MBTZ Logo

De stoomzagerij in de Zaanstreek

Met Stoom - Nr. 38 Februari 2001

Eén van de Zaanse bedrijfstakken die in de afgelopen decennia vrijwel geheel verdween, is de houtzagerij. In plaats van boomstammen, wordt tegenwoordig verreweg het meeste hout in gezaagde vorm aangevoerd, wat het einde betekende voor de meeste Zaanse houtzagerijen. Een deel van deze onderneming leeft thans nog voort als houthandelsbedrijven. Jan Bruin maakte het laatste deel van de bloeitijd van de Zaanse (stoom)houtzagerij van nabij mee. Over zijn ervaringen hiermee verzorgde Jan in oktober/november 2000 een 8–tal zeer druk bezochte lezingen in het Molenmuseum.

Door Albert Boes

  Stoomzagerij De Veldlust  
  Stoomzagerij 'De Veldlust' van de firma Jan Dekker (later N.V. Dekkers Houthandel) in Zaandam bij het station omstreeks 1911  

Jan Bruin (geboren in 1923) was gedurende 38 jaar werkzaam bij Machinefabriek Holleman in Zaandam (zie ook 'Met Stoom' van zomer 2000). Omdat Machinefabriek Holleman regelmatig werd ingeschakeld om reparaties en vernieuwingen uit te voeren bij die zagerijen, was Jan Bruin vooral in de jaren '50 en '60 daar regelmatig te vinden.
Eeuwenlang was een zeer groot deel van het gezaagde hout afkomstig uit de Zaanstreek. In het topjaar 1730 waren er zelfs 256 houtzaagmolens in bedrijf.
In de tweede helft van de 19e eeuw schakelden de Zaanse houtzagers geleidelijk over van wind op stoom voor de aandrijving van de zaagramen. De eerste Zaanse stoomzagerij was 'De Kruiskerk'. Dit was een in 1853 gebouwde bovenkruier die in 1866 'verstoomd' werd. Aanvankelijk waren de stoomzagerijen omgebouwde windmolens, waarbij de wieken plaats maakten voor een ketelhuis en een stoommachine.

Wind en stoom

In 1900 waren er in de Zaanstreek nog 25 windzagerijen in bedrijf. Daarnaast bevonden zich 17 stoomzagerijen in het Westzijderveld en vier in het Oostzijderveld. De houtzagerij ontwikkelde zich toen zeer voorspoedig. Door de grote aanvoer van boomstammen raakte de Oude Houthaven overvol. In 1900 kon in verband hiermee de Nieuwe Houthaven in gebruik worden genomen. In 1910 werden maar liefst 600.000 stammen aangevoerd. Rond 1915 bevond zich in Zaandam de grootste concentratie houtzagerijen van Europa.

De stoomketel van De Bark
De stoomketel van houtzagerij 'De Bark' met stoker Helling omstreeks 1905

Van de stoomzagerijen is in de Zaanstreek vrijwel niets overgebleven. Jan Bruin maakte nog mee dat de meeste in vol bedrijf waren. Zij waren min of meer volgens het zelfde basisconcept uitgevoerd: “Voor de levering van stoom, was een stoomketel nodig met één of soms twee vuurgangen. Wij noemde dat de "Schotse landketels”.

“Naast het ketelhuis lag de machinekamer. Het ketelhuis en de machinekamer werden altijd in stenen gebouwen ondergebracht. Daar was een liggende stoommachine geplaatst, meestal van het fabrikaat Bakker & Rueb uit Breda of van Stork uit Hengelo”.

De stoommachine bracht via riemschijven en riemen de hoofdas in beweging. In de loop der jaren werden de machines van 30 pk naar 200 pk opgevoerd. Deze hoofdas kon dan weer meerdere zaagmachines in beweging zetten. Ook dreef deze hoofdas een dynamo aan die elektriciteit voor verlichting en lichte motoren zorgde. Op het ketelhuis was meestal de cycloon gemonteerd. Deze zoog via een exhauster (ventilator) het zaagsel en 'mot' uit zagerij en schaverij af. Vanuit de cycloon kwam het houtafval in het 'mothok' terecht, naast de ketel. De stoomketels werden voornamelijk hiermee en met andere houtrestanten gestookt.

Toen Jan Bruin in 1949 begon bij Machinefabriek Holleman en in verband daarmee aan het werk ging om reparaties uit te voeren bij de stoomzagerijen, kwam hij tot de ontdekking dat het windmolentijdperk in feite nog voortleefde: “De houten zagerij van de molen was meestal nog aanwezig. Deze ruimte bezat twee verdiepingen met op de begane grond ('het kot') de hoofdas en hierboven de zagerij. Die zagerij bevond zich dus ongeveer 2,5 à 3 meter boven de begane grond, precies zoals in de oude windzaagmolen. De zaagmachines waren op de begane grond geplaatst, maar de ramen daarvan in de ruimte erboven.
Door dit niveauverschil moesten de balken omhoog worden getransporteerd om ze te kunnen zagen. Dit gebeurde met behulp van een staaldraad en een lier die in de nok van de zagerij was gemonteerd. Ook werden soms de balken via een zogenaamde 'pikkerbaan' naar boven getrokken. De zagerij bezat meestal twee grote zaagramen en een klein zaagraam, een 'hippert' of 'snelloper' genoemd. Voor en achter elk raam was een railstel gemonteerd en zeer nauwkeurig in de lijn van het zaagraam geplaatst. Ieder raam had voor en achter twee lorries op de rails. Eén met een klemmechanisme en één zonder”
.

  Stoommachine De Bark  
  De stoommachine van de houtzagerij 'De Bark' (in het Westzijderveld) met de machinist Grundel, omstreeks 1905  

Bollinders

“De zaagramen waren aanvankelijk vrij licht uitgevoerd”, herinnert Jan zich. “Later werden die vervangen door zwaardere machines, zoals de 'Bollinders'. Deze bestonden uit een zeer zwaar gietijzeren frame, met een hoogte van omstreeks vijf meter. De ramen waren geschikt om stammen met een diameter tot 65 cm te verwerken.
Het zaagraam was opgebouwd uit een rechthoekig frame, voorzien van 'neuten' van pokhout, dat op- en neergaand werd geleid met leisloffen van gietijzer.
De boomstammen werden met behulp van twee gekartelde onderrollen door het zaagraam tijdens de neergaande slag gedrukt. De bovenliggende kartelrollen waren niet aangedreven en die dienden uitsluitend als drukrol”
.

“De schaverij was op de begane grond naast de zagerij te vinden”, herinnert Jan zich. “Hier werd het hout geschaafd of van een profiel voorzien. In een deel van de schaverij was de slijperij te vinden, waar zagen, schaafbeitels en frezen werden geslepen. Dit vergde het nodige vakmanschap. Zo moesten de zaagbladen een ietsje bol staan”.

“Verder waren ook lintzagen aanwezig in de zagerij. Deze braken nogal eens. Om ze te repareren werd de breuk haaks afgewerkt en van schuine kanten voorzien - alle twee even lang. Daarna moest de zaag op de lasmachine worden gespannen en voorzien van een plaatje zilver ertussen om deze met behulp van verhitte platen te solderen. Dit vergde grote precisie”.

Houttransport in het Westzijderveld
Houttransport in het Westzijderveld, zoals dit nog plaatsvond in 1968

Bestekzoekers

“Een bijzondere rol in de houtzagerijen, speelde de bestekzoeker”, benadrukt Jan. “Deze kreeg van 'het kantoor' een briefje (het bestek) waarop stond hoeveel hout uit een te zoeken stam moest komen. De stammen (of 'balken') lagen tenminste een jaar in de sloot om 'uit te wateren'. Veelal lag door het vocht zelfs de bovenzijde van de balken net onder water.
De bestekzoeker droeg meestal klompen of laarzen met daaronder 'spikes', omdat de balken spekglad waren. Daardoor stonden de bestekzoekers 'op scherp'. Ondanks dat maakten ze nogal eens een onvrijwillige duik in het water”
.

“De balk werd op lengte met de meetlat en op de diameter met 'de fit' (schuifmaat) bepaald. Met de hand voelde de bestekzoeker onder water of de balk recht of krom was en of deze beschadigingen vertoonde. Wanneer de bestekzoeker meende dat de balk ondanks zijn kromheid voldeed aan het bestek, moest deze soms met de grootste moeite uit de bagger worden getrokken. Met een 'ritsijzer' (een speciaal mesje) nummerde de bestekzoeker de balken in Romeinse cijfers, waarmee deze met een strop om de kop aan de zijkant van een roei- of motervlet werden gehangen”.

Voor zijn geestesoog ziet Jan nog steeds hoe de balken de zagerij in werden getrokken: “De balk werd naar de voorzijde van de fabriek gesleept en bij de helling afgemeerd. Later trok men door middel van de lier deze op de helling om deze op een beun naast de lorries voor het zaagraam af te leveren. Soms was in plaats van een lier een zogenaamde 'prikbaan' geïnstalleerd om de balk op te trekken. Met 'kantelhaken' werd de balk op de voorste twee lorries gerold. De bestekzoeker bepaalde hoe de balk met zijn kromming voor het zaagraam moest liggen. Wanneer de balk in de hartlijn van het zaagraam in de goede positie - in verband met de kromming - was gelegd, werd de balk op de achterste van de twee lorries met een tang vastgezet. De zager nam dan het werk over door met het eerder geplaatste 'spant' te gaan zagen. Al dit werk vond plaats gedurende het gehele jaar; ook in de winter en bij strenge vorst”.

Modernisering en einde

Na de Tweede Wereldoorlog vonden er nog flink wat moderniseringen plaats in verschillende Zaanse zagerijen. Zo liet de firma Van de Stadt een zware horizontale dubbelzaagmachine installeren. Daarbij werd op een zwaar precisie-railstel, via een draadspindel, een zware gietijzeren tafel heen en weer bewogen. Op dit tafelblad werden zware boomstammen met een gewicht tot 10 ton via sleuven in het blad, met verstelbare haken vastgelegd.

Boven de stam was een in hoogte verstelbaar frame aangebracht dat was voorzien van een geleiding voor één of twee zagen. Nadat de benodigde dikte tussen de zagen was afgesteld, kon men de wagen in beweging zetten, zodat één of twee plakken van de stam horizontaal konden worden afgezaagd. Deze grote stamformaten waren niet geschikt voor de staande zaagramen.

Een andere ontwikkeling betrof de Brenta-machines (een zwaar type verticale lintzaag). Deze zaagmachines vonden ook bij verschillende zagerijen ingang. Het werken met die zaagmachines vereiste een grote precisie van de zagers en slijpers. Ook hier werd de stam op een verrolbare tafel geklemd. De lintzaag zaagde maar één plak uit van de stam. Het zaagoppervlak was zeer zuiver. Ook zware stammen konden ermee worden gezaagd.

Jan Bruin maakte van nabij de ondergang van heel wat zagerijen mee: “Aan het eind van de jaren zestig begon de totale afbraak van de stoomhoutzagerijen. De ene stopte geheel; de ander zocht een andere plaats (met name in de Achtersluispolder) om gespecialiseerd verder te gaan. Productievernieuwingen zijn op zich een normale zaak, maar hier was sprake van een rigoureus aangepakte sloop. Dit had als gevolg dat van alle stoomzagerijen die de Zaanstreek (ooit toonaangevend in Europa) heeft geteld, geen splinter voor de komende generaties is overgebleven. De herinnering aan deze bedrijfstak die nog maar zo'n drie decennia geleden ten onder ging, zou toch zeker levend gehouden moeten worden. Uiteindelijk behoorde deze tot de belangrijkste Zaanse industrieën. Volgens mij (en niet alleen ik) zou op de plaats van het verloederde monument van Aldo Rossi, een Bollinder zaagraam moeten staan!”, aldus Jan Bruin.

  Houtzagerij H. Simonsz  
  De houtzagerij van H. Simonsz & Zn in het Westzijderveld, achter het Blauwe Pad omstreeks 1910