Geschiedenis van Rijstpellerij C. Kamphuys

In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog was C. Kamphuys Rijstpellerij een van de vijf grote Zaanse rijstpellers. De anderen waren Klaas Blans in Zaandam en Wessanen, Bloemendaal & Laan en Alb. Vis in Wormer/Wormerveer. De glorietijd van de Zaanse (stoom)rijstpellerij is nog terug te lezen in de straatnamen zoals in de Havenbuurt in Zaandam: Rangoon-, Bangkok- en Basseinstraat, en de namen van de pakhuizen in de fabriekswand in Wormer: Saigon, Bassein, Java en Siam.

In Amsterdam werd voor het eerst in 1819 melding gemaakt van een rosmolen tot het pellen van Java-rijst. Vanaf 1828 werd Java-rijst op de Amsterdamse beurs verhandeld. De eerste Zaanse rijstpeller was Alb. Vis, die in 1817 samen met Jan Vas de pelmolen “De Jonge Voorn” kocht. In 1841 stond Alb. Vis te boek als fabrikant van rijst en gort met de pelmolen “De Jonge Voorn” en als fabrikant van tarwestijfsel met één fabriek. In de Zaanstreek werd al vanaf de zeventiende eeuw gerst tot gort gepeld. In principe is er weinig verschil tussen het pellen van gerst en rijst.

De eerste Zaanse stoompeller is D. van Voorst en Zoon te Zaandam, die op 27 februari 1861 een stoomvergunning kreeg voor zijn rijstpelmolen. Alb. Vis had van 1867 tot 1870 een locomobile bij “De Jonge Voorn”. In 1872 nam Wessanen de stoompellerij “De Unie” in gebruik. De fa. Bloemendaal & Laan deed dat in 1877 met “De Hollandia” en een jaar later volgde Klaas Blans met de “Birma”.

C. Kamphuys vestigde in 1853 een grossierderij in Zaandam. In 1865 kocht hij de pelmolen “De Jonge Kuyper” in Koog aan de Zaan. Deze molen verbrandde op 27 januari 1874. Van 1869 tot 1882 bezat Kamphuys ook nog de pelmolen “De Walvisch”. In 1874, het jaar waarin “De Jonge Kuyper” verbrandde, stichtte hij in Zaandam een stoomrijstpellerij met de naam “De Jonge Kuyper”. Op 11 mei 1879 verbrandde ook deze fabriek. Deze fabriek werd weer opgebouwd onder de naam “Phenix”.

Het echtpaar Kamphuys-van Odijk bleef kinderloos. In 1881 werd de zaak voortgezet door neef H.A. Odijk (1863-1944). Hij maakte de pellerij tot de grootste van Nederland.

De aanvoer van rijst in de haven van Zaandam

“Onmiddellijk na den houtinvoer volgde de rijstinvoer als meest belangrijke factor van het Zaandamsche havenbedrijf. Kan men echter wat hout betreft aannemen dat zoo goed als de geheele import voor Zaandam bestemd was en nog is, met rijst was dat niet het geval.
Vóór den oorlog bestonden te Zaandam twee rijstpellerijen n.l. de firma's C. Kamphuijs en Klaas Blans. Laatstgenoemde firma is tijdens den oorlog geliquideerd. Te Wormerveer zijn gevestigd de rijstpellerijen van N.V. Wessanen's Kon. Fabrieken (vroeger Wessanen & Laan), Bloemendaal & Laan en Albert Vis.
De aanvoeren van rijst waren op sommige tijden zoo geweldig, dat dagen achtereen lange sleepen tjalken, aken en andere vaartuigen door den Dam geschut werden, terwijl geheele vloten van zulke vaartuigen in Voor- en Achterzaan op hun beurt lagen te wachten om gelost te worden. ”
Bron: De Zaanstreek, uit haar verleden en heden. Door P. G. Kuijk uit 1923.

Meelfabriek De Vrede

Een Japans rijstschip in de Oude Zeehaven van Zaandam omstreeks 1910.
Foto: Gemeente Archief Zaanstad

Meelfabriek De Vrede

Niet alle rijst die in de Zaanstreek verwerkt werd is aangevoerd via de haven van Zaandam. Veel rijst is ook aangevoerd via de havens van Amsterdam, Rotterdam en bijvoorbeeld Antwerpen.
Pas in 1924 komen er weer schepen met rijst in de Zaandamse haven. In 1924 wordt er 27.388 ton rijst aangevoerd. In 1925 is dat alweer 49.569 ton.

Bron: Verslag van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zaandam over diverse jaren.

De Kamer van Koophandel bespreekt in diverse Jaarverslagen de situatie m.b.t. de rijstpellerijen in de Zaanstreek.

De grote bloei van de Zaanse rijstpellerij zal mede hebben samengehangen met de opening van de Zaandamse haven in 1884. In 1891 kwamen in de haven van Zaandam 18 rijstboten uit Brits-Indië (waartoe o.a. ook Birma werd gerekend), 2 uit Japan, 2 uit Duitsland en 1 uit Engeland.
In 1905 importeerden 9 Nederlandse pellerijen 215.893 ton rijst. Kamphuys verwerkte daarvan 21.327 ton. In 1909 wordt in Nederland 300.000 ton rijst ingevoerd, 120.000 ton daarvan werd in de haven van Zaandam gelost. In 1910 was de import van ongepelde rijst in Nederland 321.274 ton. Het aandeel van Kamphuys was 66.751 ton. Drie jaar later was de productie van Kamphuys 80.000 ton.

De jaarlijkse rijstexport van 's werelds grootste rijstexporteur Birma bedroeg in het begin van twintigste eeuw 800.000 ton. In de jaren tussen 1901 en 1910 exporteerde Birma jaarlijks zo'n 170.000 ton naar Nederland.
Tien jaar na de opening van het Suezkanaal in 1869 werd het economisch verantwoord om gepelde rijst naar Europa te verschepen. Daarvoor was dit niet mogelijk geweest omdat gepelde rijst niet bestand was tegen een lange reis in ongeventileerde ruimen van zeilschepen. De eerste mechanische rijstpellerij in Birma werd in 1861 in gebruik genomen. Na 1920 werd vrijwel alleen nog witte rijst geëxporteerd.

Door de eerste wereldoorlog viel de export van rijst uit Birma naar Nederland weg. In 1916 nam de regering alle rijst in Nederland in beslag. Pas in 1920 werd de rijsthandel weer vrijgegeven en het duurde tot 1924 voor er weer een rijstboot in de Zaandamse haven arriveerde. Het wegvallen van de export van rijst naar de traditionele afnemers als Argentinië en Oost-Europa had tot gevolg dat in die landen eigen rijstpellerijen ontstonden.

In het “Verslag van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zaandam over het jaar 1916” wordt over de Rijstpellerij het volgende opgemerkt:
“ De aanvoer te Zaandam is geheel opgehouden, er kwamen in 1913 nog ruim 1.044.000 balen binnen. Reeds 2 maal hebben wij in ons verslag een aanvoer van nihil moeten boeken. Dat hierdoor het Pellersbedrijf grote schade heeft geleden, behoeft geen betoog. ”

Het is erg waarschijnlijk dat directeur Odijk, door de teruglopende omzet in de eerste wereldoorlog, naar diversificatie voor zijn bedrijf zocht. In 1915 werd de cacaofabriek “De Pauwin” in gebruik genomen en in 1918 werd de stoommeelfabriek “De Vrede” geopend. Later werd in de oude stoom-verfhoutfabriek “De Vooruitgang” ook nog een veevoederfabriekje begonnen.

De ontwikkeling van Rijstpeller Kamphuys

Meelfabriek De Vrede

Rijstpellerij “Phenix”, met verfmolen “De Pauwin”. De molen is in 1903 gesloopt. Op die plaats werd later de cacaofabriek van Kamphuys gebouwd.
Datering is na 1888 (bouw van pakhuis Zaandam) maar voor 1903 (sloop van molen De Pauwin).
Foto Gemeente Archief Zaanstad

Meelfabriek De Vrede

Rijstpellerij “de Phenix”, omstreeks 1905
Foto Gemeente Archief Zaanstad

Meelfabriek De Vrede

Kamphuys fabrieken De Phenix en Czaar Peter aan de Oostzijde in Zaandam omstreeks 1924.
Foto Gemeente Archief Zaanstad

Een kortstondige beursnotering voor N.V. Kamphuys' Fabrieken

Bron: Bedrijfsarchief van Euronext NV

Om over meer financiële middelen te kunnen beschikken werd de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap. De NV werd opgericht op 12 december 1916, gewijzigd bij acte van 19 Januari 1917 en “op welke acte en wijziging de Koninklijke bewilliging is verleend bij Koninklijk Besluiten dd 27 December 1916 No. 49 en 23 Februari 1917, No. 11. ”.

Op 27 maart 1917 schreef directeur Odijk een prospectus uit waarin hij de inschrijving aankondigde op "1500 6pCt Preferente Cumulatieve Winstdeelende Aandeelen à f 1000,- aan Toonder".

Als reden voor deze uitgifte schrijft directeur Odijk in de prospectus:
Het ligt in de bedoeling met instandhouding van beide bedrijven over te gaan tot oprichting van eene geheel modern ingerichte meelfabriek, voor welke doel een zeer gunstig terrein aan het Noordzee-Kanaal is verkregen.

Er werd een notering aangevraagd “ter beurze van Amsterdam en Rotterdam.”

In de Staatscourant van 26 januari 1917 werden de statuten van C. Kamphuys' Fabrieken gepubliceerd. Hierbij werd o.a. het volgende vermeld:

Directeur: H.A. Odijk (te Heemstede)
Commissarissen: E.D. van Walree
  P.W. Schilthuis
  W. Kreukniet

Doel: Het voorzetten van de rijstpellerij en van de cacaofabriek der firma C. Kamphuys te Zaandam, en in het algemeen het fabriceren van voedingsmiddelen, verbruiksartikelen en bijproducten, het handeldrijven in een en ander en het verrichten van alles wat daarmede in verband staat of daaraan bevorderlijk kan zijn, alsmede het deelnemen in ondernemingen die een soortgelijken werkkring hebben.

In het verslag over het eerste boekjaar, lopende van 1 juli 1916 tot 31 december 1917 schrijft directeur Odijk o.a.:
“Aangenaam is het ons U te kunnen berichten, dat de verkregen resultaten bijzonder bevredigend zijn geweest, ondanks de moeilijkheden van allerlei aard, welke de oorlogstoestand ook voor onze bedrijven medebracht.”

Op 20 December 1918 plaatste directeur Odijk echter een advertentie in de landelijke dagbladen waarin hij aankondigde de beursnotering weer te willen schrappen.

Op 15 november 1918 werd er in de lokalen van het gebouw der Industrieele Club, Vijgendam 2 tot 6 te Amsterdam een “buitengewone algemeene vergadering van aandeelhouders” gehouden. Op deze vergadering waren zevenentwintig aandeelhouders aanwezig die gezamenlijk honderddrieenveertig preferente aandelen en tweeduizend gewone aandelen vertegenwoordigde. De vergadering werd voorgezeten door Pieter Willem Schilthuis, koopman, wonende in Rotterdam. Het verslag van deze vergadering werd geschreven door Notaris Jonkheer Paul Oscar van Nispen.

Het enige agendapunt van deze vergadering was het vooraf door de buitengewone vergadering van preferente aandeelhouders goedgekeurde voorstel tot intrekking der uitgegeven preferente aandeelen en tot aflosbaarstelling van deze met duizendtachtig gulden per aandeel. Verder werden er een aantal wijzigingen van de statuten behandeld die betrekking hadden op deze preferente aandelen.

Op 24 januari 1919 deelt het bestuur van de beurs aan N.V. C. Kamphuys' Fabrieken mede dat zij besloten hebben uit de prijscourant te doen vervallen der 6pCt Preferente Cumulatieve Winstdeelende Aandeelen, Uwer Vennootschap

In de Staatscourant van 7 juli 1924 werden opnieuw de statuten van C. Kamphuys' Fabrieken gepubliceerd. Hierbij werd o.a. het volgende vermeld:

Doel: De exploitatie van de bestaande rijstpellerij en van de cacao- en meelfabrieken, en in het algemeen het fabriceren van voedingsmiddelen, verbruiksartikelen en bijproducten, het handeldrijven in een en ander en het verrichten van alles wat daarmede in verband staat of daaraan bevorderlijk kan zijn, alsmede het deelnemen in ondernemingen die een soortgelijken werkkring hebben.
Kapitaal: De aandeelen luiden op naam.

De firma C. Kamphuys heeft volgens de boekwaarde per 30 juni 1916, de volgende activa overgedragen:


Terreinen, gebouwen, machines, gereedschappen, vaartuigen 324.658,50
Voorraad 2.117.948,33
Contanten 7.393,17
 
Totaal 2.450.000,00

Bron: Prospectus N.V. C Kamphuys' Fabrieken. 27 Maart 1917

Meelfabriek De Vrede

“ De belangrijke teruggang van den omzet in 1915 en 1916 wordt verklaard door de bekende moeilijkheden met den aanvoer, en het verbod van uitvoer van rijst. Echter had deze vermindering weinig invloed op de winst, terwijl ook nu nog een aanzienlijke voorraad rijst voorhanden is. ”

Bron: Prospectus N.V. C Kamphuys' Fabrieken. 27 Maart 1917

Meelfabriek De Vrede

C. Kamphuys' Fabrieken

De directie maakt bekend, dat ingevolge het besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders, dd 15 November j.l. de Preferente Aandeelen der N.V. C. Kamphuys' Fabrieken, vanaf 2 Januari 1919 ingetrokken worden tegen betaling van 108%.
De betaling van deze aandeelen met f. 1080,- per stuk vindt plaats ter kantore van de Nederlandsche Handels Maatschappij te Amsterdam en hare Agentschappen te Rotterdam en 's-Gravenhage.
De aandeelen moeten worden aangeboden voorzien van bijbehorende Talon en Dividend bewijzen vanaf No. 2, vergezeld van ondertekende nummer nota's.

 
De directie
Zaandam 20 December 1918

De rijstpellerij sluit zich aan het einde van de twintiger jaren aan bij de Rijstunie, een trust van drie Zaanse en drie Rotterdamse pellers. De cacaofabriek gaat eind dertiger jaren over naar Stuurman.
Van de rijstpellerij zijn de panden “Phenix” en “Zaandam” nog in gebruik bij Meypro b.v. De panden “Nederland” en “Czaar Peter” zijn in 1954 ten onder gegaan in een zeer spectaculaire brand. Deze panden waren als pakhuis in gebruik bij het Zaans Veem.

De firma C. Kamphuys heeft tot 1958 als handelsfirma bestaan.

Op 28 juli 1883 koopt Cornelis Kamphuys een huis, luchthuis, tuin, erf enz aan de Westzijde in Zaandam. Hij laat dit huis slopen en bouwt op die plek een zeer fraai herenhuis met een voor de Zaanstreek zeer bijzondere beplanting. Cornelis Kamphuys overlijdt in het huis op 9 maart 1892 waarna zijn vrouw Maria Theodora Odijck het huis tot haar dood op 6 september 1907 blijft bewonen.
In 1916 en 1917 is het huis verhuurd aan de houthandelaar J.van de Stadt, daarna tot 1930 aan weduwe P. Schoen.
Van 1930 tot 1935 woont directeur H.C. Odijck in dit huis.

Vervolgens wordt het pand verhuurd aan L. Reitsma die het pand inricht als hotel-restaurant. In 1946 draagt Johanna Petronella Wouters (weduwe van de op 2 maart 1944 overleden H.C. Odijck) het pand over aan de NV Albert Heijn. In 1949 wordt het hotel-restaurant opgeheven en wordt het perceel in gebruik genomen door Albert Heijn.

Bron: De Westzijde

Meelfabriek De Vrede

Het eerste huis aan de rechterkant is Westzijde 22 in Zaandam, het woonhuis van de Fam. Kamphuys en later ook van directeur Odijk.
Datering is omstreek 1900
Foto: Gemeente Archief Zaanstad

De relatie tussen Odijk van N.V. Kamphuys' Fabrieken en de Stellingcommandant van de Stelling van Amsterdam.

Op 12 juli 1986 heeft J. Kingma een interview gehouden met de heren G. Kruyver en J. Broekman over Kamphuys' Fabrieken. Dit interview werd gehouden i.v.m. een onderzoek naar de geschiedenis van de Zaanse rijstpellerij.
Een aantal uitspraken van de heer Kruyver geven een goed beeld van de omstandigheden waaronder directeur Odijk besloot tot de stichting van de Stoommeelfabriek “Vrede”.

Meelfabriek De Vrede Meelfabriek De Vrede

H.A. Odijk
Directeur N.V. Kamphuys' Fabrieken
Geboren: Alkmaar, 2 juni 1863
Overleden: Haarlem, 2 maart 1944
Foto: Archief Jur Kingma

Adrianus Rutger Ophorst
Commandant Stelling Amsterdam 1912-1918
Geboren: 24-09-1857
Overleden: 18-05-1928
Foto: Gemeentearchief Amsterdam

Personalia

Hieronder vindt u een beschrijving van de geïnterviewde personen en van de personen die in het interview genoemd worden.

G. Kruyver
Kwam 1 maart 1914 in dienst bij Kamphuys als jongste bediende en eindigde als algemeen procuratiehouder/verkoopmanager.
J. Broekman
Was in 1986 (ten tijden van het interview) bedrijfsleider van de Meypro
Hugo A. Odijk
Nadat de oprichter van Kamphuys' Fabrieken, de heer C. Kamphuys was overleden heeft zijn vrouw Maria Kamphuys-Odijk de zaak enige jaren voortgezet. Uiteindelijk heeft ze de zaak overgedragen aan haar neef Hugo A. Odijk
Adrianus Rutger Ophorst
Commandant Stelling Amsterdam
Vermoedelijk vanaf 1879 was een Luitenant-Kolonel van het Tweede Artilleriecommandement, de voorlopig Stellingcommandant met een bureau in Amsterdam.
Het formele Stelling-commando werd ingesteld bij Koninklijk Besluit op 24 april 1885. De Stellingcommandant had de rang van Generaal-Majoor en hield ook kantoor in Amsterdam. A.R. Ophorst was stellingcommandant van 1912 tot 1918.

Fragment van het interview op 12 juli 1986

J. Kingma
Wanneer is de beslissing genomen “De Vrede” te bouwen?
G. Kruyver
In 1916
J. Kingma
Die is eigenlijk nooit als meelfabriek van de grond gekomen hè?
G. Kruyver
De Vrede heeft alleen in oorlogstijd gewerkt. Die is in 1918 begonnen met werken. Ja, en Kamphuys had ook nog een cacaofabriek. Die stond daarnaast.
J. Kingma
O, ik dacht dat ze ook iets hadden in het Westzijderveld?
G. Kruyver
Waar nu dat pand staat tegenover de Schoolmeesterstraat, daar stond de cacaofabriek. Dat was een oude molen, “De Pauwin”. In 1903 is hij afgebroken maar de panden bleven staan.
Hugo Odijk kon nooit stil blijven zitten en in 1915 werd alle rijst in Nederland in beslag genomen.
J. Kingma
In 1916 werd alle rijst in Nederland in beslag genomen, in 1920 werd de export pas weer vrijgegeven.
G. Kruyver
Het was zeer vooruitstrevend dat ze met een cacaofabriek begonnen, want rijst kon je praktisch niet meer importeren, maar cacaoboter kon je via de NOT, de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij, nog importeren. Die cacaofabriek heeft nog tot 1939 gewerkt. Die cacaofabriek ging toch niet hard genoeg.
Hugo Odijk was een vriend van generaal Ophorst, die was toen de commandant van de Stelling van Amsterdam, en die sprak hij nogal eens in de soos in Amsterdam. Generaal Ophorst heeft hem eigenlijk net zolang warm weten te maken, omdat de produktie van meel verreweg onvoldoende was in Amsterdam, om een meelfabriek te beginnen. Daar zat toekomst in. En dat was bij hem wel een goed geluid, want hij keek altijd naar Wessanen en Wessanen had ook een meelfabriek, dus moest hij ook een meelfabriek hebben. En zo werd in 1916 met “De Vrede” begonnen.
Toen heb ik zelf nog de brieven moeten schrijven, want de heipalen in Nederland waren niet lang genoeg voor dat gebied daar, dus die moesten uit het Zwarte Woud komen en de machines kwamen van Werzig in Wittenberg terwijl Duitsland in oorlog was.
Eind 1917, begin 1918 werd hij in gebruik genomen.
Hij heeft gewerkt tot 1923. Toen bleek er een grote overproduktie van bloem te zijn.
J. Kingma
Je kreeg toen ook toestanden met de Amerikaanse invoerrechten.
G. Kruyver
Dat kan het ook geweest zijn, maar in ieder geval hebben de meelfabrieken die nog van vóór de oorlog waren, hem geboycot. Dat viel toen allemaal niet meer te financieren. Kamphuys was een behoorlijke firma, maar rijstpellerij, cacaofabriek en meelfabriek... ja, ja.
En die “Lanen” hadden veel meer verbindingen. En Kamphuys heeft de fout gemaakt dat hij juist familie als opvolgers wilde hebben. Albert Heyn, die eerst een grote klant was en later een grote concurrent, haalde bijvoorbeeld allerlei deskundigen van buiten. Bij Wessanen ook.
J. Kingma
Eigenlijk heeft alleen Wessanen echt goed overleefd. Die zijn eigenlijk vrije laat op de markt gekomen als industriemolens, pas omstreek 1840. Die hebben 60 jaar alleen als handelszaak gefungeerd. Pas heel laat zijn ze zelf gaan bewerken en zijn toen begonnen als olieslagerij en hebben toen heel vroeg de meelindustrie zien opkomen. Toen de belasting op het gemaal werd opgeheven en toen men ook niet meer verplicht was zijn meel bij de plaatselijke molenaar te laten malen, in 1860, is Wessanen één van de eerste geweest om een meelfabriek neer te zetten. Die had dus al een enorme ervaring voordat Kamphuys met zijn meelfabriek kwam. Kamphuys is waarschijnlijk ook genekt door de Amerikaanse bloem die op een gegeven moment in grote hoeveelheden op de markt kwam. Dat was P.C. Vis hier, een van de grote importeurs van Amerikaanse bloem. Die hebben mede daardoor een aantal van die meelfabrieken om zeep geholpen.
G. Kruyver
De eerste jaren liep die meelfabriek best hoor. We hadden een soort gries en dat ging naar Tsjecho-Slowakije en naar Finland.
J. Kingma
Die fabriek lag natuurlijk prima voor export daar. Zo meteen aan diep water. Je had in die tijd ook die grote meelfabriek Holland gekregen, daar aan het Westerdok in Amsterdam.
G. Kruyver
De Holland bestond in de oorlog al.
Dat was juist het argument van die commandant: we hebben hier meelfabriek Ceres en de Holland. Wessanen is te ver. Zo wist hij Odijk warm te maken voor de meelfabriek.

Opmerking: In dit artikel wordt verschillende malen gesproken over “het in beslag nemen van de rijst”. In de door C. Kamphuys' Fabrieken in 1917 uitgeven prospectus werd echter melding gemaakt van “een verbod van uitvoer van rijst”.
Uit het dagboek van de Stelling Commandant van de Stelling van Amsterdam blijkt dat vanaf augustus 1914 uitvoerverboden (verbod van uitvoer uit de Stelling van Amsterdam) gelden voor diverse zaken zoals tarwe en veevoederketels. Voor rijst werd pas voor het eerst op 27 april 1917 een uitvoerverbod ingesteld.

Op 3 augustus 1917 vermeld het dagboek van de Stelling Commandant:
“Commandant Land- en Zeemacht deelt de schikking tusschen Departement van Oorlog en Departement van Landbouw mede, behelzende dat, zoodra de totale hoeveelheid graan, meel, rijst en peulvruchten in de Stelling is gedaald tot 96.000000 K.G. de uitvoer geheel stop wordt gezet. Is die voorraad daarna geslonken tot 86.000000 K.G. dan wordt ook het gebruik binnen de Stelling gestaakt en zal de Minister van Landbouw voor aanvoer van buiten zorg dragen”
Bron: René Ros, auteur website Stelling van Amsterdam

Waarschijnlijk is er dus sprake van een interpretatie verschil door de diverse betrokken personen. Het personeel op de werkvloer heeft het in ieder geval ervaren als “in beslag name” terwijl directeur Odijk een meer politiek correcte weergaven van de feiten gaf.


Bronnen:

Dit is een artikel uit een serie artikelen over de Stoommeelfabriek ‘De Vrede’ in de Achtersluispolder in Zaandam. Deze serie begint met het artikel: Het meest sinistere en mysterieuze industriële gebouw in Zaandam.
Text: Cees Kingma - oktober 2005
Beeldmateriaal: Archief Cees Kingma
Tenzij anders aangegeven.
Valid HTML 4.01 Transitional