Zaanwand Wormer  
  Rijstpellerij Hollandia. V.l.n.r. het pakhuis Java, de pellerij Hollandia en de pakhuizen Bassein, Saigon en Batavia.  

SAIGON en RIJST

Geschiedenis op locatie - 21 april 2004

U bent gewend de geschiedenis te beoefenen aan de hand van geschreven en gedrukte bronnen in archieven. Vandaag wil ik u laten zien dat een gebouw kan leiden tot vragen en zoektocht naar antwoorden. Als u voor dit gebouw staat ziet u dat het wel honderd jaar oud kan zijn en dat het waarschijnlijk een fabriek is geweest. Dat het aan een vaarweg staat en dat er andere fabrieksgebouwen in de buurt staan.
De namen van de gebouwen in de buurt verwijzen naar verre streken: ‘Batavia’, ‘Donau’, ‘Bassein’, ‘Java’, ‘Koningsbergen’ en ‘Saigon’. De eerste vraag is dus wat de oorspronkelijke functie van dit gebouw is geweest.

Dan volgt de vraag wie het heeft gebouwd en waarom? Hoe paste dit gebouw in de industriële ontwikkeling van de Zaanstreek? Welke bijzondere verhalen zijn met dit gebouw verbonden?

We staan hier in een rijstpakhuis. Aan de hand van dit gebouw wil ik met u verschillende aspecten van de geschiedenis van de Zaanstreek behandelen. Ik zal dus beginnen met wat over het gebouw te vertellen en daarna komt het bedrijf aan de buurt.
Wie waren de oprichters van het bedrijf?
Wat was de betekenis van de rijstpellerij?
Ik laat u iets zien van de globalisering in de 19de eeuw. Ik vertel iets over de arbeidsomstandigheden in de 19de eeuw. En dat allemaal geïnspireerd door dit gebouw; deze locatie.

Deze locatie: SAIGON

In de nacht van 5 op 6 augustus 1896 verbrandden op deze plaats de houten pakhuizen ‘Bassein’, ‘Saigon’ en ‘Rangoon’. Daarbij gingen 2.114.751 kg gepelde rijst, 486.700 kg rijstmeel en 1.456.360 kg ongepelde rijst verloren.
De brandverzekering keerde een bedrag van bijna f 450.000,-. uit. Hiervan was f 27.432 voor de opstal ‘Saigon’. De aannemer Gebr. Gorter uit Wormerveer, bouwde in hetzelfde jaar een nieuw stenen pakhuis ‘Bassein’ en het jaar daarop werd voor bijna f 60.000 het nieuwe pakhuis ‘Saigon’ in gebruik genomen. Voor f 7.000 werd er een ijzeren hijstoren bijgebouwd. Een transporteur kostte f 13.450. De totale reparatie, inclusief de bijbehorende installaties en de reparaties van ‘Batavia’ kwamen op f 70.525,36
Dit gebouw is dus ruim honderd jaar oud.

  Pakhuis Saigon Pakhuis Saigon  
  Links pakhuis Saigon na de brand in 1896 en rechts de nieuwe lostoren bij het nieuwe pakhuis Saigon.
Foto's: Gemeente Archief Zaanstad
 

Negentiende eeuwse spoorwegstations werden wel ‘Kathedralen van de Nieuwe Tijd’ genoemd. In analogie zou men fabrieken uit die tijd ‘burchten van industrie’ kunnen noemen.
Als u uit Wormerveer over de Zaanbrug de gemeente Wormer binnenkomt, krijgt u het gevoel een vesting binnen te gaan. Aan weerszijde van de brug staan als een stadspoort grote fabriekscomplexen die te maken hebben met de rijst- en gortpellerij. In het Noordelijk gedeelte van de Zaanstreek werd deze bedrijfstak gedomineerd door ondernemers uit de familie Laan.
Vanuit ‘Saigon’ gezien staan links van de brug de silo, pakhuizen en fabriekspanden van Lassie B.V. Vroeger was dat de gort- en rijstpellerij ‘Mercurius’ van Gebroeders Laan.
Weer van uit ‘Saigon’ gezien staan rechts van de brug de pakhuizen en fabrieken van de voormalige rijstpellerij ‘Hollandia’ van de firma Bloemendaal & Laan. De buurman van dit bedrijf, de rijstpellerij ‘De Unie’ van Wessanen & Laan, is een kwart eeuw geleden gesloopt. Er staan nu hoge flatgebouwen.
Om de hoek van de dijk stond de stoomoliefabriek ‘de Liefde’ die in de Tweede Wereldoorlog failliet ging. Het was de eerste geslaagde stoomfabriek in de Zaanstreek. Enige oliezaadpakhuizen staan er nog.

De Firma Bloemendaal & Laan

Op 17 februari 1872 werd door Remmert Adriaan Laan, Jan Adriaan Laan beiden zoons van Adriaan Laan en hun stiefbroer Frederik Bloemendaal, die allen handelsreizigers van beroep waren, opgericht een vennootschap tot het uitoefenen van het beroep van fabrikanten in olie en pelderswaren met den daartoe betrekkelijke handel enz.
De inbreng van het kapitaal op 1 maart 1872 was als volgt:

 
wed.A.Laan-Avis 190.000 Gld.
Frederik Bloemendaal 26.000 Gld.
Remmert Adriaan Laan 16.000 Gld.
Jan Adriaan Laan 10.000 Gld.
Jonge Prinses  
 

De weduwe stortte in de loop van het jaar nog eens f 36.000.

De firma begon met het huren van de pelmolen ‘De Jonge Prinses’. Op 1 maart 1872 kocht men voor f 6833,25 aan ongepelde rijst. Verder kocht men dat jaar lijnzaad, gerst, witte bonen, chocolade bruine bonen, kapokpitten, rogge en tarwe. Er was een levendige handel met de andere Zaanse rijstpellers.

 
  De pelmolen ‘De Jonge Prinses’ stond aan de Kalverringdijk binnendijks niet ver van de grens der gemeente Zaandam.
Foto: Gemeente Archief Zaanstad
 

De firma werkte al spoedig met twee pelmolens en twee oliemolens. Na het eerste jaar had men naast een belangrijke binnenlandse afzet ook al een groot debiet in Duitsland. In het eerste jaar werden 8026 balen rijst van 100 kg gepeld en het jaar daarop was de productie verdubbeld.

Het succes dat Wessanen & Laan met hun stoompellerij ‘De Unie’ en Cornelis Kamphuys met zijn stoompellerij ‘De Jonge Kuyper’ hadden zal zeker een rol hebben gespeeld bij de plannen voor het oprichten van een eigen stoomrijstpellerij.
De gegevens over de firma Bloemendaal & Laan zijn voor het grootste gedeelte gebaseerd op aantekening gemaakt door de heer R. Kooijman te Wormerveer tijdens het vernietigen van het bedrijfsarchief bij de liquidatie van de firma in 1966. De gegevens worden bevestigd door bronnen in het gedeeltelijk geordende archief Laan in Huize `t Singrave te Denekamp.
Op 14 april 1877 werd op korte afstand van de pellerij ‘De Unie’ van Wessanen & Laan aan de Veerdijk in Wormer de eerste steen gelegd voor de stoomrijstpellerij ‘Hollandia’ en het houten rijstpakhuis ‘Java’. Op 4 december van dat jaar werd de pellerij in gebruik genomen.
De stichtingskosten van de fabriek bedroegen f 109804,12. De aannemer Gebr.Gorter uit Wormerveer kreeg f 45763,25, metselaar P.Stelling uit Wormerveer f 17476,51, en de machinefabriek ‘De Prins van Oranje’ uit Den Haag kreeg f 30794,75 voor de stoommachine.
De eerste pellerij geschiedde op 1070 ‘gonjes Arracan’ (zakken rijst uit de Birmaanse provincie Arracan) en de technische resultaten waren goed. In 1879 volgde al een uitbreiding met het houten rijstpakhuis ‘Bassein’. Vier jaar later volgde het pakhuis ‘Rangoon’.

In 1881 werd van de erven Adrs. Houttuyn voor f 100716,41 de stoomolieslagerij ‘De Toekomst’ gekocht. De windoliemolens werden van de hand gedaan. Op 12 juli 1885 overleed de weduwe A. Laan-Avis en op 5 juli 1887 trok Frederik Bloemendaal zich terug uit de zaak.

Het ontstaan van de Zaanse rijstpellerij

Rijst

Rijst is de belangrijkste voedingsbron in Azië. In de meeste landen van dat werelddeel wordt al vele eeuwen rijst voor de lokale voedselvoorzienig verbouwd.
In West Europa begon rijst als voedingsmiddel pas een rol van betekenis te spelen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Vanaf 1845 ontstond er in Europa een tekort aan granen. In Birma ontstond een steeds toenemend surplus aan rijst, waardoor het land zich ontwikkelde tot de grootste rijstexporteur ter wereld.
Aan het einde van de negentiende eeuw werd het grootste deel van de Birmese export verscheept naar Hollandse en Noordduitse pellers. De rijstpellerij in de Zaanstreek was aanvankelijk een nevenactiviteit van de gortpellerij.
In de zeventiende eeuw ontwikkelde de Zaanse gortpellerij zich tot een belangrijke tak van nijverheid. In tientallen windmolens werd gerst gepeld tot gort. Het was belangrijk als volksvoedsel en het werd gebruikt als proviand voor de zeevaart. In het begin van de negentiende eeuw werd op bescheiden wijze ongepelde rijst uit Java en uit Carolina in de Verenigde Staten in Nederland ingevoerd. De eerste mechanische rijstpelinrichting was een rosmolen in 1819 in Amsterdam.

De Zaankanters hadden al spoedig ontdekt dat hun windmolens zeer geschikt waren voor deze nieuwe vorm van voedselveredeling. De eerste Zaanse rijstpeller was Albert Vis.
Hij was geboren in 1801 en hij begon zijn loopbaan als bediende bij Vasterd Vas & Co. Vasterd Vas was eigenaar van veel windmolens en in het begin van de negentiende eeuw een van de rijkste koopmannen van de Zaanstreek. In 1825 begon Albert Vis voor zichzelf. Van de weduwe Vas huurde hij de pelmolen ‘de Jonge Voorn’ waarmee zijn zakelijke loopbaan begon als loonpelder. Dat wil zeggen hij werkte niet voor eigen rekening maar voor de rekening van kooplieden. Hij verrichtte veel pelwerkzaamheden voor de koopman Jan Laan. In 1831 pelde hij voor het eerst rijst voor de firma Wessanen & Laan. Achter deze firma staken de kooplieden Jan en Adriaan Laan in Wormerveer.
In die tijd bestond in Amsterdam al een grote stoomrijstpellerij. De Zaankanters konden met hun molens genoeg verdienen en hadden nog geen behoefte aan stoomkracht. In 1841 kocht Wessanen & Laan een eigen pelmolen ‘De Prinses’. Men pelde, net als Albert Vis, afwisselend gerst en rijst.
In 1852 werd de eerste Zaanse stoomrijstpellerij in gebruik genomen door de D. van Voorst & Zoon te Zaandam die al vele jaren met windmolens gepeld had.
Er zijn aanwijzingen dat men bij een van deze molens hulpstoomkracht heeft gebruikt. Deze stoompelfabriek heeft vijftien jaar gewerkt en moest toen, net als de meeste Amsterdamse stoompellerijen, worden stilgelegd. In die tijd werd met de windmolens wel winst gemaakt bij het rijstpellen. Twee jaar later, in 1869, probeerde Klaas Vis, erfgenaam van Albert Vis, het met hulpstoomkracht bij ‘De Jonge Voorn’. Hij kocht een locomobiel die dienst had gedaan bij de bouw van het ‘Amstelhotel’ in Amsterdam. Vier jaar later gaf hij deze vorm van aandrijving op. Pas twintig jaar later werd de aandrijving van ‘De Jonge Voorn’ opnieuw gemechaniseerd; nu met een gasmotor.

  Jonge Voorn  
  Fabriekspand De Jonge Voorn van de rijstpellerij voorheen Alb. Vis, gelegen ten westen van de spoorlijn, gezien in noordelijke richting. Rechts de Wandelweg met, op de achtergrond het station en het in 1933 gesloopte postkantoor.
Bron: Gemeente Archief Zaanstad
 

De techniek van het pellen van rijst en gort

De pelmolen is een verdere ontwikkeling van de graanmaalmolen. Er zijn twee pelstenen waarvan er een stil ligt en de ander rond draait. Dit is bij een graanmolen ook zo maar bij een pelmolen draait de loper in een mantel van ijzer met puntjes die naar binnen gericht zijn. Deze ijzeren mantel is het zogenaamde pelblik. Via een kaar wordt het pelmateriaal tussen de stenen gelaten.
Bij het malen van graan wordt de korrel fijn gewreven tussen de draaiende steen en de liggende steen. Bij pellen worden de vliesjes van de korrel gepeld en blijft de korrel heel.
Windkerven aan de onderkant van de draaiende molensteen zorgen voor een opwaartse luchtstroom en de snel rond draaiende bovenste steen sleurt de korrels langs de ijzeren puntjes zodat de vliesjes van de zaden worden gerukt. Gerst ondergaat zes maal een dergelijke bewerking. Rijst kan met drie pelgangen of ‘sneeën’ volstaan. Voor het pellen is een groot vermogen noodzakelijk. De pelmolen had daarom grotere wieken als een korenmolen of een oliemolen. Gemiddeld is er slechts 150 dagen per jaar een voldoende krachtige wind om te kunnen pellen.
De overgang van windkracht naar stoomkracht die zich voltrok vanaf de zeventiger jaren van de negentiende eeuw had te maken met de verschillende factoren. Schaalvergroting werd rendabel bij een adequate constante aanvoer van ongepelde rijst. Het enorme surplus van Birma garandeerde deze aanvoer. De toenemende vrijhandelsmogelijkheden en de conjuncturele verbetering verzekerden de afzet. Tot aan de eerste wereldoorlog kende de Zaanse rijstpellerij een ongekende bloei.

De rol van de familie Laan in de Zaanse rijstpellerij

Jan Laan
Jan Laan 1803 -1868
Hollandia
In de serie ‘Oude Zaanse affiches’ in 2000 uitgegeven door de gemeente Zaanstad, een plaat van Bloemendaal & Laan uit Wormerveer met o.a. rijstpellerij Hollandia.

Familie betrekkingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de Zaanse rijstpellerij. De familie Laan speelde in deze bedrijfstak de hoofdrol. Adriaan Laan overleed in 1851 en Jan Laan zette de firma Wessanen & Laan alleen voort tot aan zijn dood in 1868. De firma werd daarna voortgezet door de vijf zoons van Jan Laan.
Een van zijn kleinzoons was in 1891 medeoprichter van de olieslagerij Crok & Laan, een ander was modefabrikant van de cacaofabriek W.J. Boon & Co en weer twee anderen richtten in 1891 de stoomgortpellerij ‘Mercurius’ op.
In 1857 hadden de firmanten van Wessanen & Laan de stoomolieslagerij ‘De Tijd’ in bedrijf genomen en drie jaar later de stoommeelfabriek ‘De Vlijt’. In 1872 werd de stoomrijstpellerij ‘De Unie’ in gebruik genomen.
De leiding van de rijstfabriek had Albert Vis Albertszoon, die getrouwd was met een dochter van Jan Laan.

Toen Adriaan Laan in 1851 stierf bedroeg zijn nalatenschap f 310176,63. Dat was zijn aandeel in de firma Wessanen & Laan en bestond o.a. uit de molens ‘De Boer’, de ‘Boerin’ en de ‘Prinses’. Deze molens werden door zijn weduwe Laan-Avis verhuurd. o.a. aan de firma Wessanen & Laan.
In 1869 verbrandde ‘De Prinses’ en werd vervangen door een grote pelmolen uit Zaandam die op de plaats van de verbrande molen werd opgebouwd en de naam ‘De Jonge Prinses’ kreeg. Zo als ik al eerder vertelde richtte de zoons en stiefzoon van Adriaan Laan in 1872 de firma Bloemendaal & Laan op. De weduwe had het bedrijf dus 21 jaar geleid.

De groei van de rijstpellerij Hollandia

Ik pak nu het verhaal van Bloemendaal & Laan weer op.
Nadat de gemeente Wormer toestemming had gegeven om een stuk van de Zaan te dempen, kon men in 1888 het grote stenen pakhuis ‘Saigon’ bouwen dat voor de andere pakhuizen kwam te staan. Een jaar later werd aan de overkant van de Zaan, op perceel Zaanweg 53 te Wormerveer, het houten kantoor vervangen door een stenen gebouw, ontworpen door van Rossum & Vuyk.

In het tijdvak 1890-1891 werd het pellerijgebouw belangrijk vergroot en de gasverlichting in de fabriek werd vervangen door elektrisch licht. Het pakhuis ‘Bassein’ werd ingekort en achter het pakhuis ‘Java’ kwam een nieuw ketelhuis. In 1894 werd het stenen pakhuis ‘Batavia’ in gebruik genomen.
Na de bouw van de nieuwe stenen pakhuizen ‘Bassein’ en ‘Saigon’ werd in 1897 ook een nieuw ketelhuis en een nieuwe machinekamer in gebruik genomen. In 1898 kwam er een watertoren en een sprinkler installatie bij.
Vijf jaar later werd de pellerij opnieuw vergroot. In een nieuwe machinekamer werd een stoommachine van 650 pk geleverd door Stork uit Hengelo.
De peltechniek onderging in al die jaren geen fundamentele wijziging. Productievergroting ontstond door een langere bedrijfstijd t.o.v. de windmolen, meer productie eenheden en verbeterd intern transport. Verder waren er verbeteringen in de reiniging van de ongepelde rijst en het afwerken van het eindproduct.

Het hoogtepunt van de Zaanse rijstpellerij lag in de jaren voor de Eerste wereldoorlog. Een groot deel van de rijstexport van Birma en later van andere Aziatische landen (Indo-China) werd verscheept naar de Zaan.
De Zaanstreek, Bremen en Hamburg waren de belangrijkste centra ter wereld voor de industriële verwerking van rijst. Behalve tafelrijst leverde men grondstof voor brouwerijen en puddingfabrieken. Verder werd pelafval geleverd als veevoeder. De bloei van deze bedrijfstak valt ook te zien aan de uitbreiding van het fabriekscomplex van Bloemendaal & Laan. In 1905 werd het pakhuis ‘Bassein’ belangrijk vergroot en het volgende jaar werd het houten pakhuis ‘Java’ door een stenen gebouw vervangen. In 1911 bestelde men bij Gebr. Stork voor f 49600,- een stoomturbine met gelijkstroomgenerator. Bij Naegel & Kaemp werd voor f 130000,- een nieuwe fabrieksinrichting besteld en bij Siemens & Schuckert werd voor f 14688,50 aan elektromotoren besteld. In 1912 werd het gebouw ‘Nieuwe fabriek’ in gebruik genomen. Men deed toen zaken met bijna alle Europese landen en met de Verenigde Staten.

De huidige situatie van de rijstpellerij ‘Hollandia’ illustreert het tijdvak tussen 1895 en 1910. In 1891 werkten er 34 arbeiders bij de rijstpellerij ‘Hollandia’ en 50 bij ‘de Unie’. In 1910 werkten er 575 arbeiders in tien rijstpellerijen in Nederland, waarvan 290 in de Zaanstreek, 150 in Zaandam en 120 in Wormer (Hollandia + de Unie). De veredelingsindustrie heeft in Wormer altijd een belangrijke plaats ingenomen.
In 1880 vond 84% van de fabrieksarbeiders werk in de houtzagerij, pellerij en olieslagerij. Na 1880 namen het aantal arbeiders en de productie sterk toe. Het complex ‘Hollandia’, zoals het er nu bijstaat, weerspiegelt de periode van de topjaren van de rijstpellerij-industrie

De rijstaanvoer in Nederland bedroeg:
1825-29 9.000 ton
1830-41 12.000 ton
1845-50 21.000 ton
1860 41.000 ton
1885 127.000 ton
1910 3 miljoen balen van 100 kg
waarvan 1,2 miljoen voor de haven van Zaandam

We kunnen voor de Zaanse rijstpellerij voor die periode spreken van globalisering avant la lettre. Grondstoffen kwamen vanuit Azië en de afzetmarkt was de hele wereld.

J.A.Laan, een bijzonder ondernemer

  Singrave
Het Landgoed Singraven, westelijk van Denekamp in de Twentse gemeente Dinkelland. Recht J.A. Laan.
J.A. Laan  

Hoewel de firma Bloemendaal & Laan door drie broers is gesticht, speelde een van hen een bijzondere rol. Jan Adriaan Laan, de jongste van de drie werd geboren op 25 april 1848 in Wormerveer. Na de lagere school in Wormerveer bezocht hij, evenals zijn broer Remmert, het gymnasium te Haarlem.

Daar behaalde hij verschillende schoolprijzen. In het archief Laan op Huize 't Singrave in Denekamp zijn er een aantal bewaard. Deze prijzen variëren van het leerboek der mechanica tot de verzamelde werken Shakespeare en een biografie van George Washington. Daarna bezocht hij de Handelsschool te Amsterdam.
Een dergelijke opleiding was in de Zaanstreek voor zonen van fabrikanten ongewoon. Hij kwam in 1865 in dienst bij zijn oom Jan Laan. In 1867 maakte hij met R.A. Laan en P.A. van Gelder een reis naar de Parijse wereldtentoonstelling. De heenreis ging via Rotterdam, Antwerpen en Brussel en de terugreis via Namen, Luik, Spa en Keulen.
Vanaf 1866 was hij lid en later bestuurslid van het zanggezelschap ‘Euterpe’ en de debatingclub ‘Excelsior’.
In 1881 kwam hij in de gemeenteraad van Wormerveer en in 1887 werd hij benoemd tot wethouder. In 1897 werd hij gekozen tot lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en 1905 tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Hij was voorzitter van het departement Wormerveer van de Nederlandse maatschappij ter bevordering van Nijverheid, president-commissaris van de Twentsche bank en commissaris bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd.
De Zaanse rijstpellers behoorden tot de rijkste Nederlanders. Dit stelde Remmert en Jan Adriaan Laan in staat zich als filantroop te manifesteren. Remmert stelde in 1900 in Wormerveer een herenhuis ter beschikking aan de vereniging ‘Ons Huis’. Dit was een der eerste van dit soort instellingen in Nederland. Hij stelde aan de Universiteit van Amsterdam f 50.000,- ter beschikking voor de stichting van een laboratorium voor Hersenonderzoek.

Jan Adriaan stelde grond ter beschikking voor de bouw van de eerste Zaanbrug tussen Wormerveer en Wormer. Hij gaf een belangrijke financiële bijdrage aan de ambachtsschool in Zaandam en behoorde bij de oprichters van het Nederlandse Kankerinstituut. Bij zijn vijftig jarig jubileum als koopman in 1915 schonk hij de gepensioneerden van Bloemendaal & Laan het hof Saenden; een complex woningen in Wormerveer. Hij correspondeerde met kunstenaars van zijn tijd zoals Willem Maris, Jan Veth en Therese Schwartze. Zij schilderde ook de portretten van zijn kinderen.
Voor zichzelf liet hij villa ‘Nachtegaal’ in Bloemendaal bouwen. Later kocht hij het landgoed 't Singrave in Denekamp. Hij overleed in 1918 op zeventig jarige leeftijd. Hij had de firma Bloemendaal & Laan 45 jaar leiding gegeven. In het archief Laan bevinden zich necrologieën uit een groot aantal Nederlandse kranten en tijdschriften. Hieruit blijkt zijn grote maatschappelijke belang.

  Hof Saenden  
 

Hof Saenden is gebouwd in opdracht van Jan Adriaan Laan, telg uit het Wormerveerse ondernemersgeslacht Laan, ter gelegenheid van zijn vijftigjarig zakenjubileum. De woningen waren bestemd voor oud-werknemers van twee van zijn bedrijven, de rijstpellerij Hollandia in Wormer en oliefabriek De Toekomst in Wormerveer. Laan bepaalde dat het complex in neorenaissance stijl gebouwd moest worden, net als een tentoonstellingsgebouw in Antwerpen, waarin zijn firma tijdens een internationale handelstentoonstelling had geëxposeerd. De stijl van de huizen is daarom gebaseerd op voorbeelden uit de Hollandse renaissance. De geblokte ontlastingsbogen, de rood-witte raamluiken en de kleine glas-in-lood ruiten verwijzen duidelijk naar de 17e eeuw. De groene houten topgevels met sierlijk uitgesneden witte krullen en kurkentrekker-makelaars zijn een herinnering aan de Zaanse houtbouw. De architect Dirk Stam heeft in de Zaanstreek meerdere gebouwen neergezet in overgangsstijl zoals het weeshuis in Koog aan de Zaan.
Bron: Gemeente Archief Zaanstad

 

De Arbeidsomstandigheden

Ondanks hun enorme rijkdom gelden de Zaanse rijstpellers niet als archetypische kapitalisten. Het Links liberale kamerlid Hendrik Goeman Borgesius nam in de Kamer het initiatief tot de grote enquête van 1887 naar de arbeidsomstandigheden in de industrie. Hij was ondervoorzitter van de commissie die de ondervragingen leidde. In deze enquête werden fabrikanten en arbeiders, maar ook lokale notabelen als artsen en burgermeesters ondervraagd over de arbeidsomstandigheden in de fabrieken.
Met name de toestanden in de fabrieken van Regout in Maastricht zorgden voor maatschappelijke opwinding. Remmert Adriaan Laan was een van de getuigen voor de enquêtecommissie. Zijn getuigenis en die van de pellersknecht Stolp staan op de website van ZIE. Vergeleken met andere fabrikanten was hij een verlichte patriarch. Dat de Zaanstreek het predikaat ‘De Rode Zaan’ kreeg heeft niet gelegen aan de familie Laan.

Neergang na de Eerste Wereldoorlog

De eerste wereldoorlog gaf een onherstelbare slag aan de Zaanse rijstpellerij. Door gebrek aan grondstoffen kwamen na enige tijd de rijstpellerij en olieslagerij stil te liggen. Het personeel werd te werk gesteld op de landerijen van de familie Laan in de Beemster en de pakhuizen werden verhuurd; o.a. aan Blauwhoedenveem-Vriessenveem. In 1911 overleed Remmert Laan. Zijn vrouw en zijn enige kind waren reeds op jonge leeftijd overleden.
In 1913 kwamen twee zoons van Jan Adriaan, Adriaan Remmert en Jan Adriaan Jr, en hun neef Gerard Willem Bloemendaal in de leiding van de firma.

De bakens moesten worden verzet en in 1918 nam men een havermoutfabriek in gebruik.
In de loop van de twintiger jaren begon de rijstpellerij weer iets voor te stellen maar het productieniveau van voor de eerste wereldoorlog werd zelfs bij benadering nooit meer gehaald. Het debiet was kleiner geworden omdat rijst importerende landen zelf waren gaan pellen en omdat Birma en andere productielanden er in toenemende mate toe overgingen zelf de rijst te pellen. Dit hele proces was door de Eerste wereldoorlog in een stroomversnelling gekomen.
Uit de gegevens van Kooijman blijkt dat de grootse productie in 1914 was; 525.478 balen. In het interbellum was 1926 het topjaar toen men 315.000 balen rijst pelde.
Meestal was in de jaren tussen de twee wereldoorlogen de productie minder dan 200.000 balen per jaar. De concurrenten Wessanen & Laan, Albert Vis en Kamphuys vormden samen met drie Zuidhollandse pellers een kartel; de N.V.Rijstunie. Ook Gebrs. Laan kwam als concurrent op.
De naam Laan kwam na 1941 niet meer voor in de leiding van het bedrijf Bloemendaal & Laan.

Na de tweede wereldoorlog is tot 1965 op bescheiden schaal nog gepeld. Het bedrijf wat het laatste in de Zaanstreek wat nog pelde. In 1966 werden de verkoopactiviteiten gestaakt. In november 1972 werden de panden van het voormalige pellerij­complex op een veiling verkocht.

De panden staan er nu nog zoals zij er op het hoogtepunt van de Zaanse rijstpellerij ook gestaan hebben. De machinerieën zijn er uit gesloopt. De hijstoren en de laad- en losgoten zijn verdwenen maar verder zijn de gebouwen uiterlijk ongewijzigd.
Het pand ‘Batavia’ heeft verschillende meubelzaken als bewoner gehad. Het pand ‘Saigon’ is gerestaureerd door bouwbedrijf Somass. De andere panden zijn gedeeltelijk geschikt gemaakt voor bewoning en fungeren ook als bedrijfsverzamelgebouw.

  Saigon Saigon  
  Het pand ‘Saigon’ is gerestaureerd en is geschikt gemaakt voor kantoren voor creatieve ondernemers.  

Iets over de techniek van de fabrieksbouw

De pellerijgebouwen uit 1877 en 1890 hadden nog houten staanders, die zo stevig waren dat ze in de nieuwbouw werden opgenomen. Het vergrootte fabrieksgebouw uit 1902 kreeg gietijzeren kolommen waarop profielbalken van getrokken en gewalst ijzer werden gelegd. Deze ijzeren kolommen waren een grote vooruitgang in de bouw want ze zijn lichter, sterker en de constructie is minder brandgevaarlijk. Het pakhuis ‘Bassein’ uit 1896-97 dat in 1905 is vergroot, heeft op de begane grond gietijzeren staanders met een draagkracht van 65.000 kilo.
Een geheel nieuwe constructie van gewapend beton is toegepast in het pakhuis ‘Java’. (1906-07) Het is een van de eerste voorbeelden in Nederland. Het hier toegepaste systeem ‘Monier’, werd in de tachtiger jaren van de 19de eeuw al toegepast in Duitsland en België. De ontwikkeling van gietijzer naar beton voltrok zich in een betrekkelijk korte tijd. De toepassing van beton voldeed goed in de pakhuizen, vanwege de belasting van de vloeren. Tevens was de brandveiligheid optimaal.
Tien jaar voor de bouw van het pakhuis ‘Java’ zijn de drie houten pakhuizen ‘Bassein’, ‘Saigon’ en ‘Rangoon’ door het gloeiend worden van een stroomdraad in vlammen opgegaan. Het aspect van de brandveiligheid was na de introductie van de stoommachine een taak voor de overheid. De overheidsbemoeienissen hadden betrekking op de veiligheid in en rond de fabriek. De Stoomwet van 1869 was bedoeld voor de veiligheid van de arbeiders. De artikelen 2 en 3 van de wet konden het architectonisch ontwerp nogal beïnvloeden, omdat daarin respectievelijk de hoogte van de afstand van de vuurhaard en de stoomketel tot aan de brandbare gedeelten van het gebouw werden bepaald, evenals de hoogte van de schoorsteen voor de afvoer van de rookgassen.
Naast deze voorschriften waren er nog de gemeentelijke bouwvoorschriften en verordeningen, waaronder de Hinderwet van 1875. Hierin stonden de eisen waaraan een gebouw moest voldoen, meestal ter voorkoming van schade, hinder en gevaar. Na de brand van 1896 is er (waarschijnlijk) op voorschrift van de verzekeringsmaatschappij door Bloemendaal & Laan een Sprinklerinstallatie aangeschaft. Hiervoor werd de watertoren ontworpen.

  Saigon Pakhuis Java  
  Links de ijzeren kolommen van pakhuis Saigon, rechts de gewapend beton constructie van pakhuis Java.  

Wat heb ik met Saigon te maken?

Voor u staat een Zaanse Brabander die geboren is in dit dorp Wormer. Ik werk nu bijna 30 jaar als huisarts in Noord Brabant. Van mijn 2de tot mijn 16de levensjaar woonde ik in Wormer op het terrein van een grote papierfabriek. Het ritme van het dorp werd bepaald door de fabrieksfluit van deze papierfabriek van van Gelder Zonen. De Zaanstreek was toen nog een echte fabrieksstreek. Dat leidde bij mij tot een grote belangstelling voor stoomtechniek, schepen etc. Hoewel mijn vader de vierde generatie was die in het papier werkte, bezwoer hij mij niet ‘de fabriek in te gaan’ omdat er daarin geen toekomst meer was. Wij waren dus een ‘papierfamilie’, waarvan mijn vader, grootvader, oom en neven op de papierfabriek werkten. Zo had je ook rijstfamilies en families die op de zeepfabriek van Jan Dekker werkten.

Ik ga u eerst uitleggen hoe ik zo is gekomen dat ik mij met industriegeschiedenis bezig ben gaan houden.
Na mijn artsexamen aan de UvA heb ik enige jaren gewerkt in Tanzania. Toen ik eind 1974 terug kwam in Nederland viel onmiddellijk de grote verandering op in de economische structuur van Nederland op. In de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw gingen vele van ouds bekende bedrijven ten onder. Dat leidde ook tot verval en sloop van veel fabrieksgebouwen. U kent waarschijnlijk de verhalen hoe de scheepsbouw en de textielnijverheid uit Nederland verdwenen. Ook in de Zaanstreek verdween veel van de traditionele industrie.

MBTZ Logo Naast mijn medische werk was ik mij altijd blijven interesseren voor techniek en industriegeschiedenis. Dat leidde er toe dat ik mij uitvoerig verdiepte in de geschiedenis van de Engelse Industriële revolutie en later in het industriële verval in Engeland.
De snelle structuur verandering in de economische structuur van de Zaanstreek had zijn grootschalige voorganger in Engeland waar het industriële verval al veel eerder was ingetreden. Dat had in Engeland al vroeg geleid tot een beweging tot behoud van waardevolle industriële gebouwen en een hernieuwde belangstelling voor de geschiedenis van de industrie en techniek.
In die zelfde tijd was er in de economische geschiedenis een grote belangstelling voor de geschiedenis van de industrialisatie om te ontdekken of er lessen waren te trekken voor de economische ontwikkeling van de nieuwe staten in Afrika. De term ontwikkelingslanden stamt uit die tijd.

In de Zaanstreek waren wij vanaf 1979 begonnen met de voorbereidingen tot het oprichten van een verenging tot behoud van Monumenten van bedrijf en techniek. Deze vereniging is uiteindelijk in 1981 opgericht. Mijn taak was vooral historisch onderzoek van de Zaanse industrie om zo de oorspronkelijke functie van de overbodig geworden fabrieksgebouwen beter te begrijpen. De rijstindustrie was een van mijn eerste projecten.
Mijn verhaal van vandaag is een bewerking van een artikel wat ik in 1989 schreef samen met een kunsthistoricus; Martin Pruijs. Als student had hij zijn scriptie gewijd aan de kunsthistorische aspecten van de Zaanwand. De toenmalige studenten J.P. Bloem en K. Hoope uit Delft hadden een scriptie geschreven over de bouwkundige aspecten van deze fabrieken en over mogelijkheden voor hergebruik. Deze scripties staan nu op de website van Zaans Industrieel Erfgoed. Ook mijn verhaal van vandaag staat daarop. Evenals de toelichting die ik dit jaar en vorig jaar tijdens de boottocht in het kader van geschiedenis op locatie gaf.

De waarde van Saigon

In 1989 schreef Martin Pruijs over de waarde van dit fabriekscomplex:

Helaas is ‘de Unie’, de buurman, afgebroken en heeft de gemeente Wormer hiermee een belangrijk onderdeel van het totale ensemble verloren. Wanneer ‘Hollandia’ het tweede slachtoffer wordt is er langs de Zaanbocht een belangrijk monument voor bedrijf en techniek verloren. Niet alleen het complex op zich is historisch gezien van grote waarde, ook de samenhang van het complex met de actuele omgeving moet bij een beoordeling worden betrokken. De Veerdijk met aan weerszijden van de brug de gehele gevelwand is een brok ondernemersarchitectuur. Het water vormt een belangrijke visuele scheiding tussen het woongebied en het industriegebied. Vanaf het woongebied krijgt men dankzij deze barrière een belangrijke silhouetwaarde van de hoog oprijzende gebouwen.
Direkt aan de overzijde van de fabrieken staan de kapitale ondernemersvilla's en kantoren van de pellerijen. Zij vormen te samen met de fabrieken een onlosmakelijk geheel, dat in zijn totaliteit beschermenswaardig is. Deze relatie weerspiegelt het industriële verleden in alle onderdelen.

  Rijstpellerij De Unie  
  Rijstpellerij De Unie, hier op archief opname van rond 1905, werd in 1978 afgebroken. De hiervan afkomstige 15.000 m3 puin verdween in het Alkmaardermeer.
Foto: Gemeente Archief Zaanstad
 

Wij moesten dus toen aannemelijk maken dat hier unieke gebouwen stonden. Gelukkig is dat inzicht door anderen overgenomen. De provincie Noord Holland die de rijstpellerij ‘Mercurius’ heeft gered en gerestaureerd. Maar ook door ondernemers. De aannemer G. Sombroek die ‘Saigon’ heeft gerestaureerd en geschikt gemaakt voor hergebruik. De gebroeders Grandiek die het Grand café ‘Batavia’ exploiteren. De voedingsmiddelen multinational Sara Lee/Douwe Egberts die het pand van Lassie heeft gerestaureerd. En nog vele anderen. Wat destijds gold als een hobby voor excentrieke figuren behoort nu tot de normen van een groot deel van de bevolking.

Nieuwe vragen

U ziet dat studenten hebben bijgedragen aan het ontdekken van de geschiedenis van dit gebouw en aan de bepaling van haar historische en architectonische waarde. Een nieuwe vraag die dit gebouw oproept is wat de globalisering van de economie voor de Eerste Wereldoorlog betekende voor de plaatselijke cultuur. In de voormalige rijstpellerij van Kamphuys in Zaandam hangt een prachtig tegeltableau waarop naast de windmolens en stoompellerijen scènes uit sawa's zijn afgebeeld. Ik heb niet gezien dat fabrikanten naar die landen reisden. De rijstpellers deden hun zaken via de Amsterdamse beurs. Dat gold ook voor de export. Maar misschien heb ik niet naar de goede zaken gekeken. Met de komst van een nieuw protectionisme na de Eerste Wereldoorlog verviel het belang van deze gebouwen. Mij interesseert heel erg de vraag of de vrijhandel van voor de Eerste Wereldoorlog wezenlijk verschilt van de huidige globaliseringtrend.

  Tegeltableau Kamphuis  
  Tegeltableau in de voormalige rijstpellerij Kamphuys in Zaandam.  

Een andere integrerende vraag is in hoeverre er een fabriekscultuur bestond in de Zaanstreek. Op de website van Zaans Industrieel Erfgoed staat een groot aantal documenten over de bedrijfsbrandweer van de rijstpellerij ‘Mercurius’ hier net links van de brug. Alle Zaanse bedrijven hadden een bedrijfsbrandweer. Er waren zelfs wedstrijden tussen bedrijfsbrandweren. Zeker in de opbouw- en expansiejaren na de Tweede Wereldoorlog stimuleerden bedrijven vaak een bloeiend verenigingsleven met personeelsverengingen, bedrijfsmuziekkorpsen en bedrijfssportverenigingen. Arbeiders en kantoorbedienden waren vaak trots op hun bedrijf. Iets van die cultuur ziet u in de tentoonstelling ‘De Fabriek’ die u momenteel in het Zaans Museum kunt bekijken. De komst van de TV en de Opel Kadet hebben er toe bijgedragen dat deze cultuur snel verdween. Onderzoek naar deze fabriekscultuur is nog nooit gedaan.

Tegenwoordig is er discussie over de ‘dirigenten van de herinnering’. Dan gaat het met name om het oproepen van een specifiek beeld van het verleden in Openlucht Musea. Met recht kan met de Erfgoed beweging, die oude fabrieksgebouwen wil behouden, ook verdenken van een dirigent van de herinnering te zijn. Maar ook de mensen die juist alles willen slopen manipuleren ons beeld van het verleden. Een nieuwe onderzoeksvraag is in hoeverre de beweging voor behoud van industrieel erfgoed bewust of onbewust streeft naar een bepaald beeld van ons industrieel verleden.

Ik daag u uit om deze, en andere vragen die opkomen bij het bezoek van dit gebouw, te beantwoorden.

Dit verhaal is een bewerking van:
M.T.Pruijs en J.Kingma ‘De Zaanwand in Wormer’ in ‘Industriële Archeologie’ Vol. 33 (1989) 186-212.

Daarbij hoorde de volgende litteratuurlijst en bijlage

Literatuurlijst

De website van Zaans Industrieel erfgoed heeft een groot aantal stukken over de restauratie van Saigon.

Chronologisch opgestelde lijst van bouwwerken, die behoord hebben bij de voormalige stoomrijstpellerij ‘Hollandia’

1877 Bouw van de stoomrijstpellerij ‘Hollandia’, het houten pakhuis ‘Java’ en een machineketelhuis.
1879 Bouw van het houten pakhuis ‘Bassein’
1883 Bouw van het houten pakhuis ‘Rangoon’, naast ‘Bassein’
1888 Bouw van het pakhuis ‘Saigon’, gesitueerd voor de pakhuizen ‘Bassein’ en ‘Rangoon’
1890 De rijstpellerij wordt verbouwd. Het hoofdgebouw krijgt een extra verdieping en er wordt een vleugel aangebouwd. Het pakhuis ‘Bassein’ wordt ingekort. De gasverlichting wordt vervangen door elektrisch licht
1894 Bouw van het pakhuis ‘Batavia’
1896 De pakhuizen ‘Bassein’, ‘Saigon’ en ‘Rangoon’ worden door brand verwoest
1896 Bouw van het nieuwe pakhuis ‘Bassein’
1898 Bouw van het pakhuis ‘Saigon’
1898 Bouw van een watertoren en installatie van de sprinklerinstallatie
1902 Vergroting van het hoofdgebouw. Het gebouw krijgt zijn huidige vorm; een nieuwe machinekamer wordt gebouwd, waarin een stoommachine van 650 PK wordt geplaatst; het houten pakhuis ‘Java’ wordt met ruim eenderde deel ingekort; het pakhuis ‘Bassein’ krijgt er een extra verdieping bij en wordt aan de achterzijde vergroot.
1906 Het houten pakhuis ‘Java’ wordt gesloopt en vervangen door een stenen gebouw
1911 De laatste uitbreiding: ‘Hollandia II’ (De Nieuw Fabriek) wordt tegen het hoofdgebouw van 1904 aangezet
Door: Jur Kingma - April 2004
Beeldmateriaal: Archief Cees Kingma
Tenzij anders aangegeven.
Valid HTML 4.01 Transitional