Zo nu en dan dienen zich bijzondere objecten aan voor de groeiende collectie van het Zaans Museum. Recentelijk kwam er via een schenking door de heer H. van 't Loo een 'murwe lijnkoekendoos' binnen. Een object dat er op het eerste gezicht weinig aantrekkelijk uitziet. Bij nadere beschouwing vertelt het ons een interessant stukje geschiedenis van de
Zaanse olie-industrie. Op de doos staat de tekst: N.V. Oliefabrieken de Toekomst Wormerveer, de letters B.L. en Murwe Lijnkoeken. Eiwit 29 - 31%. Vet 11 - 13 %. Vocht 11 - 13 %.
B.L. staat voor Bloemendaal en Laan. De doos is dus gebruikt als verpakkingsmateriaal door de firma Bloemendaal en Laan. De lijnkoeken die hierin oorspronkelijk hebben gezeten zijn geproduceerd bij fabriek De Toekomst in Wormerveer.
Van oorsprong is De Toekomst een spijsoliefabriek, die, net als andere (spijs)oliefabrieken in de Zaanstreek ontstaan is uit de windolieslagerij. De fabriek is in 1879 gebouwd door de Zaandijker Hajo Houttuyn aan de Zaandijkerweg in Wormerveer. De Toekomst verving molen 'De Wildeman'. De oorspronkelijke firmanten hadden ook de rijstpellerij 'Hollandia' aan de Veerdijk in Wormer in hun bezit. De Toekomst werd door Bloemendaal en Laan aan het einde van de 19de eeuw in veiling gekocht voor fl. 70.500. In 1959 verkocht Bloemendaal en Laan de fabriek aan Koninklijke Fabrieken T. Duyvis in de Koog. In 1970 werd deze overgenomen door de ernaast gelegen oliefabriek Croklaan. De Toekomst is gesloopt in de jaren zeventig.
De geschiedenis van De Toekomst weerspiegelt de veranderende omstandigheden binnen de industrie en de daarmee gepaarde aanpassingen en verbeteringen. Zo heeft men de fabriek in anderhalve eeuw geleidelijk uitgebouwd tot een zeer moderne spijsoliefabriek, die in de jaren zeventig uit economische overwegingen is vervangen.
De olie-industrie behoort tot de primaire veredelingsindustrie. De belangrijkste grondstoffen zijn lijnzaad, koolzaad, raapzaad en vethoudende stoffen zoals cacaovet en kokosvet. Voor de oliebereiding worden de zaden en vruchten eerst gezuiverd, gemalen en vervolgens geperst. Dit kan gebeuren door 'koud' (of zacht) of 'warm' persen. Na veredeling van de grondstoffen ontstaat de grondstof olie, die verwerkt werd in onder andere: verf, zeep, lamp- of smeerolie, patent-, bak- en boterolie. De massa die na het persen overblijft bevat behalve de olie ook nog belangrijke voedingsstoffen. Deze werden verwerkt in een restproduct: de veekoek (lijnkoek). De gunstige stand van de veehouderij in Nederland garandeerde een goede afzet van dit product. Een koe kreeg twee koeken per dag. Deze waren bedoeld als krachtvoer ter aanvulling op het gras 's zomers en het hooi in de winter. De olieslagerijen zetten de lijnkoeken als merkartikel met een gegarandeerde kwaliteit op de markt. Olieslagerijen waren in feite naast olieproducenten dus mede veevoederbedrijven.
Uit lijnolie werden drie soorten lijnkoeken gemaakt: murwe, halfzachte en harde. De verschillen kwamen tot stand door de duur van het persen en in de molen door het aantal slagen (aantallen voor- en naslag). De harde koeken bevatten minder eiwit omdat de olie er bijna volledig werd uitgeperst. De murwe hadden het hoogste vetgehalte. Het gewicht per koek bedroeg ongeveer 1 kilo.
De maten waren ongeveer 2,5 centimeter dik, 15 centimeter breed en 30 centimeter lang. Het vochtgehalte van de drie soorten was gelijk; 12 tot 13%. Het vochtgehalte was belangrijk in verband met de houdbaarheid. Teveel vocht betekende op den duur schimmel. De koeken waren plusminus een jaar houdbaar. Door ze in kartonnen dozen te verpakken werden ze beter beschermd en kon de boer ze economischer opstapelen in de stal. In de koeken stonden de initialen van de firmanten. B.L. betekent Bloementaal en Laan, T.D. stond voor Teeuwis Duyvis, K.S. voor Kaars Sijpestein (De Vrede), W.L. voor Wessanen en Laan, en de P. voor Jan Prins (De Liefde).
Na het naslagproces in de fabriek werden de koeken aan het einde van een lopende band handmatig in de dozen verpakt. Er gingen ongeveer 25 koeken in één doos. Het vervoer van de koeken voor de binnenlandse markt verliep hoofdzakelijk per schip of per trein. Op provinciale markten werden zij rechtstreeks aan de fouragehandel verkocht. Directe verkoop vond plaats aan grote organisaties zoals de veehouderijen in Friesland, Overijssel en Drenthe. Verder gelegen provincies werden bewerkt door agenten. Kleinere hoeveelheden werden door plaatselijke fouragehandelaren (zo'n 20 dozen per keer) weer gedistribueerd naar boeren in de streek.
Tot ongeveer 1940 verscheepten de oliefabrieken de koeken ook per worp. Een worp bedroeg 13 stuks en werd in het ruim van het schip geladen, na 80 worpen riep de afscheper: “tachtig is duizend!”. Het totale aantal is dan in werkelijkheid 1040, de 40 extra koeken waren voor de breek. Na het lossen bleven de gebroken koekstukken als veegsel achter in het ruim. Deze waren voor de schipper en leverden zo een leuke bijverdienste op. Het latere vervoer in dozen betekende dat er niets meer viel te bijverdienen voor de schipper. Het spreekwoord 'iemand afschepen' is afgeleid van het beroep van de afscheper.
Een aantal oorzaken heeft er toe geleid dat in het begin van de jaren '50 De Toekomst zijn productie van veekoeken staakte:
De overige fabrieken gingen de enkelvoudige koeken leveren aan de mengvoederindustrie en zo werd de olie-industrie toeleveringsbedrijf aan de gespecialiseerde veevoederindustrie. Er staat in de Zaanstreek nu nog één veevoederbedrijf: Brokking aan het Noordeinde in Wormerveer. Er wordt hier niet alleen voor de rundveestapel, maar ook voor paarden, schapen en pluimvee veevoeder samengesteld. De afzetmarkt beperkt zich tot Nederland.
Voor een museumstuk, zoals de murwe lijnkoekendoos toch zeker is, is het van belang te weten uit welk jaartal het object stamt en waar deze vandaan komt. De doos dateert in ieder geval van vòòr 1959 want Bloemendaal en Laan is tot die tijd eigenaar geweest van De Toekomst. Waarschijnlijker is het dat de doos uit de jaren dertig stamt. Het maken van veekoeken was toen nog een belangrijk onderdeel van de olie-industrie en leed nog niet onder de grote veranderingen die zich vanaf de tweede wereldoorlog begonnen af te tekenen.
Met veel dank aan het gesprek met de heer Engel Braun te Wormerveer.
Zaans Museum zoekt voorwerpen
|
---|
Het Zaans Museum zoekt onder andere naar bijzondere voorwerpen en objecten die iets vertellen over de industriële geschiedenis van de Zaanstreek. Wellicht dat er bij u op zolder of in de kelder materialen staan die voor het museum interessant zijn. Het gaat hierbij niet alleen om oude objecten, maar ook om voorwerpen die informatieve of artistieke waarde hebben, die iets vertellen over de ontwikkeling van typisch Zaanse bedrijven. Mocht u dergelijke voorwerpen in bezit hebben en ze voor het museum willen bestemmen, dan kunt u contact opnemen met de conservator van het Zaans Museum. |
Door: Rita van de Wiel
Beeldmateriaal: Archief Henk van 't Loo |