MBTZ Logo

Over molenbranden, een oliefabriek en andere Zaanse Zaken

Met Stoom Nr. 40 - December 2001

Boekbespreking

Door Ron Couwenhoven
Besproken door Jur Kingma

Nog dit jaar verschijnt het tweede boek van Ron Couwenhoven over Zaanse molens. Dit gaat over molenbranden. In de Zaanse folklore spelen branden en de brandweer een belangrijke rol. Daar hebben de vele molenbranden ongetwijfeld mee te maken. Molens zijn door hun constructiematerialen hout en riet brandbaar en ook de inhoud zoals olie of cacao is licht ontvlambaar.
Interessant in dit boek is welke consequenties brandgevaar had op de inrichting van de molens. Aan de hand van periodieke schouwingen kwam men tot aanbevelingen over de plaats van kachels en het gebruik van stoven, de bouw van vethokken, en bliksemafleiders , het opstellen van veiligheidsvoorschriften voor molenknechts enz.

Interessant zijn de discussies rond de doppensteen in de rijstpelmolen. Het vermalen van rijstdoppen tot veevoer was voor de windmolens in het laatste deel van de negentiende eeuw een manier om het hoofd boven water te houden ten opzichte van de stoomfabrieken. Deze maalstenen waren gevaarlijk omdat de afstand tussen de stenen gering was zodat er door de wrijving vaak vonken ontstonden en omdat de steen de molenzolder onder het dakriet lag.

De brand in de Jonge Kuiper op 27 januari 1874 leidde tot grote beroering binnen het papiermakerscontract dat ook veel rijstpelmolens in de verzekering had. Er werd een commissie van onderzoek ingesteld die moest kijken naar het gevaar van de doppensteen. De commissie bestond uit een molenbaas en twee molenmakers. Uit de beschrijving volgt dat de techniek van het doppenmalen verschilde van het malen van graan. Bij het malen van graan wordt de korrel kapot gesneden en bij het malen van doppen wordt deze fijn gewreven. Dit veroorzaakte warmte. Hoe fijner het doppenmeel hoe hoger de prijs, maar hoe sneller de steen moet draaien en hoe groter de wrijving.
Er werd ook proefondervindelijk onderzoek gedaan. In het Guiswijf was het meel zo heet dat het niet met de hand aangeraakt kon worden. Een van de adviezen van de onderzoekscommissie was om alle delen die tijdens het malen van de doppen met heet meel in aanraking konden komen, te bekleden met ijzer. Verder waren er adviezen over de plaatsing van de steen en de maximale snelheid van de molen. De doppenmolens die in de ogen van het bestuur van het papiermakerscontract niet aan de eisen voldeden kregen een aanschrijving waarin ze werd opgedragen de aanbevelingen op te volgen. De eigenaar van het Guiswijf weigerde dit en werd uit het contract gezet. Van de 31 Zaanse doppenmolens zijn er twaalf verbrand.

Het papiermakerscontract verzekerde ook stoomfabrieken; met name stoomzagerijen. De verkoop van enkele houtzaagmolens in 1885 leidde een turbulente tijd in voor het contract. Het contract besloot tot een verlaging van de verzekerde waarde van alle verzekerde molens en stoomzagerijen. Er waren 57 bedrijven verzekerd waaronder tien stoomzagerijen. De afwaardering leidde tot grote protesten. De waardedaling van 15,5 % van de stoomzagerijen was veel minder als bij de molens waar deze gemiddeld 23,5% bedroeg. De stoomzagerijen betaalden een hogere premie als de windmolens omdat stoom toen als zeer brandgevaarlijk gold.

De stoomfabrikanten liepen hier tegen de hoop. Aanvankelijk zonder succes. Maar hun aantal groeide en zijn kregen ook een aantal windmolens in bezit. In 1890 bereikten zij een premie gelijksteling voor windmolens en stoomfabrieken. Het aantal windmolens daalde snel. In 1891 gingen de stoomzagerij De Morgenster en de papier molen de Vergulde Bijenkorf in vlammen op. Ondanks herverzekering was deze last te veel voor het onderlinge contract want de verzekerden werden aangesproken op hun aansprakelijkheid. Steeds meer bedrijven traden uit en in 1903 werd het papiermakerscontract ontbonden. Het boek telt nog veel meer interessante ontdekkingen.

Het boek kost Fl. 35,- en is te bestellen bij de Stichting Archief Ron Couwenhoven ( bankrek. 41.14.70.078)