Met Stoom - Nummer 17 - juni 1994
De verlangde opslagcapaciteit was bepalend voor de vorm en de afmetingen van de pakhuizen, die in de loop van drie eeuwen in de Zaanstreek werden gebouwd. De behoefte aan berging nam, ondanks oorlogen en recessies, gestadig toe, om in het laatste kwart van de 19e eeuw explosief te stijgen, zodanig dat hout als constructiemateriaal niet langer toereikend was en dit vervangen werd door ijzer en gewapend beton. Nauw samenhangend met de wijze waarop in de streek houten woningen en boerderijen werden opgetrokken, zijn in de pakhuisbouw de volgende typen te onderscheiden:
Elk type komt voor, zowel met een enkele bouwlaag, als met twee of meer bouwlagen. Behalve de breedte en de hoogte was ook de lengte van de pakhuizen bepalend voor de opslagcapaciteit. Vaak ook was de lengte afhankelijk van de aard van de goederen of van de daarin uit te oefenen werkzaamheden. Vooral de droogschuren voor hout en papier, alsmede de lijnbanen van de touwslagerijen hadden een zeer grote lengte.
Dit type, dat slechts een bescheiden opslagcapaciteit had, heeft zich desondanks gedurende drie eeuwen gehandhaafd. Tot dit type behoort onder andere het pakhuis ‘Archangel’, vroeger staande aan het Noordeinde 65 te Wormerveer, daarna overgeplaatst naar Nauerna en voorkomend op de provinciale monumentenlijst. Dit pand bestaat slechts uit een enkele bouwlaag en een zolder. De pakhuizen ‘Asia’ en ‘Gouda’ bestaan echter uit twéé bouwlagen en een zolder, terwijl het pakhuis ‘De Ruiter’ later met een bouwlaag is verhoogd tot drie lagen.
Ter vergroting van het vloeroppervlak werden dergelijke éénbeukige pakhuizen vaak uitgebreid met een aflegering aan één van de zijden, zoals de pakhuizen ‘Asia’ en ‘De Tulp’. Van deze éénbeukige pakhuizen zullen er in de loop der eeuwen zeer vele zijn geweest. Dergelijke eenvoudige houten gebouwen werden tevens veelvuldig gebruikt voor het uitoefenen van de talloze ambachten in de streek, bijvoorbeeld ten behoeve van timmerlieden, scheepsbouwers, kuipers, draaiers, huisschilders en
dergelijke. Ook de lijnbanen, waarin de garens tot touw werden geslagen en waarvan de grootste zelfs een lengte had van 350 meter, waren éénbeukige gebouwen. De garens werden van hennep gesponnen, gewoonlijk buiten onder beschutting van een laan van vruchtbomen. (zie bijvoorbeeld de afbeelding op blz. 199 in de Encyclopedie v.d. Zaanstreek). In de streek hebben zes lijnbanen gestaan, twee in het Westzijder- en vier in het Oostzijderveld.
(Noot: De laatste lijnbaan ‘De Zalm’, gelegen aan het einde van het Boomgaardspad, werd in 1877 gesloopt. Van deze lijnbaan met een lengte van 350 meter, is onlangs door Bruun v.d. Stadt een maquette op schaal 1:50 gemaakt die opgesteld is in het Molenmuseum)
Van dit type pakhuis zijn er een tiental overgebleven. De meeste van deze brede panden bestaan slechts uit één enkele bouwlaag met een zolder. De overigen hebben één of twee bouwlagen meer.
Het driebeukige pakhuis behoort met het éénbeukige pakhuis tot de oudste typen. Dit geldt voor de pakhuizen ‘Jagerslust’, ‘Zeeman’, ‘De Lelie’, de klompenmakerij ‘De Vrede’ en ‘Koningsbergen’. Deze bestaan uit een brede middenbeuk en twee lagere zijbeuken met lessenaarsdaken. Alleen de middenbeuk heeft een zolder en een vliering.
Het driebeukige pakhuis ‘De Zeug’ is in feite een stenen pand met een inwendig houtskelet. Gezien het steenverband dateert het uit de 17e-begin 18e eeuw. Dit enorme pand heeft twee bouwlagen, een zolder en een vliering. De beide andere driebeukige pakhuizen, ‘De Dissel’ en ‘Purmerend’, beiden te Wormerveer, dateren waarschijnlijk uit de vorige eeuw. De afmetingen van de skeletdelen zijn geringer dan die van de overige panden, tevens ontbreken de korbelen aan de standvinken. Beide pakhuizen bestaan uit twee bouwlagen, een zolder en een vliering.
Van de beide vierbeukige pakhuizen is het pakhuis ‘Vrede’ te Zaandam ongetwijfeld het oudste. Gezien het zware houtskelet en de steile kap dateert het uit het begin van de 18e eeuw, ca. 1721-1731. Het pand bestaat uit één bouwlaag, twee zolders en een vliering. Het andere vierbeukige pakhuis ‘Amsterdam’ te Wormerveer is van oorsprong een hoog driebeukig pand, dat in 1884 met een brede beuk is vergroot. Het pand kreeg daarbij een nieuwe kap en een stenen voorgevel.
Het is bijzonder te betreuren, dat enige jaren geleden het pakhuis ‘De Zwarte Rave’, Ameland 26 te Zaandam, is gesloopt. Gelegen aan de zuidkant van de Mallegatsloot, behoorde het met een aantal andere grote pakhuizen aan beide zijden van deze toevoerweg te water tot het Westzijderveld, tot een complex van handelspakhuizen, zoals nergens in de Zaanstreek bestond. Het pakhuis ‘De Zwarte Rave’ kwam qua type overeen met het nog aanwezige pakhuis ‘Vrede’, maar was aanmerkelijk breder. Ook de opbouw van het houtskelet was anders. De balklaag van de eerste zolder vormde namelijk met de eerste en de vierde standvink een ankerbalkconstructie. Ter vergelijking is een opmetingstekening van dit pakhuis afgebeeld.
Een kaats is een gebouwtype dat reeds in de 16e eeuw werd vermeld. Boekenoogen releveert namelijk in zijn ‘De Zaanse Volkstaal’, blz.176, hetgeen de notaris E.D.A. Valcoogh in zijn ‘Cronycke van de Sype, 1599’, vermeldt over de klacht van de dijkwerkers aldaar: ‘In arme hutkens moeten wij slapen, in onsen kaets is soo weynich te freten’.
Een kaats is een schuur zonder zolder, gedekt met een lessenaarsdak. De ondersteunende houtconstructie bestaat slechts uit een aantal jukken, waarvan de dakliggers onder een betrekkelijk flauwe helling, door middel van zwiepingen aan de stijlen zijn verbonden. Een zwieping is een schoor, die niet met pen en gat maar met beven aan de liggers en stijlen is verbonden. De constructie van een kaats vereiste daarom weinig vakmanschap.
Ook in de daarop volgende eeuwen werden kaatsen gebouwd en in notarisprotocollen genoemd. In de Verpondingsregisters van 1731 worden voor Oost- en Westzaandam respectievelijk 7 en 10 kaatsen vermeld, tegenover 137 pakhuizen in geheel Zaandam. De kaatsen vormden dus slechts een gering percentage van het totale aantal pakhuizen. Hun opslagcapaciteit zal gering zijn geweest, omdat ook de huurwaarde slechts 10 tot 20 gulden per jaar was. De gemiddelde jaarhuur van een pakhuis bedroeg ruim 80 gulden.
Kaatsen waren dus eenvoudig gebouwde goedkope pakhuizen. Op het ogenblik bestaat deze bouwvorm uitsluitend nog voor kleine bergschuurtjes. In de tuin van het Zaans Uurwerk Museum, Kalverringdijk 3, is een dergelijk schuurtje in de vorm van een kaats te vinden. In de 18e- en 19e eeuw werden echter ook grotere achterhuizen van woningen, waarin zich bergingen en zomerkeukens bevonden, in de vorm van een kaats gebouwd. Afbeeldingen van kaatsen zijn zeldzaam. Ze komen o.a. voor in ‘De Zaanstreek belicht’ op blz. 24 en 34 en in het ‘Zaans Kaikboek’ op blz. 43 en 57.