hogendijk. Dit is de situatie omstreeks 1610 en de plaats waar in 1998 - '99 de opgravingen plaats vonden. Er stonden nog weinig huizen en enige boerderijen. De daken waren nog gedekt met riet. Later werd dit verboden wegens brandgevaar. Dan wordt het leidekking of dakpannen.
  2. Pad naar het binnendijkse land; nu de Lage Horn.
  3. De hellingen. De ligging van de hellingen is gelijk aan de situatie binnen het opgravingsvlak. De oudste (helling) datering is ca. 1580; op de maquette de meest linkse helling.
  4. Houten 'scheepsbouwloods'. Hiervan zijn de funderingen op deze plaats teruggevonden. De afmetingen van het grondvlak zijn gelijk aan die van de Waakzaamheid in Koog a.d. Zaan en van dezelfde datering. Vermoedelijk waren deze gebouwen van gelijke vorm en constructie.
  5. Schip in het eerste stadium van aanbouw. De kielbalk is gelegd, de stevens opgericht. Men is begonnen met eerst het 'vlak' te construeren. Dat is de bodem van het schip. Voorlopig worden de vlakplanken bij elkaar gehouden door opgespijkerde klampen. Deze worden steeds verder vervangen door de definitieve spantdelen; de 'leggers, buikstukken en zitters'. Daarna worden de spanten naar boven verder verlengd door 'oplangers' waarover de scheepshuid met 'huidgangen' wordt gevormd.
  6. Schip op de helling in een vergevorderd stadium van de bouw; kort voor de tewaterlating. Zodra het schip onder de waterlijn gereed was en dus kon drijven, werd het tewater gelaten om zo snel mogelijk de helling weer vrij te hebben voor de volgende opdracht. Het schip wordt aan de kade verder afgebouwd.
  7. Een verzakte helling wordt opgehoogd en een nieuwe hellingvloer over de oude gelegd. Tijdens de opgraving bleken soms wel drie hellingen op elkaar te liggen. Als een helling verzakte (buitendijks, slappe klei - veenbodem) stortte men zand op het hellingvlak, egaliseerde dit en legde hierop als fundering zeer zware sloopscheepsdelen. Spanten, roeren, stevens enz. Daaroverheen werd weer een strakke werkvloer gespijkerd van oude dek - huidplanken.
  8. Een afgedankt, deels verbrand sloopschip waar grote delen van worden hergebruikt om de verzakte helling opnieuw te leggen.
  9. Brandschraag. Een staand ijzeren raamwerk waarover de huidplanken worden gebogen. D.m.v. een stro - en houtvuur wordt de plank zo verhit dat die in de gewenste vorm kan worden gebogen en gewrongen. Tegen het verbranden wordt ter plaatse van het vuur het hout voortdurend natgehouden.
  10. Pekoven. Een speciaal daarvoor gemetseld bakstenen gebouwtje waarin een grote pot met pek (teer) boven een vuur hing en zo werd verhit om te kunnen uitgieten. B.v. om huid - en dekplanknaden te dichten. Van deze oven is de fundering ook opgegraven op deze plaats. Een vergelijkbare pekoven staat op de Zaanse Schans bij het schuitenwerfje annex kuiperij.
  11. Hijsbok. Dergelijke houten hijskranen kwamen tot in de 20e eeuw voor op de meeste scheepswerven.
  12. Zaagbok en schraag. Deze werden overal gebruikt in alle soorten en maten.

Matser heeft deze maquette speciaal voor de tentoonstelling in het Molenmuseum gebouwd. Het is te hopen dat er een goede bestemming voor dit prachtige kunstwerk wordt gevonden als straks de tentoonstelling weer wordt afgebroken. Het moet een plek zijn die toegankelijk is voor het publiek en waar er voldoende mogelijkheden zijn om de maquette goed tot zijn recht te laten komen door bijvoorbeeld een aanvullende expositie over het belang van de Zaanse scheepsbouw in de zestiende en zeventiende eeuw.

Werven en scherven

N.a.v. de tentoonstelling in het Molenmuseum is er, onder redactie van de stadsarcheoloog Piet Kleij en Victor Enthoven een brochure uitgegeven waarin, in het kort de geschiedenis van de Zaanse scheepsbouw wordt toegelicht. Bovendien staat er in het fraai vormgegeven boekwerkje een beschrijving van het archeologisch onderzoek aan de Hogendijk.
De tentoonstelling 'Werven en scherven' in het molenmuseum loopt tot en met 31 oktober 2010.

Door: Cees Kingma - Oktober 2010

Beeldmateriaal:

  • Jelus Matser
  • Gemeente Archief Zaanstad
  • Archief Cees Kingma

Bronnen:

  • Werven en scherven – De scheepswerven langs de Hogendijk in Zaandam door Piet Kleij en Victor Enthoven – Catalogus bij de tentoonstelling in het Molenmuseum
  • Zaankanters en het water – De mensen, de schepen en het landschap. Uitgegeven door Stichting Uitgeverij Noord-Holland. ISBN 978–90–78381–16–7
  • Onze vaderlandse geschiedenis – Uitgegeven in 1987 door Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden