Over de veranderingen in het interieur in de twintigste eeuw is veel gezegd en geschreven. Het is opvallend, dat daarbij de vloer vaak niet aan bod komt. Toch heeft ook de manier waarop vloeren bedekt worden in de twintigste eeuw een grote ontwikkeling doorgemaakt. Linoleum speelde in die ontwikkeling een belangrijke rol. Het moderne produktieproces en technische vernieuwing die de linoleumfabrikanten wisten door te voeren, speelden daarbij een belangrijke rol. Interessant is echter ook de vraag hoe men een totaal nieuw en onbekend produkt aan de man wist te brengen. In de tijd dat de linoleum werd uitgevonden, stonden ideeën over marketing en reclame nog in de kinderschoenen. In dit artikel wordt een aanzet gegeven tot het beantwoorden van de vraag, hoe linoleum het interieur veranderde en hoe fabrikanten hun produkt aanpasten aan de veranderende smaak van het publiek.
Linoleum is een product van de industriële revolutie, afkomstig uit Engeland. De voorloper van linoleum was ‘floorcloth’, wat in het Nederlands vertaald kan worden met ‘zeil’. Vaak ging het ook letterlijk om oude zeilen, die geïmpregneerd werden om ze waterdicht en slijtvast te maken. De werkplaatsen waar dit zeil gemaakt werd, en waar later de linoleumfabrieken grotendeels uit zouden voortkomen, lagen meestal in havenplaatsen, waar zeildoek in overvloed voorradig was. De impregnatielaag werd vervolgens beschilderd of bedrukt met patronen.
Dit zeil was in Engeland populair bij de hoge en lagere adel, die het bijvoorbeeld gebruikten om de hal of de eetkamer mee te bekleden. In 1731 leverde zeilmaker Thomas Aycliffe zeil voor een aantal badkamers in paleizen van de koninklijke familie. 1
Uit inventarissen uit de l7de en l8de eeuw blijkt ook, dat men stukken zeil, bedrukt in dezelfde print als tapijt, onder het meubilair in de eetkamer legde, om te zorgen dat het tapijt minder sleet. Een l9de eeuwse, populaire variant was een rand van met parket bedrukt zeildoek, dat als rand om het tapijt werd gelegd. Deze dure variant van zeil werd gemaakt op enorme frames, die grotendeels met de hand bewerkt werden. De arme variant werd door mensen thuis gemaakt, vaak door zeelieden of mensen die op andere wijze gemakkelijk aan zeildoek konden komen. Men impregneerde dan zelf het zeildoek, wat in één kleur geschilderd werd of bedrukt werd met zwarte en witte halve ruitvormen. In Nederland is voor zover bekend, zeil niet toegepast door de hoogste klasse; de rijken kozen hier overwegend voor tapijt, parket of marmer op de vloer. Bij de middenklasse was het zeil echter wel bekend. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in de
werklijsten van dienstmeisjes, waarop ook af en toe het boenen van het zeil voorkomt. In deze grotere huizen lag het zeil meestal in de hal en in de gang; plekken waar veel gelopen werd. 2
In de jaren zeventig van de l9de eeuw kwam linoleum voor het eerst op de markt in Engeland. Het productieproces daarvan wordt elders in dit nummer beschreven. De introductie van linoleum werd een vergelijkbaar succes met dat van gietijzer. Gietijzer werd in eerste instantie gezien als een utiliteitsproduct, maar kwam al snel in de mode; met gietijzer kon men op een relatief goedkope manier esthetisch zeer aantrekkelijke dingen maken, bijvoorbeeld trapleuningen en balkons. Linoleum werd eveneens een populair ‘modern’ product. 3
Kon het zeil nog grotendeels met de hand worden gemaakt, het linoleum was een industrieel product en bij uitstek geschikt voor de groeiende massacultuur.
Het was een grote vooruitgang, dat het linoleum machinaal geproduceerd kon worden. Deze productiewijze maakte het linoleum goedkoper en daardoor voor een grotere groep mensen bereikbaar. Een tweede verbetering, in vergelijking met het zeil, waren de dessins, die tot diep in de stof werden aangebracht in plaats van op de stof. Het patroon sleet daardoor veel minder snel af. Het grote verschil met de zeilproductie was de standaardisatie; men bestelde niet een stuk linoleum, dat naar eigen smaak bedrukt werd; bijvoorbeeld met het motief van het tapijt, waar het zeil een rand omheen moest vormen. In plaats daarvan kocht men een standaard product. Dat product moest dan ook aansluiten bij de smaak van een zo groot mogelijke groep mensen.
Wat waren nu de dessins, waarmee men trachtte in te spelen op de behoeften van de consument? Dat bleken in de eerste plaats motieven, die herinnerden aan duurdere vormen van vloerbedekking: tapijt-, hout- en tegelmotieven. Daarnaast waren bloempatronen erg populair. 4
Tapijtdessins en bloemmotieven bleven door de jaren heen populair, zoals wel blijkt uit dit motief uit de jaren '50
Foto Van Wijk |
Aan het eind van de l9de eeuw ontstond er een linoleum-boom waarbij in Engeland, maar ook in de Verenigde Staten de fabrieken als paddestoelen uit de grond schoten. In Nederland werd te Krommenie de linoleumfabriek van Kaars Sijpesteijn opgericht. Ook voor de Nederlandse markt werden bovengenoemde motieven veel gebruikt. In deze periode begon er echter bij een groep mensen onvrede te ontstaan over het Victoriaanse interieur. Dat zou veel te druk en bewerkelijk zijn. Ook de vloerbedekking moest het daarbij ontgelden. De Turkse of Brusselse patronen in de veelkleurige tapijten zouden de kamers teveel domineren. Iets moest eruit zien zoals het was en niet proberen op iets anders te lijken. Linoleum paste bovendien in de nieuwe ideeën over hygiëne die leefden bij deze voorhoede; tapijt was stoffig en hield bovendien de zon buiten, omdat men bang was dat het tapijt zou verbleken. 5
Deze reactie op de stijlen van de l9de eeuw kan samengevat worden onder de term ‘Jugendstil’. Die reacties kenden overigens een zeer uiteenlopend karakter; enerzijds was er een verlangen naar ambachtelijke kwaliteit en eenvoud, anderzijds werden de mogelijkheden van industrieel geproduceerde producten erkend. Organische, golvende vormen werden afgewisseld door strak vormgegeven meubels. De producten van de Jugendstil waren door de makers bestemd voor een breed publiek, maar het grote publiek kon deze producten niet betalen. De Jugendstilproducten kwamen dan ook grotendeels terecht bij een kleine groep bemiddelde mensen met een vooruitstrevende smaak. 6
Bovendien sloot de smaak van de Jugendstil lang niet altijd aan bij die van het grote publiek. Adepten van de Jugendstil wilden werken met eerlijke materialen, op zo'n manier, dat je kon zien welk materiaal gebruikt was. Hout-, marmer-, en tapijtpatronen waren dus uit den boze. De decoratieve kunsten kwamen bij de Jugendstil zeer in de belangstelling te staan, bijvoorbeeld ook behang en meubels. In Engeland werd William Morris de aanstichter van de Arts en Crafts Movement, die trachtte eenvoudige, maar mooie en ambachtelijke geproduceerde materialen in het interieur te verwerken. De motieven van Morris, die beroemd zijn geworden op behang, werden ook op linoleum gedrukt. De eenvoudigere, geometrische patronen waren populair bij de culturele elite. De consumenten bleven echter massaal kiezen voor de traditionele patronen en de Engelse fabrikanten sloegen dan ook grotendeels de adviezen van de nieuwe kunstenaars in de wind. Zij volgden de smaak van hun klanten. De zogenaamde parketrand van linoleum rondom het tapijt bleef alom populair.
In Duitsland sloeg het Jugendstil-linoleum iets beter aan. Hier werden patronen o.a. ontworpen door Peter Behrens, een van de grootste Jugendstil-kunstenaars. Hij was een van de oprichters van de Deutsche Werkbund. Men hechtte hier geen uitgesproken waarde aan handwerk, het belangrijkste was de kwaliteit van het werk. Linoleum paste heel goed in de filosofie van de Werkbund: het was hygiënisch, praktisch en modern. Dessins waren vaak geometrisch, waardoor het linoleum een duidelijk ‘plat’ karakter bleef houden.
De Wereldtentoonstelling in Parijs (1937). Veel paviljoens waren bij de opening niet gereed, het Nederlandse vormde hierop een gunstige uitzondering. Op de vloer lag natuurlijk linoleum van Krommenie. De foto toont de zaal van de kunst en industrie.
Uit: Linoleum Nieuws, No. 12, juli 1937 |
Ook in Nederland werden nieuwe dessins ontwikkeld. In een folder van 1939 komen, naast de vertrouwde houtdessins, nog altijd
tapijtachtige dessins voor. Daarnaast wordt echter ook linoleum in een rustiger, geometrisch patroon aangeprezen. De tapijtpatronen verdwenen uit het assortiment. De houtdessins werden echter steeds verder verfijnd. In een folder uit diezelfde tijd, staat nog wel een voorbeeld van
houtnerflinoleum, waarop vervolgens een tapijt is gelegd. 7
De linoleumfabriek bleef nieuwe producten ontwikkelen, die warmer aanvoelden, of nog sterker waren, of meer geluid dempten dan het oude linoleum. Deze veranderingen waren steeds een goede aanleiding om linoleum weer eens onder de aandacht van de consument te brengen. Men ging speciale soorten ontwikkelen voor verschillende functies; zo werd er een verend, geluiddempend kurklinoleum ontworpen, dat speciaal geschikt was voor gymzalen.
De jaren zeventig waren niet de beste tijd voor linoleum. Kamerbreed tapijt was inmiddels voor grote groepen betaalbaar geworden. Forbo Krommenie was inmiddels ook overgeschakeld op andere vormen van vloerbedekking. Daarbij was ook het novilon, gemaakt van vinyl, dat werd geïntroduceerd en concurreerde met linoleum. Met novilon werden echter de dessintradities voortgezet. In de jaren zestig en zeventig worden steeds meer uiteenlopende dessins op de markt gebracht, om aan de wensen van de klant te voldoen. Er worden nu ook
marketingonderzoeken onder potentiële klanten gehouden; er bleek bij het publiek een grote belangstelling te bestaan voor keramische motieven. Forbo Krommenie komt daarop met een zeer uitgebreide serie
tegelmotieven; ‘uit oma's tijd’ tot exotische Marokkaanse tegelpatronen. Ook de bloemenpatronen, zo verafschuwd aan het eind van de l9de eeuw, zijn terug: De Murana-9650-serie wordt in een brochure omschreven als ‘kleine bloemetjes, in bloemetjes, in
bloemetjes (...), lieflijk en charmant, voor woon- en slaapkamer’.
Eerder werd al gesteld, dat linoleum goed paste binnen de massacultuur; daaronder wordt verstaan dat in eerste instantie een kleine groep mensen pioniert met de nieuwe industriële producten. Vervolgens bereiken deze producten de lagere sociale kringen, tot iedereen over deze producten kan beschikken. De derde fase kenmerkt zich door differentiatie en grotere keuzemogelijkheden van de consument. 9
In de reclamebrochures van Forbo Krommenie is deze ontwikkeling terug te vinden. Forbo Krommenie bleef door de eeuw heen in haar reclame de nadruk leggen op dezelfde kwaliteiten van het linoleum: de hygiëne,
slijtvastheid, het gemak waarmee het schoon te houden was. Toch zijn er in de marketingactiviteiten
bepaalde ontwikkelingen te onderscheiden, die aangeven, wat er in verschillende periodes belangrijk werd gevonden.
Gebruiksgemak in combinatie met een creatieve vormgeving, marmoleum toegepast in het ziekenhuis.
Foto Van Wijk |
In een folder uit de jaren dertig wordt gesproken over de vriendelijke, rustige uitstraling van linoleum. De kleurstellingen werden eenvoudig gehouden. In de folder staan foto's van sanatoria, ziekenhuizen, kinder- en bejaardentehuizen. Na de Tweede Wereldoorlog volgde de wederopbouw en moest er hard aan getrokken worden om de grote woningnood op te lossen. Linoleum werd gepresenteerd als een praktische toevoeging in het interieur.
In 1946 werd de Stichting Goed Wonen opgericht, die streed tegen ‘stijlloosheid, materiaalschaarste en woningnood’. Het ‘goede’ interieur volgens de Stichting was dynamisch, open, gemakkelijk schoon te houden. 11
De in het interieur gebruikte materialen moesten goedkoop, zuinig in materiaalgebruik en machinaal te produceren zijn. Linoleum paste bijzonder goed in deze opvattingen en Linoleum Krommenie adverteerde dan ook in het tijdschrift van Goed Wonen met de slogan ‘licht, lucht, linoleum!’
In de brochures van de jaren zestig ligt de nadruk op het gebruikersgemak van deze vloerbedekking, bij voorkeur op plaatsen waar veel gelopen werd. Uit de voorbeelden in de brochure is duidelijk, dat de materiële positie van de Nederlanders verbeterd is: men laat moderne winkelcentra en bioscopen zien waar linoleum van Krommenie gelegd is. De consument kreeg meer te besteden; de woningnood en materiaalschaarste waren grotendeels verdwenen, de lonen gestegen en dus kon meer aandacht en geld aan de inrichting van de woning besteed worden. De nadruk in de reclame ligt minder op de praktische kanten van de vloerbedekking en meer op gezelligheid en op de individuele wensen van de klant.
Na de moeilijke jaren zeventig, waarin andere soorten vloerbedekking in de belangstelling kwamen, werd het linoleum herontdekt. Door in de promotie meer aandacht te geven aan het milieuvriendelijke natuurproduct steeg de vraag naar linoleum zodanig, dat Forbo nu in het 100e jaar van haar bestaan, een van de grootste bedrijven van de Zaanstreek is.
1 Clive D. Edwards, ‘Floorcloth and linoleum: aspects of the history of oil-coated materials for floor’, Textile History, 27(1996) 2, p.167
2 Beroep huisvrouw: 100 jaar huisvrouwenleven in de grote stad, Amsterdams Historisch Museum, tekst Clara Brinkgreve (1998), p.4
3 Asa Briggs, Victorian things (1998), p. 24
4 Clive D. Edwards, ‘Floorcloth’, p. 158
5 Asa Briggs, Victorian things (1998), p. 226
6 Gabrielle Fahr-Becker Jugendstil (1997), p. 9-23
7 Linoleum Nieuws (1937) 12, p.18
9 Henk Overduin, Wim Knulst, Thuiscultuur-elf Haagse interieurs (1981), p.2
11 Goed wonen: een Nederlandse wooncultuur 1946-196 wonen-TA/BK (1979) 4/5, p.2-3
Linoleumpresentatie op een beurs van Goed Wonen
Foto Van Wijk |
Door: Vibeke Kingma
De voor dit artikel gebruikte reclamefolders zijn afkomstig uit het archief van Joop Knijnenberg, Krommenie |