Een kort overzicht van de Schotse industriële en maritieme geschiedenis

Er is vele eeuwen een strijd geweest tussen Schotten en Engelsen. Intern was ook een permanente strijd tussen de Schotse clans. In 1603 kreeg de Schotse koning door vererving de Engelse kroon. Engeland en Schotland bleven twee afzonderlijke koninkrijken tot 1707 toen Groot-Britannië werd opgericht. De Engelse en Schotse parlementen werden ontbonden en in Londen kwam het Britse parlement. Tot het midden van 18de eeuw waren er Schotse opstanden gericht op het verwerven van een Schotse onafhankelijkheid. De economie van Schotland dreef op de wol van schapen, de verbouw van gerst en de visserij. De belangrijkste steden waren Edinburgh en Glasgow.

Van de aansluiting bij Engeland in 1707 profiteerden vooral de steden Glasgow en Edinburgh. Er stond een Schotse verlichting, of gouden eeuw. Vele Schotten hadden in Leiden gestudeerd en brachten nieuwe denkbeelden naar deze steden. Belangrijke geleerden waren Adam Smith, de theoreticus van het kapitalisme en de filosoof David Hume.

schotland
Castle Rock bij Edinburgh was al een versterkte plaats sinds de bronstijd. In 1070 bouwde de Schotse koning er zijn burcht
schotland
In 1812 werd de eerste stoomboot op de Clyde in de vaart gebracht; De Comet van Henry Bell
schotland
Deze Beyer-Garratt gelede locomotief stond in 1993 bij het Summerlee industriemuseum. Deze gelede loc was in de jaren vijftig van de twintigste eeuw gebouwd bij de Hyde Park Works van de North British locomotieven fabriek in Glasgow. Het was als loc 4112 in bedrijf bij de de Zuid-Afrikaanse spoorwegen.
schotland
William Symington bouwde in 1803 de Charlotte Dundas voor het Forth and Clyde Canal

In het midden van de 18de eeuw werd de landbouweconomie van Schotland beroerd door de industriële revolutie, die in Engeland was begonnen. James Watt werkte op de universiteit van Glasgow als instrumentmaker. Daar deed hij zijn experimenten met de verbetering van de atmosferische stoommachine van Newcomen. De stichting van de grote Carron ijzergieterij in 1759 was het begin van de industrialisatie. In 1828 werd door Neilson bij Glasgow voor het eerst hete lucht gebruikt om een hoogoven aan te blazen.

Er kwamen behalve James Watt nog vele bekende ingenieurs uit Schotland: Thomas Telford, John Rennie, John Smeaton, verschillende generaties Stevensons, James Nasymth en John MacAdam. Glasgow werd het centrum van de import van koloniale waren uit het Britse Empire zoals suiker, katoen en tabak. Dundee werd het centrum van de jute import. De bevaarbaarheid van de Clyde werd in de 18de een probleem dat werd opgelost door de aanleg van dijken en dammen in de rivier. In Schotland werd al vroeg geëxperimenteerd met stoomvoortstuwing van schepen. Eerst op kanalen en meren.

Tussen 1812 en 1820 werden 42 houten stoomboten gebouwd op werven langs de Clyde. De rijke kooplieden in Glasgow waren de investeerders. De eerste werf die ijzeren schepen bouwde was de werf Tod & McGregor in 1837. Robert Napier werd de belangrijkste innovatieve scheepsmachinebouwer in Glasgow. Zijn navolgers waren James & George Thomson, John Elder en Charles Randolph.
In 1860 begon Alexander Stephen met de bouw van composiet schepen. Die hadden een ijzeren frame en een houten huid.

De grote machinebouwers gingen zelf ook werven stichten. Vanaf 1870 werden de grootste Britse lijnrederijen zoals P&O, De British India, Elder Dempster vaste klant van de werven aan de Clyde. Sommige rederijen hadden ‘huisleveranciers’. Vanaf 1880 waren de werven langs de Clyde de wereldleiders op het gebied van innovatieve scheepsbouw. De bouw van steeds grotere oorlogsschepen leidde tot een enorme schaalvergroting. In 1913 werkte er 100.000 mensen op 38 scheepswerven in Glasgow en verder stroomafwaarts aan de Clyde. De helft van de wereldscheepsruimte werd gebouwd aan de Clyde.

De constructiebedrijven en machinefabrieken in en rond Glasgow waren ook enorm gegroeid. Beardmore was een gigant op het gebied van scheepsbouw, locomotievenbouw en ijzerconstructies. In 1837 was het bedrijf gesticht als Parkhead Forge. Het kwam later in handen van Robert Napier die er gietstukken en ijzeren platen voor zijn scheepswerf maakte. In 1886 werd het bedrijf voortgezet door Willeam Beardmore en zijn zoon. Het bedrijf specialiseerde in gietstukken voor de scheepswerven, de productie van pantserplaten en scheepsgeschut. Het bedrijf werd het grootste ijzer- en staalbedrijf van Schotland waar, op het hoogtepunt 40.000 man werkten. Het bedrijf zou ook luchtschepen en stoomvrachtwagens bouwen. En in de eerste wereldoorlog werden in licentie ook jachtvliegtuigen gebouwd.

Sir Willam Arrol (1839-1913) was een belangrijke bruggen- en kranenbouwer. Hij begon op 9 jarige leeftijd in een katoenspinnerij. Op 13 jarige leeftijd werd hij leerling-smid. Op de avondschool leerde hij werktuigbouw en hydraulica. In 1863 trad hij in dienst van een bedrijf dat bruggen bouwde. In 1872 stichtte hij in een oostelijke voorstad van Glasgow zijn eigen constructiebedrijf. Hij heeft verschillende beroemde bruggen gebouwd, zoals die over de Firth of Forth, maar ook vele kranen voor scheepswerven. Zo waren de kranen en kraanbanen op de werf die de Titanic en haar zusterschepen bouwden, afkomst van het bedrijf van Sir William Arrol. Het bedrijf bouwde ook mee aan de Tower bridge in Londen. Verder werden transporter bruggen gebouwd en bruggen over de Nijl.

De North British Locomotive Company exporteerde veel locomotieven naar spoorwegmaatschappijen in en buiten het British Empire. Het bedrijf ontstond in 1903 uit een fusie van drie locomotievenfabrieken. Het was toen de grootste locomotievenfabriek van Europa. Op het hoogtepunt werkten er 8000 man. De hoogste productie was 447 stoomlocomotieven in een jaar. In de eerste wereldoorlog maakte men allerlei soorten geschut, granaten, mijnen, tanks en allerlei andere bewapening en uitrusting voor het Engelse leger en de marine.

Schotse werktuigbouwkundigen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de scheepsstoommachine. In 1807 bouwde Robert Fulton zijn North River Steamboat voor het vervoer op de Hudson. Sindsdien ontwikkelden de Amerikaanse machinebouwers steeds groter balansstoommachines. Aan de Clyde werd de zijbalansstoommachine ontwikkeld. Het zwaartepunt van het schip kwam daardoor veel lager zodat het stoomschip veel stabieler werd. Het was zo geschikt voor zee- en oceaanreizen.

David Napier ontwikkelde een tussenvorm tussen de beide soorten stoommachines met een kruiskop stoommachine. Maar vanaf 1840 werden de zuigerstangen direct aan de krukas gekoppeld die de raderwielen en later de schroefas aandreef. Er werden steeds kleine verbeteringen bedacht zodat de stoommachine steeds lager in het schip kwam. Vooral voor oorlogsschepen was het van belang dat de stoommachine beneden de waterlijn lag. In 1854 ontwikkelde John Elder een betrouwbare compound stoommachine die het steenkoolverbruik sterk omlaag bracht. Stoomreizen naar Azië werden naar economisch aantrekkelijk en geleidelijk verloor het zeilschip haar monopolie op de lange reizen naar China en Australië. In 1874 bouwde John Elder & Co de eerste triple expansie stoommachine in een zeeschip. In de periode van de Amerikaanse burgeroorlog werden, op illegale wijze, talloze blokkaderunners gebouwd aan de Clyde. Dit stimuleerde het zoeken naar efficiënte en krachtige scheepsstoommachines.

Text: Jur Kingma - oktober 2009
Beeldmateriaal: Archief Jur Kingma
Valid HTML 4.01 Transitional