Eeuwenoude technieken opnieuw toegepast in een replica van een houtzaagmolen, het Jonge Schaap op de Zaanse Schans |
Door: Jur Kingma
Bij het woord innovatie denken de meeste mensen aan vernieuwing, patenten, uitvinders enzovoort. Wil men wat meer weten dan tikt men bij Google 'innovatie' in en dan kom je op de startpagina 'Innovatie.startpagina'. Daar staat alles over octrooiadviseurs, subsidieregelingen, participatie maatschappijen, subsidie adviesbureaus, kenniscentra en trendwatchers.
Maar voor een goede definitie moet je toch naar de Winkel Prins encyclopedie. Ik gebruik de papieren versie van 1981. Daar staat dat het begrip 'innovatie' in 1912 in de economische theorie is geïntroduceerd door J.A.Schumpeter. Hij zag innovatie als het wezen van de ondernemingsgewijze productie. Door vernieuwing van producten, productiewijzen of afzetwegen proberen bedrijven een voorsprong op de concurrenten te krijgen. Schumpeter zag innovatie vooral als een technisch proces. Innovaties kunnen belangrijke schokken in de economische ontwikkeling geven. Hij zag vanaf de Engelse Industriële Revolutie de economische ontwikkeling als een aaneenschakeling van innovaties.
Onderhoud aan een van de zes pompen in het gemaal in IJmuiden. Na de laatste uitbreiding in 2004 is de totale pompcapaciteit gegroeid van 160 kubieke meter per seconde naar 260 kubieke meter per seconde. Nergens in Europa is een gemaal te vinden dat zo groot is. |
In het recent voltooide standaardwerk over de geschiedenis van de techniek in Nederland in de 20e eeuw spelen de volgende begrippen een belangrijk rol: innovatie, technisch regime en het sociotechnische landschap. Innovatie is de ontwikkeling van nieuwe techniek op het microniveau. Er komen nog veel andere min of meer sociologische begrippen bij te pas: het technische regime, de bestaande institutionele structuur, de voorkeuren van gebruikers, overheidsregelgeving enz.
In het hier boven genoemde standaard werk heeft men een zestal onderzoeksthema's uitgewerkt. Het eerste thema is het ontstaan van innovatieknooppunten. Voorbeelden hiervan zijn het kantoor, het ziekenhuis en het chemiecomplex van DSM in Zuid-Limburg of het chemiecomplex Europoort/Botlek/Pernis/Moerdijk/Sloegebied.
Van de vele innovaties in Noord Holland noem ik er drie. In de vroege Middeleeuwen was men begonnen met de ontginning van Holland. Al snel legde men dijken en dammen aan tegen wateroverlast. In 1407 of 1408 werd de eerste poldermolen gebouwd in de buurt van Alkmaar. Voor 1500 zijn in het Noorderkwartier en Amstelland ten minste acht poldermolens gebouwd. Met de drooglegging van de Egmonder meer begon een proces van droogmaking van meren dat via 17de eeuws droogmakerijen als Beemster en Schermer naar de 19de eeuwse droogmaking van de Haarlemmermeer en 20e eeuwse droogmaking van de Wieringermeer leidde. De bouw van het nieuwe gemaal bij IJmuiden, dat als boezemgemaal fungeert, is een rechtstreeks gevolg van een technische ontwikkeling die reeds in 1407 begon.
In het jaar 1547 openden de heemraden van het Heemraadschap van de Hondsbossche een nieuwe stenen sluis in de Zaandam om het vervoer van bouwmaterialen naar de zeewering bij Petten mogelijk te maken. Deze sluis in de Hogendam was de toegang tot de voornaamste waterroute door het Noorderkwartier. In de Middeleeuwen was er al een belangrijke sluis in de Spaarndam. Deze sluis fungeerde als de toegangspoort tot de scheepvaartroute door Holland. In 1630 werd de trekvaart Amsterdam-Haarlem gegraven.
In het begin van de 19de eeuw was het Groot Noord Hollandsch kanaal van Amsterdam naar Den Helder het eerste kanaal ter wereld dat speciaal voor zeeschepen werd aangelegd. De aanleg van het Noordzeekanaal in de tweede helft van 19de eeuw trok ingenieurs uit de hele wereld die dit wonder van techniek met eigen ogen wilden zien. De bouw van de Middensluis in IJmuiden was een nieuw technisch hoogtepunt met de toepassing van elektrische aandrijving van de sluisdeuren.
De bouw van de Noordersluis die in 1930 werd opgeleverd verlegde de grenzen van de betontechniek. De discussie over de nieuwe grote sluis bij IJmuiden gaat in wezen niet anders dan de discussie over de vervanging van de oude sluis in de Hogendam door de Hondsbosche sluis in 1547.
Rond 1600 ontstond in Hoorn het fluitschip. Dit was een scheepstype dat in feite bijna twee eeuwen de bulkcarrier van Europa zou zijn. Een van de kenmerken was zijn toegenomen lengte-breedte verhouding waardoor de zeileigenschappen verbeterden. Met enige goede wil zijn de grote jachtwerven in Aalsmeer en Medemblik nog op te vatten als de opvolgers van de vele werven in Hoorn, Edam Amsterdam en vooral Zaandam die talloze fluiten hebben gebouwd. In deze ontwikkelingen zoek ik de plaats en betekenis van Cornelis van Uitgeest.
Tijdens het leven van James Watt kende niemand het begrip 'Industriële Revolutie'. Dat woord werd ongeveer een eeuw na de patenten van James Watt gebruikt door historici om het proces van een snelle verandering van de Engelse economie te beschrijven. Men zette zich af tegen de Franse revolutie die in bloedvergieten en destructie was geëindigd. Sindsdien hebben vele historici, economen en andere wetenschappers zich over het begrip Industriële Revolutie gebogen. Sommige historici vroegen zich af of die technische veranderingen in de stoomtechniek, textielindustrie en de ijzergieterij wel zo belangrijk waren. Er was zelfs een onderzoeker die stelde dat zonder de stoommachine de grote economische en sociale veranderingen in Engeland een jaar later zouden zijn begonnen.
Hoe het ook zij en wat ook de precieze oorzaken van de Industriële Revolutie waren, een feit is dat tussen 1750 en 1850 er in Engeland een ongelofelijke diversiteit aan nieuwe technische mogelijkheden ontstond. Het was een min of meer samenhangend complex van vernieuwingen gebaseerd op vernieuwingen in de stoomtechniek, in de textielindustrie en in de metallurgie. Als symbolen noem ik slechts de spoorwegen, de ijzeren stoomboten en de stad Manchester als Cottonpolis, de katoen hoofdstad van de wereld. En al deze vernieuwingen beïnvloedden elkaar op een positieve manier. In deze periode was er een sterke economische groei.
Deze combinatie van sterke economische groei en explosie van technische innovaties was eerder vertoond. En wel aan het einde van de 16de eeuw en in de eerste helft van de 17de eeuw toen zich een vergelijkbaar proces heeft voorgedaan in het Noorderkwartier. De droogmakerijen rond Alkmaar en Purmerend, de ontwikkeling van het Fluitschip en de ontwikkeling van de industriemolen waren de motoren van deze ontwikkeling.
Overdracht van technische kennis door Vlaamse molenmakers speelde mogelijk een rol. In deze periode was Cornelis van Uitgeest actief met zijn patenten voor het byzondere crenkwerk, een oliemolen en andere toepassingen van windkracht.
Molenmakers en uitvinders als Cornelis van Uitgeest vervulden in de 16de en 17de eeuw dezelfde rol als Abraham Darby, Henri Cort, Richard Arkwright, James Watt en Richard Trevithick anderhalve eeuw later in de Engelse Industriële Revolutie.
Er waren in de molenindustrie veel meer innovaties dan de krukas in de zaagmolen van Cornelis van Uitgeest. Ik noem de drietaps bemaling in de droogmakerij, de introductie van de vijzelbemaling door Simon Hulsebos, de ontwikkeling van de gerstpelsteen en de oprichting van de eerst gerstpelmolen in Koog aan de Zaan en vooral de Hollander in de papierindustrie rond 1670. Van deze laatste belangwekkende uitvinding is niet eens bekend wie deze heeft gedaan omdat zij lang geheim gehouden is.
In het Noorderkwartier was er dus een economische en technische revolutie gebaseerd op hout en windkracht. Cornelis van Uitgeest maakte met zijn uitvindingen deze revolutie mede mogelijk. Anderen konden daarop voortbouwen.
In de papiermolen 'de Schoolmeester' aan het Guispad tussen Zaandijk en Westzaan staan nog allerlei voorbeelden van de technologische ontwikkelingen in de papierindustrie. Maalstenen in de kollergang, Hollanders voor het vervezelen, houten aandrijf technieken uit het molenbedrijf en een papiermachine met een 'eindloos' koperdoek. |
In een innovatieknooppunt vinden veel innovaties plaats omdat er een specifiek technische regime is. Dat regiem bestaat uit zaken als voorkeuren van gebruikers en overheidsregelgeving. Daarnaast waren maatschappelijke, culturele en demografische factoren van belang. In deze zin was het Noorderkwartier een innovatieknooppunt. De bestaande institutionele structuur bestond uit de heemraadschappen.
Vanaf het bestuur van de Hollandse graven was er wetgeving op het terrein van waterbeheer. Er was een koopmansstand die was geïnteresseerd in het gebruik van innovaties. Sinds de tijd van het bestuur van de Hapsburgers was er patentwetgeving en patentbescherming. De expansie van de veeteelt en de stedelijke ontwikkeling van Holland waren belangrijke economische motoren achter deze ontwikkeling. We mogen het begrip innovatieknooppunt dus gerust gebruiken voor het Noorderkwartier. Noord Holland heeft later deze rol van het Noorderkwartier overgenomen.
Opvallend is de lange historische ontwikkeling van de technische voorzieningen in Noord Holland. De bijzondere geografie van Noord Holland heeft reeds in het midden van de 16de eeuw geleid tot de opkomst van een technisch complex van waterbouwkundige infrastructurele werken dat nog steeds de basis vormt van de welvaart van Noord Holland. Binnen dit technische complex ontwikkelde Cornelis van Uitgeest zijn houtzaagmolen en oliemolen. Binnen dit complex ontstond later de drie taps polderbemaling en introduceerde Simon Hulsebos de vijzelwatermolen.
De droogmakerijen, het transport te water en de molentechniek hebben een technisch klimaat geschapen dat nog steeds een belangrijke basis vormt voor de huidige economische ontwikkeling in Noord Holland. Opvallend is dat deze ontwikkelingen mogelijkheden in zich droegen die tijdens de aanleg nooit voorzien waren. Toen de Haarlemmeermeer drooggelegd werd kon niemand voorzien dat Schiphol hierin een knooppunt van innovatie zou worden. Toen tussen 1865 en 1876 bij IJmuiden een nieuwe verbinding van Amsterdam met de Noordzee werd gemaakt kon niemand weten dat hier een groot complex van hoogovens en staalfabrieken zou komen dat in de tweede helft van de 20e eeuw zelf zou fungeren als een innovatieknooppunt.
Het complex van hoogovens en staalfabrieken in IJmuiden. |
In innovatieknooppunten vinden nieuwe technische ontwikkelingen plaats. Maar er vindt ook overdracht van technische kennis plaats. In het Noorderkwartier was een technische infrastructuur gebaseerd op kennis en ervaring van molenmakers. Daarnaast was er een grote kennis en ervaring van bedijkers. Deze technische basis werd mogelijk verrijkt met de kennis van uitgeweken Vlamingen. In de Zaanstreek hebben mogelijk Duitse immigranten bijgedragen aan de ontwikkeling van de paltrok en van de pelmolen. Zaanse molenmakers hebben op hun beurt in de hele wereld windmolens gebouwd. Papiermolens, houtzaagmolens en oliemolens zijn op veel plaatsen nagebouwd.
Koning Willem I heeft veel gedaan voor de import van Engelse technische kennis. Zo stuurde hij de marineofficier G.M.Roentgen als een industriële spion naar Engeland en drong hij aan op stoombemaling bij het droogleggen van de Haarlemmermeer. Engelse adviseurs en machinebouwers hebben de grote stoomgemalen ontworpen en gebouwd.
De aanleg van het Noordzeekanaal werd door Nederlandse politieke beroeringen een Engelse aangelegenheid. Engelse ingenieurs ontwierpen het kanaal. Engelse kapitaalverschaffers maakten de bouw mogelijk die werd uitgevoerd door een Engelse aannemer. Sir John Hawkshaw, de technisch adviseur die voor de belangrijkste ontwerpbeslissing verantwoordelijk was, had een enorme ervaring in de aanleg van spoorwegen, bruggen en havens over de hele wereld. De Engelse aannemer Henry Lee & Sons bracht nieuwe managementtechnieken mee naar Holland. De aanleg van de pieren ging het niveau van de toenmalige technische kennis te boven en leidde daarom tot grote problemen en forse overschrijdingen van het budget. Voor de doorgraving van de Breesaap werden de eerste stoomzandzuigers ontworpen. De aanleg van het Noordzeekanaal was het eerste infrastructurele werk in Nederland waarbij op grote schaal van mechanisatie gebruik werd gemaakt.
Toen de Middensluis werd gebouwd was er voldoende kennis en ervaring in Nederland. De sluis behoorde toen tot de grootste in wereld en de elektrische aandrijving was grensverleggend. Dat gebeurde opnieuw bij de bouw van de Noordersluis.
De 'Universal Ace' past met zijn bijna 200 m lengte nog ruim in de grote sluis. Het schip is op weg naar IGMA/Cargill in Amsterdam. De feeder 'Trans Agila' past met zijn lengte van bijna honderd meter in de midden sluis. En de 'Nedgard', een schip voor droge lading, past met zijn lengte van nog geen 90 meter ruim in de kleine sluis. |
Het behoud en hergebruik van technisch en industrieel erfgoed is ook op te vatten als een innovatie. Hergebruik van gebouwen is van alle tijden. Vele kastelen kregen een tweede leven als gevangenis, gemeentehuis of woning en kloosters werden scholen of fabrieken. De snelle structuurverandering in de industrie leidde tot het overbodig worden van vele fabrieken en pakhuizen. Het duurde enige tijd voor er een zinvol hergebruik werd gevonden. Engeland ging ons hierin voor. De provincie Noord Holland heeft een belangrijke rol gespeeld bij het behoud van industrieel erfgoed.
Bijvoorbeeld in de Zaanstreek. Inmiddels zijn er ondernemers die zich specialiseren in hergebruik van fabrieken en pakhuizen. En toeristen ontdekken in toenemende mate het technisch en industrieel erfgoed in Noord Holland. Het recent geopende Cape Holland Treasure park op de oude Rijkswerf in Den Helder is een boeiend voorbeeld van een grootschalig hergebruik van ons technisch-maritiem erfgoed ten behoeve van het toerisme.
Naast behoud en hergebruik worden er steeds meer replica's gemaakt van historische vaartuigen, huizen en fabrieken. Het is een nieuwe manier om met het erfgoed om te gaan. Het is een manier om het verleden dichterbij te brengen. De bouw van replica's kan de geschiedenis van de technische innovaties duidelijk maken. Het Noord-Hollandse erfgoed is als sinds de 17de eeuw een belangrijk aspect van de regionale economie. Plaatsen als Broek in Waterland en Volendam en de Zaanstreek waren al vroeg pleisterplaatsen op de toeristische route door Holland. Ons nieuwe technische, maritieme en industriële erfgoed voegt hier een nieuwe dimensie aan toe.
In het voorjaar van 2006 startte, op de scheepswerf van het Industrieel Erfgoedpark 'De Hoop' in uitgeest, de bouw van een replica van een zeventiende eeuwse werkboot. Dit scheepje, 'Beverwyck' geheten, werd in juni 2006 tewatergelaten. In juni 2007 kwam een tweede exemplaar, de 'Uytgheest', gereed in in augustus is nummer drie, de 'Heemskerck', te water gelaten. Het is de bedoeling dat er in totaal een vloot van vijf of zes van deze boten komt. Deze werkbootjes worden 'geëxploiteerd' door de VCY, de 'Vereenigde Compagnie Yemont'. |
Dit is de schriftelijke weergave van een lezing gehouden door Jur Kingma op 13 mei 2004 bij de presentatie van de tweede druk van het boek Cornelis Corneliszoon.
Beeldmateriaal: Archief Cees Kingma