Door A. Kooiker
Met het definitief sluiten van de poorten van SIGMA COATINGS dit jaar verliest de Zaanstreek opnieuw een belangrijke vertegenwoordiger van één der typisch locale industrieën, in dit geval de verfbereiding.
Voor de Zaankanters zal ongetwijfeld de naam PIETER SCHOEN & ZOON meer aanspreken, want onder die naam floreerde bijna 250 jaar lang een bloeiende en één der grootste Nederlandse verfindustrieën. Pas in 1972 ontstaat uit een fusie van Pieter Schoen (sinds 1969 overgenomen door de Belgische oliereus PETROFINA) met eveneens tot dit olieconcern behorende INTERNATIONAL COATINGS MATERIALS (eerdere fusie van VETTEWINKEL, Amsterdam en VAROSSIEAU, Alphen a/d Rijn) de huidige coatings gigant SIGMA COATINGS B.V., een volle dochter van Petrofina. SIGMA COATINGS is in feite dus een jong bedrijf, maar in deze onderneming zijn kennis en ervaring samengevoegd van vele generaties verfmakers.
Pieter Schoen, de oudste van de drie, begon in 1722 met het malen van pigmenten in de molen 'DE GEKROONDE SCHOEN' te Westzaan, waarvoor een windbrief door de Staten van Holland en West-Friesland werd uitgereikt. Feitelijk is een windbrief een vergunning tot het bouwen van een molen, waarin tevens de rechten en verplichtingen van de stichter zijn omschreven. Hierin was de waarborg opgenomen dat op korte afstand van zijn bedrijf geen andere windmolens gebouwd mochten worden. De firma Pieter Schoen & Zoon was één van die bedrijven die in het begin van de 18e eeuw aardpigmenten commercieel begonnen te exploiteren. Pieter Schoen verhandelde droge verfstoffen die zij uit alle delen van de wereld importeerde. De verfkoper, in die tijd sprak men niet van verffabrikant, maalde de producten tot gebruiksklare pigmenten. O.a. verfhout, krijt, pijpaarde, geeloker, marmer, curcuma, houtskoolpoeder, blauwsteen, waarmee de schilders zelf hun verf bereidden.
Het is een opvallend, typisch bij het verfvak behorende ontwikkeling dat het gereedmaken van verf zeer lang in handen bleef van de schilders, de verfmolens leverden uitsluitend de kleurstoffen. Tot in het laatst van de 19e eeuw bleven de schilders in de stille wintermaanden zelf hun verven maken volgens geheime recepten die van vader op zoon gingen. Tot de vaste componenten behoorden pigmenten, lijnolie en terpentijn. De wrijfsteen was een onmisbaar attribuut in iedere schilderswerkplaats, later gevolgd door de potmolen.
Al in de 17e en 18e eeuw worden als verfkopers en eigenaars van verfmolens namen genoemd die ook in latere eeuwen een bekende klank hadden als Van Bentem, Schoen, Heijme Vis en Jacob Vis. Vernissen werden oorspronkelijk ook door schilders zelf gestookt door in turfvuur harsen en copallen te smelten. Branden in schilderswerkplaatsen waren in die dagen zeker geen uitzondering.
Omstreeks 1850 kwam in dit laatste een kentering toen een groepje schilders zich gezamenlijk ging toeleggen op het stoken van vernis; Jacob Vis is hiervan een bekend voorbeeld. Toen aan het begin van deze eeuw ook de maalmethoden door het gebruik van walsen en kogelmolens aanzienlijk efficiënter werden lieten de meeste schilders, door gebrek aan voldoende technische kennis van nieuwe grondstoffen en de hoge investering van kostbare apparatuur, de verfmakerij meer en meer aan de fabrikanten over. Sindsdien hebben nieuwe technische vindingen (kunstharsen, chemisch bereide pigmenten) tot een aanzienlijke verruiming van het toepassingsgebied van verven geleid. Denk eens aan auto’s, stalen meubelen, koelkasten, tankschepen, olie- en gasleidingen; zonder te voldoen aan de speciale eisen en de snelle droging die aan de daarvoor bestemde coatings worden gesteld zou massaproductie niet denkbaar zijn.
De tweede wereldoorlog was door schaarste aan grondstoffen en later gebrek aan elektriciteit een moeilijke periode voor de ruim 400 Nederlandse verffabrikanten waarvan in de Zaanstreek de bekendste waren: AVIS, OOSTERVELD & ROMEYN, PEEREBOOM, EVERT KONING, SABEL, PIETER SCHOEN, STORM VAN BENTEM & KLUYVER, HEYME VIS, JAN VISSER, JACOB VIS.
Na de zestiger jaren verdwenen de meeste van deze Zaanse verfindustrieën door overnames, liquidatie of overplaatsing. Slechts EVERT KONING bleef als zelfstandige Zaanse verfproducent van deze groep over, terwijl OOSTERVELD & ROMEYN zich geheel op de fabricage van drukinkt hebben toegelegd.
Reeds werd in dit artikel 1722 als oprichtingsjaar van de firma genoemd toen Jan Pietersz. Schoen in de molen ‘DE GEKROONDE SCHOEN’ aardpigmenten begon te malen. Deze situatie heeft tot 1888 geduurd. Na de brand van de molens ‘De Gekroonde Schoen’ en de in 1791 gekochte verfmolen ‘De Admiraal’ werd besloten deze niet meer te herbouwen. Op 19 februari 1888 verscheen er een advertentie in ‘De Zaanlander’ waarin houtkopers werden opgeroepen mee te dingen naar de leverantie van een partij houtwaren voor het bouwen van een pakhuis van de heer S. Schoen Pzn. Het nieuwe pakhuis werd gebouwd aan de Zaan achter het woonhuis van Simon Schoen, beter bekend als ‘de Villa’. Deze heeft later ook nog als kantoor dienst gedaan. Het pakhuis kreeg de naam ‘de Lelie’, genoemd naar de vrouw van de jongste firmant, Pieter Schoen Szn. De naam ‘Lelie’ heeft in de verdere geschiedenis van Pieter Schoen grote betekenis gekregen als merknaam ‘LILY-BRAND’ voor verschillende produkten.
Nadat in 1898 het houten pakhuis door een stenen pand was vervangen begon men met behulp van een gasmotor met het malen van dik aangemaakte verven zoals stopverf, plamuur en loodwit/zinkwit in lijnolie. Door eenvoudige toevoeging van olie, lak en siccatief maakten de schilders dan zelf hun strijkklare verven. Vanaf 1905 begon Pieter Schoen met de produktie van gerede verven waardoor het karakter van de onderneming meer industrieel werd en ook het personeelsbestand toenam.
Het jaar 1913 begon met een grote ramp. Op 26 januari werd pakhuis ‘DE LELIE’ totaal door brand verwoest. In 1914 kon de herbouwde fabriek in gebruik worden genomen. De drie pakhuizen die gebouwd werden bestaan heden ten dage nog. Dit zijn ALBINO, MOOR en REGENBOOG met daarachter de verffabriek DE LELIE die werd ingericht met de modernste machines voor mengen en malen van olie- en lakverven. Elektriciteit, geleverd door Amsterdam, werd gekozen als krachtbron. Toen in november 1916 de heer P. Schoen Szn. overleed vormden de drie zoons een nieuwe handelsvennootschap onder de naam ‘PIETER SCHOEN & ZOON.’
Het gaat goed met de zaken en daarom kan in 1918 weer worden uitgebreid met de koop van het graanpakhuis CERES van Buys. Hier werd begonnen met het produceren van chemisch samengestelde pigmenten zoals chromaatgeel,
Berlijns blauw, chromaatgroen en litholrood. Ook de natte verffabriek in ‘DE LELIE’ begon te klein te worden. In 1929 besloot men een nieuwe fabriek, een vijf verdiepingen tellend pand aan de Oostzijde te bouwen; het eerste hoge verdiepingen gebouw in beton.
De laatste uitbreidingen van noemenswaardige aard waren de bouw van een kantoor en een wetenschappelijk laboratorium in 1942. Inmiddels was het bedrijf uitgegroeid van 3 werknemers in 1898 tot 260 begin 1940. Bij de overname in 1969 door Petrofina telde de onderneming ca. 600 werknemers.
In 1919 ging men er toe over de benodigde bindmiddelen voor de verffabricage en vernissen (binnen- en buitenlak, jachtlak) zelf te stoken. Wegens het brandrisico zette men de lakfabriek ver van de bebouwde kom neer in het Westzijderveld, achter de loodsen van houthandel Simons. De lakfabriek werd in 1920 als afzonderlijke vennootschap opgericht: De N.V. Lak Industrie Nederland (LIN). Sinds 1933 werden in deze fabriek ook synthetische harsen vervaardigd, niet alleen voor eigen gebruik ter vervanging van de klassieke olie-bindmiddelen, maar ook voor de verkoop aan derden. Hiermee was Pieter Schoen de eerste Nederlandse verfindustrie die zelf haar kunstharsen vervaardigde; een situatie die vele jaren gehandhaafd bleef. Door de oprukkende woningbouw en de aanleg van de Provincialeweg was de noodzakelijke uitbreiding van de fabriek onmogelijk geworden. Na de overname door Petrofina werd besloten een
ultramoderne kunstharsfabriek in België te bouwen.
Bevoorrading van de verffabrieken in Nederland geschiedt dagelijks met verwarmde tankwagens. Wel heel wat anders dan de LIN-schuit die tot 1950 enige malen per dag via de Papenpadsluis heen en weer naar de verffabriek in de Oostzijde voer. De gebouwen op het LIN-terrein zijn inmiddels afgebroken en de grond is gereinigd.
De import van grondstoffen geschiedde reeds uit verschillende landen. Rond 1890 breidden ook de exportzaken zich verder uit, o.a. naar Nederlands Oost- en West-Indië, Roemenië, Egypte en Portugal. Door de oprichting van de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij (NOT.) ontstaan vanaf 1914 grote exportmogelijkheden naar Nederlands-Indië. In 1933 richtte de firma Pieter Schoen in samenwerking met Lindeteves een verffabriek op Java op. De onderneming kreeg de naam LindetevesPieter Schoen & Zoon en zij was gevestigd in Batavia. Na de tweede wereldoorlog wordt de export bemoeilijkt door locale importbepalingen, vooral hoge invoertarieven. Bovendien was het noodzakelijk scheepswerven en varende schepen, waar dan ook ter wereld, snel van verf te kunnen voorzien. Men besloot daarom in allerlei Europese landen en later ook over de hele wereld verffabrieken te starten. Dit leidde ertoe dat Pieter Schoen na 1950 een wereldwijd netwerk van dochterondernemingen, joint-ventures, licentiepartners en agenten kreeg. Deze opereren nu in de Petrofina-groep onder één naam ‘SIGMA COATINGS B.V’.
De naam SIGMA was al eerder als merknaam door Pieter Schoen voor een groot aantal merkprodukten gekozen. De belangrijkste reden hiervoor was dat in het buitenland ‘SCHOEN’ moeilijk uit te spreken was. De naam is afgeleid van de Griekse letter ‘S’ en men vindt die terug in het logo van de onderneming. Uiteindelijk werd SIGMA ook gekozen voor de bedrijfsnaam waaronder Pieter Schoen & Zoon, Vettewinkel en Varossieau onder Petrofina zijn samengebracht.
En hier eindigt de lange Zaanse historie van een groot verfbedrijf. De Zaankanters zullen ongetwijfeld het bekende fabrieksbeeld aan de Zaan missen als binnenkort alle panden zijn afgebroken en er woningen voor in de plaats komen. Wat niet afgebroken is, zijn de eeuwenlang verworven kennis en ervaring van het fabriceren van verf door vele generaties SCHOEN. Die leeft verder in SIGMACOATINGS samen met die van VETTEWINKEL en VARROSIEAU. Een zojuist gestarte ultra moderne coatingsfabriek en een groot research-laboratorium in het westelijke havengebied van Amsterdam leveren daar het beste bewijs voor.
Bouw van de nieuwe fabriek in 1929 aan de Oostzijde te Zaandam.
Foto Gem. Archief Zaanstad. |