Aan de Lagedijk in Zaandijk staat het bedrijf Karlshamns B.V., een wereldwijde leverancier van hoogwaardige speciaalvetten voor tal van voedingsmiddelenindustrieën in de wereld. Vorig jaar nog nam het bedrijf een gloednieuwe raffinaderij in gebruik. Hoe kwam dit Zweedse bedrijf terecht in de Zaanstreek? Het antwoord is te vinden in de geschiedenis van de drie Zaanse voorlopers van het bedrijf: Wessanen, Nomafa en Friwessa. Wessanen heeft de oudste geschiedenis; het bedrijf kocht in 1839 zijn eerste oliemolen. De huidige locatie van Karslhmans was de plek waar in 1930 de Noordhollandsche Margarine Fabriek (Nomafa) werd gevestigd door Gerbrand Vis Gz.. In 1970 fuseerden Wessanen Olie en Nomafa tot Friwessa en pas in 1990 komt Karlshamns in het spel. Het bedrijf te Zaandijk heeft zich dan inmiddels ontwikkeld van margarine fabriekje tot internationaal opererende onderneming.
Door: Vibeke Kingma
Wessanen & Laan begon als handelsonderneming in zaden. Een van de naamgevers, Adriaan Wessanen, trad in 1790 uit de compagnie. Sindsdien bleef het bedrijf, tot in de jaren zestig, in handen van de familie Laan. De Zaanstreek kende van oudsher een grote veredelingsindustrie, waarbij kooplieden basisproducten lieten bewerken om ze daarna met meer winst te kunnen verkopen. Veel kooplieden in oliehoudende zaden kochten in de achttiende eeuw oliemolens, om de zaden te persen en vervolgens de geproduceerde olie en veekoeken weer te verkopen. Met de aankoop van oliemolen 'Het Fortuyn' in 1839 zetten Adriaan en Jan Laan dan ook een voor de hand liggende stap. Voor het eerst werden de heren actief in de industrie en de nadruk van het bedrijf zou nadien steeds meer komen te liggen op de verwerking van grondstoffen tot halfproducten in plaats van op de handel.
In 1857 werd een belangrijke stap tot vernieuwing van het bedrijf genomen, met de bouw van de op stoom aangedreven oliefabriek De Tijd. De gebroeders Laan waren een van de eersten in de Zaanstreek die een stoommachine kochten. De eerste stoominrichting van Wessanen leek veel op die van een windmolen. Zelfs het vermogen was ongeveer gelijk: 20 pk, terwijl dat bij een windmolen 16 pk was. Dat eerste jaar werd in de oliefabriek 200 last koolzaad en 400 last lijnzaad geplet. Een last is 2000 kilo. Het eerste jaar maakte De Tijd nog geen winst; de firma kwam uit op een nadelig saldo van zesduizend gulden. Men bleef echter investeren en nadat de eerste kinderziekten overwonnen waren, begon het bedrijf winst te maken. Een derde naslag – waarin het residu van de geperste zaden verwerkt werd tot oliekoeken – werd aan de fabriek toegevoegd, waarmee de capaciteit van de fabriek werd opgevoerd tot 900 last per jaar.
Wessanen & Laan handelde niet alleen in oliehoudende zaden, maar ook in andere soorten. Een volgende stap was dan ook om die andere zaden te veredelen. Achtereenvolgens bouwde men de stoommeelfabriek De Vlijt en rijstpellerij De Unie. In 1868 breekt er voor de eerste maal brand uit in de oliefabriek. Die gelegenheid grijpt de directie aan om de fabriek uit te breiden tot vijf voorslagen. In 1895 voerde men wederom een belangrijke modernisering door, met het aanbrengen van hydraulische persen in De Tijd. De nieuwe installatie bestond uit drie voorslag-persen, zogenaamde kuippersen, en twee Anglo-Amerikaanse persen voor de naslag. Lang profiteerde men niet van de nieuwe installatie; de enorme brand van 1898 verwoestte De Tijd, De Vlijt en belendende pakhuizen. De onderneming bleek echter voldoende reserves opgebouwd te hebben om deze klap te boven te komen; al in 1899 herbouwde de familie Laan De Tijd en draaide de fabriek weer op volle kracht.
Met behulp van zuigers werden oliehoudende zaden de fabriek binnengevoerd.
(Foto: Gemeentearchief Zaanstad ongedateerd) |
De onderneming deed haar voordeel met de nieuwe oliehoudende grondstoffen die aan het begin van de 20ste eeuw op de markt kwamen; in 1910 werd een tweede oliefabriek gebouwd, waarin sojabonen werden verwerkt. De onderneming is dan inmiddels zo gegroeid, dat de juridische vorm niet meer voldeed. Men besloot tot de oprichting van de NV Vereenigde Fabrieken vh. Wessanen & Laan.
Wessanen exporteerde aan het begin van de twintigste eeuw al een groot deel van haar olie naar het buitenland. Men had goede contacten in een aantal, met name Noord-Europese, landen. Naast de olie werden veekoeken geproduceerd, van het residu dat overbleef na persing. Deze verkocht men rechtstreeks op provinciale markten. De afnemers van de koeken zaten door het hele land, met een concentratie in Noord- en Zuid-Holland.
Aan het begin van de twintigste eeuw deed zich een verschijnsel voor, dat zich de hele eeuw zou blijven herhalen: de grondstoffen leverende landen begonnen zelf hun grondstoffen te veredelen en deden dat goedkoper dan in Nederland. Met name de Eerste Wereldoorlog zorgde voor een stagnatie in de handel, waardoor de grondstoffenleveranciers de kans krijgen een eigen veredelingsindustrie te ontwikkelen. Dit gebeurde op grote schaal in de houtzagerij, maar ook in de rijstpellerij en de olieslagerij. Om winstgevend te blijven, moesten de Zaanse bedrijven een stap verder gaan met de verwerking van producten.
Ook Wessanen nam deze stap en begon in 1918 met de raffinage van oliën. Dat wil zeggen, dat men de ruwe oliën verder ging bewerken, waarbij de olie gezuiverd en gereed voor consumptie gemaakt werd. Daarnaast begon men cacaobonen te verwerken in cacaofabriek de Moriaan. In de economische groeiperiode na de Eerste Wereldoorlog steeg de productie van Wessanen. Werd in 1921 nog 20.881.000 kg aan oliehoudende zaden verwerkt, dat was in 1930 al opgelopen tot 79.796.062 kg. Nog altijd was lijnzaad de belangrijkste grondstof, maar daarnaast werden ook sojabonen en kopra verwerkt. Een volgende logische stap in de succesvolle twintiger jaren was de bouw van een margarinefabriek, om de geraffineerde olie om te zetten in een eindproduct. Belangrijk onderdeel van het produceren van margarine is het harden van de olie, die door dit proces wordt omgezet van een vloeibare in een vaste substantie. De fabriek werd gevestigd in pakhuis London en bestond uit:
De inrichting werd door ca. 6 man bediend. De onderneming was een succes en werd bijna ieder jaar uitgebreid met extra stoomketels en grotere koelinstallaties. Toch werd de margarinefabriek in 1927 weer opgeheven. Dat had te maken met de snelle ontwikkelingen in de margarineindustrie.
Noorddijk in Wormerveer, gezien vanaf de meelfabriek in noordelijke richting. Het witte gebouw is de margarinefabriek London (verbrand 28 december 1941), daarachter de schuur van molen De Bezem en het restant van molen De Boerin. In 1880 stichtten Dirk Vis en SG. Timmers Verhoeven een scheepswerf en machinefabriek, buitendijks gelegen aan de Noorddijk in Wormerveer. Die groeide uit tot een voor die tijd vrij grote onderneming. Nadat de heer Vis in 1900 was overleden, werd de werf uitgebreid door ondermeer de aankoop van de belendende oliemolen 'De Boerin' die vervolgens werd gesloopt. In 1917 werd echter het werfterrein en de opstallen verkocht aan Wessanen. Op de achtergrond de Schaalsmeerpolder en Oostknollendam.
Bron: Gemeente Archief Zaanstad |
Het proces van margarine maken, dat in Frankrijk werd uitgevonden, kreeg algemene bekendheid rond 1910. De concurrentie was al snel moordend, waarbij met name de ondernemers Jurgens en Van den Berg uit Oss grote industrieën opbouwden. Op het moment dat deze twee ondernemingen besloten samen te gaan, waren zij in één klap de grootste margarine-maker van Nederland.
Jurgens & Van den Berg trachtten na hun fusie een monopoliepositie in Europa te verkrijgen door concurrenten op te kopen. Ook aan Wessanen deden zij een goed bod. Hoe hoog het bedrag is dat Wessanen voor de margarinefabriek kreeg is nooit bekend geworden. Wel waren er geruchten, dat het om een voor die tijd enorme som geld ging. Nadat het bedrijf verkocht was, ontmantelden arbeiders van Jurgens & Van den Berg de fabriek volledig. Met de ontmanteling begon een lange periode, waarin Wessanen geen bemoeienis heeft met de margarine-industrie. Toevallig is wel, dat precies in deze periode de kaashandelaar Gerbrand Vis op enkele kilometers afstand een margarinefabriekje begon. Hier zal in een latere paragraaf op worden terug gekomen.
Het geld had Wessanen in deze jaren hard nodig, want echt florissant waren de bedrijfsresultaten niet in de crisisperiode. Veel olieslagerijen overleefden de crisis niet. In 1945 waren er nog zeven, waaronder De Tijd van Wessanen. Andere oliefabrieken waren onder andere De Engel van Crok & Laan en Het Hart/De Zwaan van Adriaan Honig.
Al vrij snel bleek, dat er zich tijdens de oorlog belangrijke ontwikkelingen op het gebied van olieproductie hadden voorgedaan in het buitenland. Met de productie van lijnolie ging het steeds slechter. Voor de oorlog werden aan de Zaan enorme hoeveelheden lijnzaad uit Argentinië verwerkt. In dat land was echter in de oorlogsjaren een rigoreuze industrialisatiepolitiek gevoerd, waardoor het land zelf de verwerking van haar oogsten ter hand kon nemen. Daarnaast kwamen er vervangers van lijnolie op de markt; lijnolie werd in de jaren vijftig snel vervangen door soyaolie. Wessanen deed ondertussen koortsachtig onderzoek, om een manier te vinden waarop men de concurrentie uit de nieuwe industrielanden voor kon blijven.
Omdat men door de veekoeken toch al enigszins in de agrarische hoek zat, zocht men het in eerste instantie in de mengvoeders. De mengvoederindustrie maakte na de Tweede Wereldoorlog een grote ontwikkeling door. Een deel van De Tijd werd ingericht om de benodigde vitaminen te produceren. Ook opende het bedrijf een proefboerderij om de producten op basis van eigen research te testen. Het onderzoek leidde in '54 tot de uitvinding van een procédé om magere melkpoeder te verrijken met melkvreemde vetten. Het resultaat was een speciale fokmelk voor kalveren. Dit product werd een groot succes en zet voor Wessanen de internationale ontwikkeling in.
Naar deel 2 |