MBTZ Logo

Rubriek Ooggetuige: Arie Knap van Knap Transport

Met Stoom Nr. 34 - December 1999

‘Misschien was het opgevallen, dat hij - zeker onder het werk - nooit een borreltje dronk. Mijn grootvader stond voor zijn werk. Wellicht hebben de heren Kaars Sijpesteijn hem daardoor in staat gesteld voor zichzelf te beginnen. Zij kregen zo een betrouwbare vervoerder voor de groeiende afzet van linoleum.’ Dit vertelt de heer Arie Knap (1925) over het ontstaan van de langdurige band - van 1912 tot vandaag aan toe - tussen de 'Lum' en Knap Transport. Het bedrijf mag worden aangemerkt als de 'huisvervoerder' voor de Zaanse tak van het vloerbedekkingsconcern Forbo-Krommenie B.V.

Oprichter Klaas Knap (geboren 1873) was 39 jaar toen hij voor zichzelf begon. Een heel waagstuk met een flink gezin achter zich (vijf zonen en een dochter).
Hij waagde het er op. Hoe het ging heeft hij vele jaren later in een paar bladzijden in een boekje neergeschreven.

Knap was, zoals destijds gebruikelijk, op 12 jarige leeftijd van school gekomen. Hij begon als bakkersleerling, werd toen tuindersjongen, vervolgens boerenknecht. In 1890 ging hij als schippersjongen naar Wessanen & Laan. Enkele jaren later werd hij schippersknecht op de kaasschuit van De Jong in Hoorn.
De militaire dienst had Klaas Knap niet nodig (vrijgeloot) en zo kon hij gaan varen bij Klaas van der Hoeven Cz. in Krommenie, die met een zeilschuit een dienst onderhield op Amsterdam. Drie keer per week voer men naar de hoofdstad (en terug).
In 1905 kocht Van der Hoeven een motorboot, de 'Krommenie'. Knap werd zetschipper, het loon liep op van f 7,– (bij zijn huwelijk in 1894 met Antje Wouda) tot f 13,–.

Motorschip Krommenie
Waarmee het allemaal begon, het motorschip Krommenie 1,liggende aan de Vaartdijk.
Foto via A. Knap
Arie Knap
Arie Knap (1925) bij een wagen met linoleum, samen met Hein Wassink. De foto is van 1950.
Foto via A. Knap
Tufton
Rollen jute voor de export, geladen bij Tufton. Achter de cabine Klaas Heere.
Foto via A. Knap

Waarom Van der Hoeven ermee stopte ... Arie Knap kan het niet zeggen. Evenmin kan hij precies verklaren waarom de heren W. Kaars Sijpesteijn en P.H. Kaars Sijpesteijn zijn grootvader financieel in staat stelden voor f 7000,– de motorboot over te nemen. ‘Mogelijk omdat opa bij zijn werk nooit dronk.’
Op 1 april 1912 begon Klaas Knap voor eigen rekening te varen. Er veranderde niet veel, het was en bleef drie keer per week transport over het water tussen Krommenie en Amsterdam.

De zaken liepen goed, de zoons kwamen in de zaak. Dat kwam tot uiting in de naam van het in 1915 aangekochte schip (gebouwd bij Pannevis in Alphen aan de Rijn). Het werd 'De Gebroeders'.
Het werd steeds drukker, zeker na de Eerste Wereldoorlog. Op het hoogtepunt van die tijd beschikte Knap over 460 ton laadvermogen, verdeeld over vier motorboten en vier dekschuiten.
Omstreeks 1930 zou het karakter van het bedrijf gaan veranderen door de overgang op vervoer per as: de eerste vrachtauto's werden gekocht. Dat gebeurde eind 1930 en begin 1931. Laadvermogen elk 6,5 ton. Aan de Emmastraat in Krommenie werd een garage gebouwd en aan de dijk kwam een nieuw kantoortje.
Hoe snel het veranderde komt tot uiting in enkele door Klaas Knap genoteerde prijzen van schepen. In 1920 was de 'Krommenie 3' aangekocht voor f 30.500,–. In 1933 kon men er niet meer dan f 2000,– voor terugkrijgen. Het was niet alleen de tijd van een vrij algemene overschakeling van water naar weg, ook de crisisjaren dienden zich aan.
Knap overleefde, niet in het minst door de band met Kaars Sijpesteijn. Arie Knap: ‘Mijn grootvader kreeg niet alleen opdrachten van de Linoleumfabriek, maar ook van Verblifa. Daar hadden de heren Sijpesteijn financiële belangen in, al waren zij daar niet bij de dagelijkse leiding betrokken. Zij hadden wel zoveel invloed, dat zij konden bewerkstelligen, dat bliktransport aan Knap werd uitbesteed.’
In de beginjaren werden de rollen linoleum met handkarren uit de fabriek naar de Vaartdijk gereden. Met lieren werden zij in de boot geladen. Knap bracht alles naar Amsterdam, waar de vloerbedekking werd overgeladen naar beurtvaartbedrijven, die diensten naar andere delen van het land onderhielden. Het duurde meestal vier tot vijf dagen voordat een woninginrichter een bestelling in huis had.

Arie Knap weet nog een anekdote over de manier, waarop de Nederlandsche Linoleumfabriek, zoals het bedrijf voor de Tweede Wereldoorlog heette, reclame maakte. ‘We hadden een wagen geladen met zeil voor de Rijkswerf in Den Helder. De auto moest eerst naar Amsterdam voor de naamsbekendheid, toen naar Haarlem en pas daarna ging het richting Den Helder.’

De Sijpesteijns hadden banden met Weverij Tufton (tegenwoordig Bonarfloors) en ook daarvan kreeg Knap veel vervoer toebedeeld. Het ging vooral om jute als ondergrond voor de linoleum en de brandslangen. Oliefabriek De Vrede in Westknollendam (eveneens een belang van de familie Kaars Sijpesteijn) liet Knap de lijnkoeken vervoeren.
Tijdens de oorlog waren de omstandigheden buitengewoon moeilijk. Met de boten werd in de hongerwinter in konvooi naar Friesland gevaren met het oogmerk voedsel te halen voor de bevolking. 'Boten vol' met behangverf – met de productie waarvan de Linoleumfabiek het personeel zo'n beetje aan de gang hield – werden door Knap vervoerd. ‘Het meeste van die verf was water.’

Overigens was (en is) het niet zo, dat Knap uitsluitend voor Forbo (of andere Sijpesteijn bedrijven) vervoerde. Arie Knap: ‘Het gaat wel om een behoorlijk percentage, maar we hebben meer ijzers in het vuur.’ Dat wordt bevestigd door zoon Jaap, die met Adri Durieux de directie voert. Een aantal jaren vervoerde men bijvoorbeeld cacaobonen en gereed product voor Nicolaas Wit, waarvan de fabriek destijds in Krommenie was gevestigd.
Omdat de afleveringen steeds sneller moesten geschieden, raakte het vrachtvervoer over het water uit de gratie. In 1980 werden de laatste boten verkocht. ‘Toch wel een moeilijk moment’, zegt Arie Knap, ‘Het bedrijf was er groot mee geworden. Maar je moet mee, anders val je af.’ Naast de afleveringen aan het binnenland ontstond er mede door het opgaan van de Linoleumfabiek in het te Zwitserland gevestigde Forboconcern (eind jaren '60) ook veel buitenlands vervoer naar andere vestigingen in Frankrijk, Zwitserland en Zweden. De groei ging steeds sneller. In 1987 reed Knap met 30 auto's, nu zijn het er 83. Het aantal medewerkers is 128.
Arie Knap: ‘Persoonlijk vind ik het spijtig, dat er niemand meer van de familie Kaars Sijpesteijn in de leiding van Forbo zit. We hadden er altijd een heel goede verstandhouding mee. Maar met hun opvolgers klikt het ook. Wij hopen dit nog lang zo voort te zetten.’
Dat betekent tevens, dat Knap zich voortdurend moet aanpassen aan de wensen van de klant (waartoe ook Forbo-dochter Eurocol behoort). ‘Dat doen wij vanzelfsprekend ook. Onze wagens zijn voorzien van een kantelwip voor het lossen van rollen linoleum. Geen enkel ander vervoerbedrijf beschikt over dergelijke installaties.’

In 1983 verhuisde Knap Krommenie naar het industrieterrein Molletjesveer in Wormerveer. Daar beschikte men over 'vreselijk veel' ruimte. Nu staat een verhuizing naar het aan de overzijde van de weg gelegen Noorderveld op de rol. ‘We zitten te krap’, zegt Jaap Knap. Onder K. Knap & Zonen Holding BV. vallen Automobielbedrijf Knap in Zaandam, Knap Onderhoud, Zaan Expresse en Knap Transport.
Voor de toekomst is men niet bang. Arie Knap:
‘Netjes je werk doen, daar gaat het om. Opa is zo begonnen en zo doen wij het nog steeds.’

Fragment uit het boekje, waarin stichter Klaas Knap heel beknopt het ontstaan van het bedrijf vastlegde.
Fragment
Door: Cees van Dalsem Valid HTML 4.01 Transitional