Met Stoom - Nummer 17 - juni 1994
Door A. van Diepen
De eerste vermelding van ‘pakhuys de Vreede’ treffen we aan in een notariĆ«le akte uit 1742. Eigenaar is dan Jan Claasz. Nel, koopman te Westzaandam. In het verpondingsregister van Oostzaandam, opgemaakt in 1721, is een nieuw verpondingsnummer bijgeschreven (waarschijnlijk in 1731 bij het vaststellen van nieuwe verpondingen) op naam van Jan Claasz Nel, met de aantekening dat het hier een nieuw pakhuis met erf betreft. Het pakhuis zal dus tussen 1721 en 1731 gebouwd zijn. Het verpondingsregister van 1740 bevestigt dat het hier om pakhuis Vrede gaat, blijkens een ingebonden notitie (ongedateerd) bij het betreffende nummer.
Bij de boedelinventaris van Jan Claasz Nel, opgemaakt in 1755, wordt het als volgt omschreven:
‘Een pakhuys genaamt de Vreede met deszelfs erf staende ende gelegen tot Oostsaendam aen de Saen belent ten suyden de erve Jan Pietersz Kist en ten noorden een gemeene sloot en ten oosten Gerrit Jut.
’ Na in 1764 eigendom te zijn geworden van Adriaan Cromhout, komt het in 1777 in handen van Gerrit Jut, die naast het pakhuis een
stijfselmakerij exploiteerde. Tot 1848 blijft het pakhuis in de familie Jut. Het wordt dan geveild onder
‘Nummer 1. Een kapitaal, hecht, sterk en uitmuntend gesitueerd zaad- en graanpakhuis, genaamd De Vrede (waarin berging voor plus minus tweehonderd lasten) en erf.’ Eigenaar wordt Pieter Sijners van der Goot.
Van 1876 tot 1919 heeft het pakhuis dienst gedaan als rijstopslag van de rijstpellerij Blans. De N.V. Gebroeders Blans, fabriek voor verwerking van graan, rijst en stijfselprodukten, ging onder invloed van de internationale concurrentie en de stopzetting van de aanvoer van rijst tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1919 failliet. Daarna diende de ‘Vrede’ onder meer als pakhuis voor een veembedrijf. Sedert 1951 is het in bezit van Meypro BV (bindmiddelenproductiebedrijf). Op 6juni 1993 is het pakhuis overgebracht naar de Zaanse Schans, waar het een nieuwe bestemming als bezoekerscentrum zal gaan krijgen.
Pakhuis Vrede op z'n oorspronkelijke plek |
Het pakhuis ‘Vrede’ lag aan de Oostzijde, overlangs en op korte afstand van de Zaan. Aan de noordkant lag een smalle (6 tot 10 meter) circa 50 meter lange insteekhaven, haaks op de Zaan. Het pakhuis beslaat een rechthoekige plattegrond (21,35 x 12,45) en telt vier gebruikslagen: de begane grond met twee zolderverdiepingen en een vliering. Het heeft een, met rode
Oudhollandse pannen gedekt, laag afhangend zadeldak met de nok op 9,90 meter afstand. Dakvoet met overstek en houten dakgoten, gedragen door eenvoudige korbeelschoren.
De wanden bestaan uit geteerde getrapte wegen van brede delen (gelast met scherven en genaaid met gesmede spijkers). In alle wanden zijn slagluiken met slaghengsels aangebracht, ter hoogte van de onderkant van de vloeren. Op de kopgevels zitten windveren en waterborden en ter hoogte van de vliering een liggend venster. In de noordgevel zit een centrale dubbele deur en op de erboven gelegen verdieping een enkele deur. Achter deze deuren is een hijsgat uitgespaard. In de tegenoverliggende kopgevel zit een gewijzigde deur en tenslotte zit in de oostwand een zijdeur.
Het houtskelet bestaat een vijftiental zware gebinten met stijlen van circa 18 x 18 centimeter aan de kopgevels. Deze gebinten (met standvinken) verdelen het pakhuis in de breedte in vier vakken en in de lengte in zestien vakken. De gebinten rusten op gemetselde poeren van gele ijsselsteen. In een latere fase is in het pakhuis een betonnen vloer aangebracht. De onderlinge afstand van de gebinten is 1,39 meter. Op de begane grond zijn de gebinten samengesteld uit een balk, gedragen door twee wandstijlen en een drietal standvinken, alle met rechte korbelen.
Op de zolderverdieping schieten de voornoemde wandstijlen een weinig door; hierop is het wurmt aangebracht waarop de gordingenkap rust. De zolderbalk wordt gedragen door een drietal standvinken, waarbij de buitenste korbelen lager zijn aangezet. Op de erboven gelegen zolder vinden de gebinten hun voortzetting met een in het midden geplaatste stijl. Tussen kapbenen en vlieringbalk zitten korbelen. De vliering heeft geen nokstijlen.
Tussen de wandstijlen aan de westkant van het pakhuis is een bakstenen binnenmuur gemetseld, om de ruimte zo koel mogelijk te houden. Aan de noordkant is in de vloeren een hijsgat uitgespaard, waar zich steektrappen bevinden. De oorspronkelijke functie van het zaadpakhuis is behalve aan de slagluiken en de stenen binnenmuur afleesbaar aan de moeten van de aan de stijlen bevestigde latten waartussen de losse planken werden geschoven van de schotten voor de zogenaamde zaadkasten, de vakken waarin het pakhuis was opgedeeld.
Op het moment dat het pakhuis overgedragen werd aan de Stichting de Zaanse Schans bevond het zich weliswaar in een redelijke bouwkundige staat, maar het onderhoud liet wel te wensen over: losse pannen, lekke goten, ontbrekende windveren en waterborden en verwaarloosd houtwerk. Het pakhuis wordt met subsidie van de provincie Noord-Holland gerestaureerd en zal in de loop van 1994 worden geopend.
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op een rapport van het ‘Bureau Inventarisatie en Advies Monumenten’ te Utrecht, dat in opdracht van de gemeente Zaanstad in 1992 is uitgevoerd.
Op de Zaanse Schans zal pakhuis ‘Vrede’ gaan fungeren als bezoekerscentrum
Foto Henk van 't Loo |