Met Stoom - Nummer 16 - april 1994
Door Ger Jan Onrust
Toen de hydraulische persen voor het maken van buizen (bussen/kartetsen/kardoezen; de namen worden door elkaar gebruikt) in vol bedrijf waren, liet Duyvis enkele foto's hij de Artillerie Inrichting 'Hembrug' maken en deze verspreiden.
De foto's werden op een formaat van 17,1 bij 22,4 centimeter afgedrukt, op een bruin kartonnen lijst geplakt en onder potentiële klanten verspreid. En dat waren er in die tijd meer dan tevoren, want de produktie van granaten was een boom-sector toen deze foto werd gemaakt.
De logische conclusie is dat de plaat tijdens de Eerste Wereldoorlog is geschoten, waarschijnlijk in 1917 of 1918. In ieder geval tijdens een absolute bloeiperiode voor zowel de A.I. als Duyvis.
De Artillerie Inrichtingen (sinds 1973 Eurometaal) werden tussen 1885 en 1889 naar het Zaandammer Hemland verplaatst. Het bedrijf was in 1679 op initiatief van de Gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland als affuitmakerj in Delft ontstaan. Aan het einde van de 19e eeuw werd het noodzakelijk geacht de grootste Nederlandse wapen- en granatenfabriek binnen de Stelling van Amsterdam te brengen, waardoor bedrijf (en een deel van het personeel) naar de locatie aan het recent opengestelde Noordzeekanaal werd verplaatst.
Door de gespannen situatie in Europa gingen de zaken voorspoedig. In 1907 werkten 665 personen op 'de Hembrug', tegen het uitbreken van de oorlog waren het er 1578. Dit aantal liep in 1917 tot het ontzagwekkende totaal van 8484 werknemers op, waarna het weer terugliep en na de oorlog tot 1900 man werd teruggebracht (1920).
Het grootste probleem van de A.I. gedurende de oorlog was de materialenschaarste. De fabriek kon de vraag naar munitie en wapens niet aan. Een ander probleem - hoewel dat toen niet zo duidelijk als een probleem werd ervaren - was de enorme herrie in het metaalverwerkende bedrijf.
Op de foto is duidelijk zichtbaar dat bij deze allerminst geluidloze activiteit geen gehoorbeschermers werden gedragen.
Ook voor P.M. Duyvis was WO. 1 een bloeiperiode. In 1914 werd nog verlies geleden, daarna ging het snel bergopwaarts. In 1915 moest 's nachts worden gewerkt om aan de vraag naar machines te voldoen. En dat niet alleen, want Duyvis werd ook verzocht de kartetsen zelf te gaan produceren. Het bedrijf hapte toe, maar kwam voor het probleem te staan dat er niet genoeg vakbekwame draaiers en bankwerkers waren. De oplossing werd gezocht bij Belgische vluchtelingen en geïnterneerden. Vanaf 1915 werkten een tiental metaalbewerkers onder toezicht van de marechaussee in Koog aan de Zaan. Maximaal werkten 32 personen (waaronder 25 militairen) in de machinefabriek. Zij kregen geen loon uitgekeerd, dat werd opgespaard en na de oorlog meegegeven. De Belgische arbeiders hadden ook geen behoefte aan inkomen, omdat zij zich niet buiten de poorten van het bedrijf mochten begeven. Zij werden geïnterneerd in een ruimte boven het ketelhuis.
Na de wapenstilstand van eind mei 1918 keerden de meesten terug naar hun land. Daar kwamen zij (met hun opgespaarde geld) als redelijk gefortuneerde mannen terug. Voor Duyvis was de noodzaak van extra personeel ook minder geworden, omdat de orders voor de stalen bussen voor brisantgranaten snel terugliepen. Een enkele Belg bleef in Koog aan de Zaan. Er schijnen nog nakomelingen van deze
niet-gerepatrieerde in de Zaanstreek te wonen.
H. Nagele, D.Schaap, Geen oorlog, geen munitie.
De geschiedenis van 300 jaar militaire produktie.
Haarlem 1979, 78-84.
K. Woudt, Honderd jaar machinehouw aan de Zaan.
B.V. Machinefabriek P. M. Duyvis, Koog aan de Zaan, 1885-1985.
Koog aan de Zaan 1985, 35-39, 64.
Foto via van Hooff, T U. Eindhoven.