MBTZ Logo

Het goud van de Renate Leonhardt

Een droom die nooit is uitgekomen

Met Stoom / Anno 1961 Nr. 37 / 155 - Augustus 2000

In de Staatscourant nr. 137 van 20 juli 1953 zijn de statuten vermeld van de Coöperatieve Bergingsvereniging Renate Leonhardt U.A. aan de Zuiderweg 3 te Wijdewormer. Voorzitter is de toen 64-jarige Piet Visser te Wijdewormer, secretaris Cornelis van der Toorn te Zaandam en penningmeester Jacobus Adriaanse te Den Helder. Van de laatste zijn geboorteplaats en -datum met rode vraagtekens omlijst. Hij was oud-chefinstructeur bij de opleiding van duikers bij de Kon. Ned. Marine.
Het zouden niet de enige vraagtekens zijn, die in de loop der jaren zijn gezet rond de berging van de lading van het Duitse stoomschip, dat op 23 augustus 1917 door de Engelsen in de Noordzee bij Den Helder werd getorpedeerd. Enkele bemanningsleden kwamen om, het schip verdween in de golven en later onder het door stromingen altijd in beweging zijnde zand.

In 1937 werkte Visser in Camperduin. Hij was analist van beroep en kreeg een monster cacaoboter te onderzoeken, een vraag van C. van der Toorn! Hij hoorde verhalen, dat de Renate Leonhardt goud aan boord zou hebben gehad. Hij ging op onderzoek uit en hij werd steeds meer gesterkt in zijn geloof, dat die geruchten op waarheid berustten. De berging van de goudschat zou zijn levenswerk worden. Het werd een nachtmerrie, voor hem en vele anderen. De 'appeltjes voor de dorst', die uit de berging moesten voortvloeien, maakten plaats voor de onbespoten appeltjes uit zijn boomgaard in de polder.

Door: Cees van Dalsem

Renate Leonhardt
Piet Visser
Piet Visser

Op het strand gezet

De Renate Leonhardt was een in 1892 gebouwd Duits vrachtschip van 1126 ton. Het schip maakte in de zomer van 1917 deel uit van een Duits konvooi (10 schepen), dat vanuit Nederland naar Skandinavië voer. De lading bestond uit cokes met bestemming Frederica in Zweden. In ruil voor de brandstof ontving het oorlogvoerende Duitsland andere grondstoffen waar grote behoefte aan was.

De Eerste Wereldoorlog was in volle gang. Het konvooi voer half juli uit, zoveel mogelijk door de territoriale wateren. De Engelse oorlogsvloot lag op de loer. Die trok zich weinig aan van de neutraliteit van Nederland en viel de schepen op 17 juli aan ter hoogte van Bergen aan Zee. Vier schepen vielen in Engelse handen, vier wisten te ontsnappen en twee schepen - waaronder de Renate Leonhardt - werden door de respectieve kapiteins op het strand gezet. De vrachtvaarder werd wel door granaten getroffen; dat kostte drie opvarenden het leven.

De Renate Leonhardt werd weer vlot gesleept en in Amsterdam gerepareerd. Op 21 augustus voer het schip IJmuiden uit en stoomde weer naar het noorden, dicht onder de kust.
Bij het Schulpengat bij Den Helder liep het op een zandbank. Drie sleepboten wisten het bij hoog water vlot te trekken.

De reis zou echter niet lang meer duren. Op 23 augustus 1917 bracht een Engelse torpedojager het schip buiten de territoriale wateren tot zinken. Ook daarbij vielen enkele doden. Andere bemanningsleden werden door Nederlandse marineschepen gered.

Geruchten

Er kwamen al snel geruchten los over de lading. Een belangrijke 'bijdrage' daaraan werd geleverd door de gedeserteerde stoker G.P. Wolf. Deze beweerde, dat in de nachtelijke uren voor het vertrek uit IJmuiden door de scheepsofficieren 'kleine kistjes' aan boord waren gebracht. Zij werden verborgen onder een hoeveelheid cacaoboter. De bemanning had zich daar niet mee mogen bemoeien.
Conclusie: de geheime lading moest zeer waardevol zijn geweest, misschien wel ... goud.

In 1937 kwam die geschiedenis weer naar boven toen bij Egmond een grote hoeveelheid cacaoboter (rond 600 ton) was aangespoeld. Egmonder P. Groen wist de herkomst: de Renate Leonhardt. Hij was aan boord geweest bij de stranding in juli. Cacaoboter en cokes waren niet de 'echte' lading geweest, meende Groen.

Bergingsrechten

Visser werkte zoals gezegd in 1937 in Camperduin en hoorde de verhalen. Zijn interesse was gewekt. Hij kwam in contact met ene G. de Vries uit Den Helder. Die had de Renate in 1919 in de golven zien verdwijnen. Met diens hulp werd vastgesteld waar het wrak zich moest bevinden. Het was daar 21 meter diep.
Met behulp van een speciale boor ging men aan de gang en wat bleek: daar zat cacaoboter. De plek werd gemarkeerd met een boei. Visser probeerde bij de Billiton Maatschappij de tinbaggermolen Karimata los te krijgen om op zoek te gaan naar het goud. Die was bij Terschelling zonder succes op zoek geweest naar de schat van een ander goudschip, de Lutine.

In 1938 weet Visser samen met Van der Toorn de concessie voor de goudberging te verkrijgen. Visser had zich inmiddels verzekerd van de bergingsrechten en hij wilde doorzetten.
De Tweede Wereldoorlog was een streep door de tijdrekening van vijf jaren. De Duitsers haalden de boei van het wrak. In 1945 kon hij verder werken aan zijn droom, de berging van het goud van de Renate. Uit de verzekeringspapieren was hem gebleken, zo stelde hij, dat de lading van het vrachtschip had bestaan uit 454 kistjes goud, 800 ton cacaoboter, 60 ton cokes (deklading) en 7 okshoofden rum.

Wichelroedeloper

In 1947 was het gebied weer mijnenvrij. Visser ging met een wichelroedeloper de zee op om de Renate opnieuw te lokaliseren. Dat lukte. Er werd met behulp van het instrument 'vastgesteld' dat ter plekke goud aanwezig was!

De fruitkweker uit Wijdewormer bedacht een ingenieuze manier om het goud boven water te halen: een duiktoren met werkput. Daar was geld voor nodig en dat had hij niet.

Een wervende advertentie vol grote beloftes
Een wervende advertentie vol grote beloftes

Vandaar de oprichting van een coöperatieve bergingsvereniging. In advertenties werd een 40-voudige winst in het vooruitzicht gesteld. De doelstelling van de coöperatie werd als volgt omschreven: behartiging van de stoffelijke belangen der leden door het maken van winst met het bergen en/of het doen bergen van schepen en wrakken van schepen en/of derzelfder lading en alles wat daartoe behoort of mede in verband staat, alles in de ruimste zin des woords, te beginnen met de berging van de lading van het wrak Renate Leonhardt, liggend in de Noordzee.

De duiktoren werd gebouwd door Gebr. Hogeveen in Zaandam (het bedrijf bestaat niet meer). De kosten waren fl. 266.627,36. Dat bedrag kon de bergingsvereniging nauwelijks ophoesten. De toren heeft als bergingsvaartuig nooit de Noordzee gezien. Visser wachtte op mooi weer, een licht zuidoostelijk briesje en een kalme zee. De weersomstandigheden werkten niet mee. Er werd geen bergingspoging ondernomen.

De aandeelhouders werden er gek van. De telefoon bij Visser stond vaak roodgloeiend. Woeste aandeelhouders wilden verhaal halen. Visser zou worden bedreigd en zelfs worden beschoten. Zijn vrouw 'vergat' de telefoonrekening te betalen om van het gedonder af te zijn. De PTT sloot de aansluiting af. In arren moede pleegde Visser bij een van de buren zijn eigen telefoontjes. De buurvrouw werd als dank bedacht met een aandeel in de coöperatie.

Op 26 juli 1948 wordt in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland te Zaandam het dossier 6868 ingeschreven. De naam van het bedrijf is kort:Renate Leonhardt. Activiteit: berging wraklading.

Medevennoten Van der Toorn en Keeser
Medevennoten Van der Toorn en Keeser

Het is een vennootschap onder firma met als vennoten K. Vloon te Koog, P. Visser te Wijdewormer, C. van der Toorn te Zaandam, A.H. van Betlehem te Zaandijk en P. Engel te Zaandijk. In de acte van de vennootschap staat de bepaling, dat D. Sijbrands te Zaandam 10% van de winst ontvangt “wegens oude rechten, voortvloeiend uit door hem verschafte en bestede kapitalen, benodigd geweest voor het voorbereidend onderzoek naar het wrak”.

Daarna kwamen er nog twee vennoten bij: P. Visser te Zaandam en A.D.J. Klinkenberg te Koog. Deze tooide zich met de titel 'juridisch adviseur'. Piet Visser uit Wijdewormer wordt de beherend vennoot. Dat geldt niet lang daarna ook voor Klinkenberg. Deze treedt in 1950 uit.

In 1951 is Joachim Bakker uit Zaandam ruim twee maanden een van de vennoten. Van Betlehem treedt in 1951 uit, Vloon in 1955. Engel overlijdt in 1964. In 1958 wordt B.C. Bakker uit Zaandam 'medebeherend vennoot'. Zijn woning is het kantooradres.
C. van der Toorn zit in het bejaardentehuis en vermoedelijk weet hij daar in 1966 de toen 79-jarige L. Keeser als vennoot te strikken.

Grote winsten voor het grijpen

De aandeelhoudersvergaderingen werden legendarisch. Visser was altijd optimistisch. In 1954 vertelde hij aan 150 goudjagers in Krasnapolsky in Amsterdam, dat het goud mogelijk in de wintermaanden naar boven kon worden gehaald: “Maar dan moet er tijdens een vorstperiode van rustig weer sprake zijn”.
Hij was er achter gekomen, zo deelde hij mee, dat het om gestolen goud ging. Het was daardoor niet verzekerd. De Duitse verzekeringsmaatschappij, die concessie voor de berging had verleend op basis van de helft van de opbrengst, had daarom geen rechten op het goud.

Visser ging in het prospectus in 1954 uit van de aanname, dat er voor een bedrag van fl. 75 miljoen aanwezig moest zijn, 'niet te hoog genomen'.
De helft zou (schreef hij toen nog) naar de Duitse verzekeringsmaatschappij gaan. De duikers zouden fl. 7  miljoen opstrijken. De leden van de bergingsvereniging zouden 'bij wijze van gunst' fl. 10 miljoen te verdelen hebben, de leden van de bergingsfirma zouden fl. 10,5 miljoen krijgen en de intekenaren op de extra emissie van fl. 250.000 konden op een 40-voudige uitkering rekenen (fl. 10 miljoen).
De bergingsrechten hebben nooit bij de bergingsvereniging berust: de v.o.f. Renate Leonhardt had deze in bezit.

In 1955 was de aandeelhoudersvergadering zeer rumoerig. Liefst vijf uren daverende het in 'Kras' van de verwijten, over en weer. “Maar iedereen kan rekenen op een uitkering van tenminste 35 keer zijn inleg,” verzekerde Visser, “maar het bestuur gaat er van uit, dat het nog wel iets meer kan worden”.

In 1957 lag de duiktoren te verroesten in IJmuiden. Visser: “Maar het goud ligt voor het grijpen. Ik heb een week mooi weer nodig. Het is een kwestie van het openen van een deur. Als die op slot zit gebruiken we springstof. Dan kunnen we er bij”.

Een probleem was, dat de boeien, die de plaats van het wrak markeerden, waren weggedreven. Bestuursleden kwamen en gingen. In 1958 vergaderde men in het dorpshuis in Wijdewormer. Daar kwamen maar 33 mensen opdagen. Visser kwam zelf nauwelijks aan het woord door de strakke leiding van P. Schelvis uit Heemstede, een nieuwe financier voor de bergingsoperatie.
In het bestuur kwamen ook A. Stam (Amsterdam), A. Kuijk (Amsterdam), F. van der Sijde (Den Haag).

In 1959 eindigde het sprookje. De eindbalans van de vereniging toonde aan, dat er van het half miljoen ingelegde kapitaal geen cent over was. Hoongelach en kreten als 'bedrog', 'oplichterij' en 'grove leugens' klonken door de zaal in Utrecht. Visser pareerde alle aantijgingen met een herhaald en luid 'kletskoek'.

In 1964 treedt de vereniging in liquidatie. Bestuurslid/vereffenaar is J. Stam te Amsterdam. De laatste vermelding in het Handelsregister is de opgave van secretaris C. van der Toorn op 29 augustus 1966: de vereniging is ontbonden.

'AU' op kistjes

Piet Visser, later uit Wijdewormer naar Purmerend verhuisd (hij is al verscheidene jaren geleden overleden) is er altijd heilig van overtuigd geweest dat de Renate Leonhardt goud vervoerde. Van de Nederlander A. Lanser uit Vlaardingen hoorde hij dat de kistjes waren gemerkt met 'AU', de scheikundige aanduiding voor goud.

Met de constatering dat er goud aan boord was stelde hij zich niet tevreden. Hij onderzocht ook waar dat eventueel vandaan zou zijn gekomen. Zijn bevindingen zette hij voor zichzelf op papier. Hoewel zijn aantekeningen vermoedelijk verloren zijn gegaan, is toch bekend hoe zijn gedachtegang was: het was goud van de Duitse keizer, die de dreigende nederlaag van de Eerste Wereldoorlog vreesde. Met behulp van het Nederlandse vorstenhuis (koningin Wilhelmina was tenslotte met de Duitser Hendrik van Mecklenburg-Schwerin getrouwd) werd het plan gesmeed een deel van de Duitse goudvoorraad naar Zweden over te brengen.

Visser meende, dat de jacht op het goud niet alleen door hem, maar ook door 'geheime diensten' van de oorlogvoerende landen werd voortgezet. De moordzaak Schallenberg - die na de oorlog in een paar decimeter water verdronk in de Haagse Hofvijver - stond er volgens hem ook mee in verband.

Visser's levenswerk was om niet alleen het goud, maar ook de waarheid boven water te halen. Men mag vaststellen, dat beide hem niet zijn gelukt.

  Bewijs van deelname  
  Bewijs van deelname in het kapitaal van de Coöperatieve Bergings-Vereniging 'Renate Leonhardt U.A'.