De grootste werven ter wereld
|
De Glenlee is een van de vijf overgebleven Tallships die aan de Clyde zijn gebouwd. Vanaf 1994 ligt het schip aan Yorkhill Quay naast het Tall ship museum. Het schip is gerestaureerd met geld van de Lottery Fund en de EEG.
|
In 1853 kregen John Elder en Charles Randolph een patent voor een compound scheepsstoommachine waarbij de hoge druk stoom in stappen in twee cilinders expandeerde. Beiden hadden voor Robert Napier gewerkt. In 1874 ontwikkelde hun voormalige medewerker Dr A.C.Kirk de triple expansie stoommachine.
De toenemende vrijhandel, de Amerikaanse burgeroorlog, de opening van het Suezkanaal en het uitdijende Britse Imperium leidden tot een spectaculaire vraag naar schepen. In 1870 was 40% van de wereldhandelsvloot onder Britse vlag. Het aantal werven langs de Clyde steeg snel. In 1847 werd de werf van de gebroeders Thompson gesticht, in 1851 Scott & Sons (Bowling), in 1865 Wm Denny & Bros, in 1869 de Fairfield werf van John Elder. In totaal zouden er 38 scheepswerven langs de Clyde verrijzen.
De staalfabrikant John Brown uit Sheffield nam in 1899 de werf van Thompson over. Dit paste in de internationale trend waarbij de leveranciers pantserstaal scheepswerven overnamen om er slagschepen te bouwen. Andere voorbeelden zijn de Krupp Germania werf in Kiel en de werf van Bethlehem Steel in de U.S.A.
De werf van John Brown zou uitgroeien tot een van de bekendste ter wereld. Talloze beroemde schepen kwamen van deze werf: de Cunarders ‘Lusitania’ en ‘Aquitania’, de slagschepen ‘Barham’ en ‘Repulse’, de slagkruiser ‘Hood’, de passagiersschepen ‘Empress of Britain’, ‘Queen Mary’ en ‘Queen Elisabeth’, het laatste Engelse slagschip, de ‘Vanguard’, het Koninklijk jacht ‘Britannia’ en de ‘Queen Elisabeth 2’.
De Engelse scheepsbouw industrie kon na de tweede wereldoorlog niet concurreren met de scheepsbouwindustrie op het Europese vasteland en het Verre Oosten. De werven van de Clyde bouwden vooral oorlogsschepen en passagiersschepen en ze moesten het hebben van het ‘meerwerk’. Met de vele kilometers laswerk tijdens de bouw van supertankers was door Engelse werven, door de vele arbeidsonlusten en de verouderde werforganisatie en inrichting, geen geld te verdienen. In 1966 werd in het Geddes report geadviseerd tot herstructurering van de scheepsbouw. Dat leidde in 1968 tot de vorming van Upper Clyde Shipbuilders Ltd. waarin een groot aantal werven opging. Ook de werf van John Brown werd hier in opgenomen. De parallel met de later gevormde Nederlandse Rijn-Schelde Verolme groep is opvallend. In 1969 was de nieuwe combinatie al in financiële problemen. In 1972 werd het laatste schip te water gelaten. Onder nieuwe eigenaars zouden op de werf offshore platforms en later modules worden gebouwd.
Er is nog beperkte scheepsbouwactiviteit aan de oevers van de Clyde. Yarrow shipbuilders bouwt nog oorlogsschepen. Op de voormalige Fairfield werf, is nog een grote hamerkopkraan te zien. Het bedrijf is nu een onderdeel van BAE.
|