Met Stoom - Nummer 25 - januari 1997

Artikel uit “Eigen Haard” uit 1896

Tentoonstelling van Zaansche Nijverheid
te Zaandam

Door: P.F. Ranshuijsen

De tentoonstelling van Zaansche Nijverheid te Zaandam is Woensdag namiddag 8 Juli te half drie plechtig geopend. Onzen lezers eene beschrijving te geven, waarin het plechtige bestond, wie wel en wie niet waren uitgenoodigd, wie het woord voerden, hoe zij daarbij de verdiensten der mannen van het initiatief erkenden enz. achten wij overbodig : de dagbladen hebben dit reeds in geuren en kleuren meegedeeld.

Liever willen wij hen het gebouw binnen leiden en hun tot gids strekken, hen wijzen op de inzendingen, die in het bijzonder de aandacht verdienen, juist omdat zij zou echt Zaansch zijn.
Kunnen wij daarmede de sympathie opwekken of versterken voor de wel reeds bekende, doch niet genoeg gewaardeerde Zaanstreek, dan achten wij onze moeite grootelijks beloond en zal de tentoonstelling te Zaandam ook voor de lezers van Eigen Haard niet vruchteloos hebben bestaan.
De Zaanstreek of de Zaan, zooals men in de wandeling de rij dorpen langs de rivier van dien naam in zijn geheel pleegt te noemen, heeft ongetwijfeld eene groote vermaardheid. Als een der grootste centra van handel en nijverheid in ons land is zij bij velen, zoowel in als buiten ons vaderland, niet onbekend.

Maar daar tegenover is het getal van hen die de Zaan slechts door het een of ander historisch feit, of om eene of andere bijzonderheid kennen, nog groot. Hoevelen zijn er niet die aan de Zaanlandsche gemeenten geen bezoek zouden brengen als niet het Czaar Peterhuisje te Zaandam stond: hoevelen hoorden nooit meer van de Zaan vertellen dan dat daar een land was, waar men de molens bij honderden telt, terwijl zij er nooit aan dachten, dat die molens even zoo vele bewijzen zijn van bestaande takken van industrie. De Zaanstreek te doen kennen door hetgeen, waarvoor zij verdiend gekend te zijn, door haar veelzijdige bedrijvigheid, dat beoogt de tentoonstelling van Zaansche Nijverheid; en tevens wil zij den buitenlanders doen zich, wat de Zaanstreek in haar geheel beteekent, en de geschiedenis, de opkomst en den bloei van de Zaan in het juiste licht stellen.
Met trots mag de Zaanstreek op haar verleden terugzien, op den tijd, dat zij zich kon beroemen een wereld-industrie te hebben, op de glorievolle dagen, toen de groote Czaar Peter de gast was der Zaansche kooplieden en van hen den scheepsbouw leerde.
Naar alle landen van Europa, tot zelfs naar Oost­Indë, Azië en Japan werden de producten der Zaanstreek vervoerd.

Het Zaansche papier had een Europeesche vermaardheid: het gold voor boekwerken als aanbeveling op Zaansch papier gedrukt te zijn. Zeer belangrijk was ook in dien tijd de uitvoer van allerlei granen, van stijfsel, snuif, zeildoek enz. Daarbij dreef de Zaan een handel, welke dien van vele steden overtrof.
Zoo groot was het aantal schepen, die de Zaanstreek in de vaart had, dat een geheel dorp (Wormer) zijn bestaan kon vinden in het beschuitbakken, ten dienste van de schepen. De onlangs gesloopte “beschuittoren” getuigde nog lang van Wormers vroegeren bloei.
Veel van dit alles bestaat thans niet meer. Veranderde tijdsomstandigheden hebben veel takken van industrie doen vervallen of te niet gaan. Maar ook andere zijn daarvoor in de plaats gekomen, de nijvere bevolking heeft niet gerust op de lauweren harer voorouders. Door de toepassing van den stoom, bouwde men in de landen, die voor heen de Zaansche producten importeerden, zelf fabrieken en deed daarmede den Zaankanters concurrentie aan, doch ook aan de Zaanstreek zag men fabrieken verrijzen, echter tot nadeel van de windmolens.
Hun aantal, dat intusschen nog zeer groot is te noemen, is sinds de toepassing van stoom sterk verminderd.

Zweden o.a. stichtte aan de monden zijner rivieren fabrieken tot het in massa zagen van zijne dennen. In Hongarije verrezen gortfabrieken. Door den stoom geraakte ook de zeildoekindustrie in verval, omdat zeilschepen door stoombooten werden vervangen. Dat dit van grooten invloed was, blijkt uit het feit, dat vroeger voor elk zeilschip een hoeveelheid zeildoek noodig was ter waarde van 3 à 4000 gulden.

Een andere industrie nl. de gortfabricatie leed veel door het toe nemend gebruik van aardappelen waaraan de huismoeders, als goedkooper consumptieartikel, de voorkeur gaven. De omstandigheid echter dat er ook huismoeders zijn, die hoewel op zuinigheid bedacht, zich afvragen of gort niet om zijn hoogere voedingswaarde boven aardappelen de voorkeur verdient, is oorzaak, dat deze industrie aan de Zaanstreek nog vele beoefenaars telt; de inzendingen op dit gebied op de tentoonstelling behooren tot de meest belangrijke.
Doch alvorens u het gebouw binnen te leiden, willen wij even het terrein betreden. Geen enkele Zaankanter zou zeker onder den tegenwoordigen vorm in het tentoonstellingsterrein de aloude Burcht herkennen, dat in gewone omstandigheden vergeten plekje gronds, door zoo weinigen betreden uitgezonderd de Zaandamsche schutters, wanneer zij om de veertien dagen daar ter plaatse hun oefeningen houden. Het is door smaakvollen aanleg en door tal van inzendingen der mededingers in de afdeeling “Tuinbouw” gemaakt tot een gezellig buitentje voor Zaankanter en vreemdeling.
Reeds bij de entrée tot de tentoonstelling wordt men aangenaam getroffen door de springende fontein, omgeven door rotswerk en planten, terwijl in den vijver sierlijke waterplanten en visschen zijn aangebracht. Links van den ingang meldt zich de Zaanlandsche Courant bij de bezoekers aan. Op een net afgewerkt reclamebord geplakt is zij een van de eerste zaken op het terrein, die de aandacht vragen. Een weinig verder vinden wij een van riet opgetrokken gebouwtje, waarin de exploitanten van de sedert kort ontdekte Elisabethbron het “imperial” water exposeren en verkoopen. Zooals uit de hierneven staande afbeelding is te zien, vinden wij op de tentoonstelling ook het artikel sigaren vertegenwoordigd. De firma Jan Hof te Amsterdam is bereid den voorraad sigaren van H.H. rookers tegen betaling steeds aan te vullen.
Het gebouwtje, dat mede op de eerste afbeelding voorkomt, is het geheel van ijzer en glas gebouwde paviljoen van de cacaofirma D. en M. Grootes Gebr. te Westzaan.
Het zal gedurende de feestdagen menigeen verleiden tot een bezoek. Rechts hiervan, in het midden van het terrein, verheft zich de flinke muziektent.
De volgende afbeelding doet den lezer en blik op het hoofdgebouw slaan en wel op den hoofdingang; op den achtergrond verheft zich de hooge pyramide van de staalwaterbron “Czaar Peter”.

Hiermede hebben wij ongemerkt het terrein verlaten en het hoofdgebouw betreden, dat al dadelijk op den bezoeker een flinken indruk maakt; de zaal is ruim en luchtig en smaakvol door de heeren Vos en Le Grand versierd; daarbij wordt het effect nog verhoogd door overvloed van bloemen en planten. De inzendingen zijn doelmatig geplaatst, kortom, het geheel ziet er prettig uit.
Bepaalden wij ons tot hier toe in hoofdzaak tot algemeenheden, thans wenschen wij meer in détails te treden en u nader doen kennismaken met het tentoongestelde.
Reed met een enkel woord stipten wij een paar inzendingen aan, waarop wij nog even uw aandacht wenschen te vestigen. Wij hebben hier het Zaansche bronwater op het oog, dat om zijn groot staalgehalte reeds buiten de Zaanstreek wordt getrokken en wellicht vele zwakken heeft gesterkt en gezonden bij zomerhitte heeft verkwikt. Deze industrie is nog van zeer jongen datum. De Elisabethbron, gelegen aan den Hoogendijk te Zaandam, bij de hoeve Gretha, is pas sinds enkele maanden in exploitatie. De Czaar Peterbron ontdekte men drie jaar geleden; zij kwam den 6 Juni 1894 in exploitatie, toen men zoekende naar water voor de waschinrichting der heeren Latenstein en van de Stadt, een Nortonpomp sloeg. Het water onderscheidde zich door kleur en smaak en deed het vermoeden rijzen, dat het rijk was aan ijzerdeelen. Bij het onderzoek, ingesteld door de heeren Harmens en Van Hamel Roos, bleek dat vermoeden gegrond; de heeren namen het initiatief om de bron te exploiteeren, hetgeen tot heden met het meeste succes geschiedde, zooals de bekroningen met zilver en goud gedurende haar kort bestaan bewijzen.
Een van de meest bloeiend takken van nijverheid en die tot de oudste industrie van de Zaanstreek moet gerekend worden, is de olieslagerij en koekenfabricage.
Dat de Zaanstreek rijk is en nog meer was aan windmolens, vindt zijn oorzaak in de vele olieslagerijen. Geen enkele industrie heeft dan ook op deze tentoonstelling zoo vele vertegenwoordigers.
Zooals reeds is opgemerkt, heeft de stoom vele molens doen verdwijnen, tot nadeel van de zeildoekweverijen in het algemeen. De fabrieken toch behoefden minder arbeiders dan de molens. Ook de turfgraverijen gevoelden den nadeeligen invloed van de opkomst der fabrieken omdat aan de molens steeds turf werd gestookt en de fabrieken zich algemeen van steenkolen bedienden.
Een van de eerste en grootste fabrikanten is de firma Jan Prins, te Wormerveer, die op de tentoonstelling behalve haar oliesoorten raap- en lijnolie, haar murwe lijnkoeken inzond.
Als een van de mooiste inzendingen op dit gebied noemen wij de firma T. Duyvis Jz., te Koog a/d Zaan (zie de afbeelding). Deze firma produceert wekelijks niet minder dan 125000 koeken. Voor dit artikel exposeeren mede de firma's P. H. Kaars Sijpesteijn, te Krommenie, Hendrik Brat en Zn., wed. Corns. Korff en Zn., te Zaandam, Crok en Laan, Wessanen en Laan, te Wormerveer, en M. K. Honig, te Koog a/d Zaan.
Vele familiën aan de Zaanstreek hebben hun vermogen door oliefabricage verkregen, doch vele vermogenden hebben ook door den oliehandel hun fortuin verloren. Een zeer gevaarlijke speculatie, die ook nog heden bestaat, wordt gedreven met den termijnhandel; Zaankanters van den ouden stempel zeggen van op die wijze geruïneerden, dat ze “in de olie gestikt” zijn.
Omtrent het versieren van molens bestaan nog traditiën, die in vroeger dagen algemeen waren. Tegen Pinksteren was men gewoon de molen geheel schoon te maken. Met “luilak” (den dag vóór Pinksteren) werd de molen met groen opgesierd en hing men manden of leege teerpotten aan de wieken. Bij bruiloften werden de zeilen zóó door het latwerk gestrengeld, dat cirkels en harten ontstonden en werd, evenals bij rouw, de molen in de richting van het huis gekeerd. Voor het laatste werd bovendien de molen onregelmatig in het kruis gezet.
Op dezelfde afbeelding prijkt de kunstig ineen gezette etalage van de Naamlooze Vennootschap tot exploitatie van Verwer's vernis en Metaaldrukkerij. Deze inzending stelt een kiosk voor, gemaakt van voorwerpen in de blikfabriek vervaardigd. Met de firma Woud en Schaap, beiden te Krommenie, vertegenwoordigen zij een nog jeugdige industrie, die echter reeds een hooge vlucht neemt.
De vennootschap “Verwer” is bezitster van een geheim procédé, waardoor metaalvergiftiging wordt voorkomen. De kleurendruk op de blikwerken munt uit door keurige uitvoering.
Alleszins bezienswaardig is de artistiek uitgevoerde étalage van Jan Dekker, te Wormerveer, geheel van zeep samengesteld, waarvoor een hoeveelheid van 5000 kg. is noodig geweest. Een afbeelding hiervan ziet men naast die van de firma T. Duijvis Jz.
Een nieuwe tak van industrie, die meer en meer toeneemt, is de vervaardiging van bamboesartikelen, vertegenwoordigd door de firma's Hoffland en Bottelier, te Zaandam, en Leguit en Zn., te Krommenie (voor de laatste zie de afbeelding).

Een industrie, al even oud als de olie- en koekenfabricage, is de pellerij. De eerste pelmolen, reeds in 1660 te Koog a/d Zaan gebouwd en de Pelikaan genaamd, werd later in een oliemolen veranderd. Langen tijd is dit de eenige molen aan de Zaanstreek geweest; later verrezen er meerdere en werd het getal aanzienlijk. Deze industrie, die aan de Zaan nog wel bloeiende is, gaat evenwel langzaam achteruit. Verminderd gebruik door de lage prijzen der nevenproducten moet hiervoor als oorzaak worden aangemerkt. Meende men vroeger algemeen, dat het niet mogelijk was gort te fabriceeren in stoomfabrieken, de uitkomsten hebben het tegendeel doen zien en de fabriek de “Mercurius”, van Gebr. Laan te Wormerveer, staat er als overtuigend bewijs daarvoor. Deze fabriek produceert de niet onbelangrijke hoeveelheid van 25oo last per jaar, gelijkstaande met hetgeen 25 windmolens kunnen voortbrengen, weder een sterk sprekend bewijs voor de waarheid, dat fabrieken bestaan ten koste van molens. In de zoogenaamde Alkmaarsche gort, die, weinig in overeenstemming met den naam, gemaakt wordt van gerst, welke in Zeeland groeit, is specialiteit de firma J. Zwaardemaker Hz. (zie afbeelding). Ook de firma's T. Olie, te Zaandijk, C. Th. Kamphuijs en R. Aten, fabriceeren en exposeeren dit artikel. Kleinere bazen, die niet voor eigen risico pellen, heet men aan de Zaanstreek heel karakteristiek pettenpelders, omdat zij bij hun wekelijkschen gang naar de Beur te Amsterdam als hoofddeksel een pet dragen.

Als bijzonderheid voegen wij hier aan toe, dat de gort, ten einde haar een mooie kleur te geven, gezwaveld wordt; dit zwavelen draagt ook al weer tot het verminderd gortgebruik bij, doordien knoeiers in dien handel de gort te nat zwavelen, waardoor zij wel is waar mooi groot wordt, doch ook spoediger bederft en aan de huismoeders reden tot ergenis geeft, als ze zien, dat dergelijke gort in de pot niet uitzet (omdat dit reeds door het natmaken bij het zwavelen geschiedde).
Een zeer oude industrie, die dagteekent uit den tijd, waarin men van hier uit ter walvisch- en robbenjacht voer, toen de Zaanstreek een koopvaardijvloot bezat, zooals geen enkel land zich kon beroemen te hebben is de beschuitbakkerij. Het is een industrie, die ondanks de wisselende tijdsomstandigheden zich heeft staande gehouden. De firma Verkade & Co. heeft aan de beschuitmakerij nieuw leven geschonken door de levering der beschuiten in blikken bussen. Door dit middel toch is het mogelijk, dat de beschuit naar alle deelen der wereld kan worden verzonden, en gedurende zeer langen tijd versch blijft. Om een denkbeeld te geven van de beteekenis, die deze industrie voor de Zaanstreek heeft, deelen wij mede dat alleen aan de fabriek “de Ruijter” dagelijks 6 à 700 L. melk wordt geleverd en jaarlijks 400.000 stuks eenden-eieren worden verwerkt. Als bijzonderheid deelen wij mede dat “de Ruijter” van de firma Verkade, van wier inzending op de tentoonstelling wij hieronder een afbeelding geven, den 2n Mei jl, haar 10-jarig bestaan vierde.
Van beschuit te komen op stijfsel is een heele sprong, toch bestaat tusschen deze beide artikelen wel eenige overeenkomst, in zooverre als beiden van tarwe worden gemaakt.
Behalve evenwel van tarwe bereidt men ook stijfsel uit maïs, rijst, ja ook uit rogge.
Het stijfsel maken is een speciaal Zaansche industrie; niet minder dan acht groote firma's leveren ter gelegenheid van de tentoonstelling de bewijzen, op welk een hooge trap de stijfselindustrie aan de Zaanstreek staat.

Wanneer op deze tentoonstelling bekroningen zouden worden uitgereikt zou de Jury bij het beoordeelen der stijfsel-inzendingen een moeilijke taak te vervullen hebben.
Een zeer goeden naam in de handelswereld heeft de tarwestijfsel “Ceres” van de firma Wed. Korff en Zn. te Zaandam; niet minder is bekend de stijfsel uit de fabriek “de Anjer” van de firma Hendrik Brat en Zn., die tevens zich kan beroemen eenig fabrikant te zijn van tarwecrêmestijfsel, een artikel, dat steeds meer in gebruik komt (voor vitrages).
Wie hoorde niet meermalen de Urlings patentstijfsel van de firma Jacob Duijvis te Koog a/d. Zaan prijzen, of de Extra stijfsel van Paul Avis, de vorige week ook op de Leeuwarder tentoonstelling bekroond, of de Sophia­stijfsel van gebr. Zwaardemaker? Ook de oud-Zaansche tarwestijfsel van A. Latenstein heeft een goede reputatie.
De firma M. K. Honig te Koog a/d. Zaan is op het gebied van Mais­tarwe eenig fabrikant.

De afbeelding die wij hier laten volgen levert een gezicht op de etalage van Schoon te Zaandijk, een aan de Zaanstreek bekend goud- en zilversmid. Het huisje op den piedestal stelt het Czaar Peterhuisje voor en is gemaakt van zilver. Op den achtergrond zien wij de wandetalage van Faddegon en Co. te Amsterdam die zich als verdwaald tusschen de Zaansche inzendingen bevindt, doch die zijn tegenwoordigheid kan rechtvaardigen door zijn hoedanigheid van pachter van de reclame op de tentoonstellingsgebouwen.

Ook een gedeelte van de inzending der heeren Ruimgaard en Reek, steenhouwers te Zaandam, is op onze plaat te zien. Deze inzending is uit een oogpunt van Zaansche Nijverheid niet onbelangrijk. De geëxposeerde schoorsteenmantels en grafzerken leggen getuigenis af van de bekwaamheid dezer industrieelen.
Zeer interessant is het ingezondene van den heer C. van der Stadt Hz. Deze liefhebber van knutselen zond onder meer in een miniatuur molen, voorstellende den eersten houtzaagmolen. Deze molen genaamd “Het Juffertje”, werd door Cornelis Cornelisz. van Uitgeest in het jaar 1592 gebouwd en dreef op een vlot. Men had toen nog niet het middel gevonden om de wieken naar de windzijde te plaatsen, op een vlot ging dit natuurlijk zeer gemakkelijk. Later bouwde men paltrokken en bovenkruiers; bij de eerste is de geheele romp, bij de laatste alleen de kap verstelbaar. In 1614 bouwde Dirk Sybrandsz. de eerste balkzager, de “Grauwe Beer”, aan de Westzijde te Zaandam, thans gesloopt. Uit deze jaartallen blijkt dat de houtindustrie van zeer ouden datum is. Ook hier heeft de stoom de houtzaagmolens verdrongen, want terwijl men in 1727 in de Banne Oost- en Westzaan niet minder dan 250 houtzaagmolens telde, vindt men er tegenwoordig slechts weinigen. Daarvoor in de plaats zijn groote stoomfabrieken gebouwd, waarvan op de tentoonstelling de zeer goed geslaagde fotographieën ter bezichtiging zijn gesteld, eene inzending van “de vereeniging voor den houthandel”, die op deze wijze van het bestaan van dezen bloeienden tak van nijverheid aan de Zaanstreek tegenover den vreemdeling getuigenis heeft willen afleggen. Deze houtzaagfabrieken zijn op een enkele uitzondering na allen in het Westzijder veld gelegen. Op den Westzanerdijk kan men ze allen op één rij zien staan.

Tengevolge het verdwijnen van den scheepsbouw is ook de houtindustrie niet meer wat zij vroeger was, waartoe behalve deze ook nog andere oorzaken hebben bijgedragen.
De geschiedenis verhaalt, dat in het jaar 1708, in de maand Juni, Dirk Burger van Schoorl alleen te Zaandam 308 schepen en nieuwe vaartuigen telde, die op stapel stonden. Aan de Binnen-Zaan vond men destijds 25 scheepstimmerwerven. Zeer verklaarbaar is het dus, dat door het verdwijnen van deze ook de houtindustrie heeft geleden. Daarbij komt dat tegenwoordig zeer veel hout reeds gezaagd wordt aangevoerd. De houthandel daarentegen neemt aan de Zaanstreek steeds toe.
Meermalen merkten wij op dat fabrieken bij verschillende branches windmolens vervingen. Dit heeft een ondernemenden geest op de gedachte gebracht een fabriek te stichten tot... het stichten van fabrieken.
Ruim 10 jaar geleden werd door de firma P. M. Duijvis en Co. te Zaandam de machinefabriek “Twente” opgericht, in de overtuiging dat een dergelijke fabriek in deze streek zich zou kunnen ontwikkelen; de uitkomst heeft bewezen, dat men goed gezien had, want terwijl men met 6 man begon, werkt men er thans reeds met 24. De werktuigen die de firma op de tentoonstelling inzond (zie de afbeelding) zijn geheel eigen fabrikaat. Door haar worden geëxposeerd: een snelzaagraam met onderdrijfwerk, een malerij voor granen, specerijen enz. evenzoo met onderdrijfwerk (zeer doelmatig om zonder extra fundering te worden geplaatst), een hijschtoestel voor pakhuizen met zelfwerkende rem en een draaibank, practisch ingericht voor zeer verschillende doeleinden. Een en ander is op de tentoonstelling in werking te zien.

Op den achtergrond der afbeelding zien we de vélocipèdefabriek van Teunis Bon, die onder den naam van “de Telegraaf” een nieuw rijwiel in den handel heeft gebracht, dat aan de hoogste eischen kan voldoen.
Met een enkel woord spraken wij reeds over de papierfabricage. De eerste molen ten dienste van deze, mede echt Zaansche industrie werd in 1616 te Zaandam gebouwd. Het spreekt van zelf dat men in den beginne, beschikkende over geringe hulpmiddelen, nog slechts enkele soorten kon maken; tot 1672 fabriceerde men alleen grauw en blauw papier, later leerde men ook aan de Zaanstreek wit papier bereiden, welke kunst men op de Veluwe reed meester was. Het echte oud Zaansche papier, het zoogenaamde handscheppapier, wordt weinig meer gemaakt. Vergissen wij ons niet, dan zijn aan de Zaanstreek nog slechts twee molens, die deze beroemde papiersoort, welke door de concurrentie met het goedkooper fabriekspapier wordt verdrongen, maken, nl. “de Bijenkorf” van Gebr. de Jong te Westzaan en “de Mol” van A. Kroesen en Co. te Krommenie. De deugdelijkheid van het handscheppapier wordt aanschouwelijk voorgesteld door de eerst genoemde firma, die in een zak, van bedoeld papiersoort vervaardigd, een hoeveelheid zand deed van 50 Kg. gewicht, den zak door een touw dichtknoopte en aan hetzelfde touw ophing, en zoo bewees dat dit papier een gewicht van 100 ponden kon torsen.
De firma Van Gelder Zonen, de grootste fabrikant van geheel Europa, heeft de bezoekers een gedachte willen doen vormen van het maken van dit papier. Twee mannetjes, gekleed in pilow broek en bont boezeroen, buigen zich over een gevulde kuip met papierstof (gemalen lompen, terwijl ze een vierkant raam met fijn gaaswerk gereed houden, waarop ze strak, een laag stof zullen scheppen, waarvan na eenige bewerking een even groot vel handscheppapier wordt gemaakt.
Als een bijzonderheid en ten bewijze hoe grooten omvang deze industrie aan de Zaanstreek had verkregen, deelen wij mede hoe men van een fabrikant verhaalt, dat hij op één beurstijd 100,000 riem verkocht en daaraan de som van f 100.000 verdiende.
In 1816 begon de concurrentie door Engeland met het machinepapier of het papier zonder eind. Op de tentoonstelling ziet men in de étalage van de firma Van Gelder Zonen een paar van die respectabele rolletjes papier, die wel niet zonder eind zijn, maar waarbij men, wanneer men ze zou moeten uitmeten, toch lang op het eind zou moeten wachten (rollen van 6 en 700 M.).
Evenals papier een artikel is, hoofdzakelijk voor export, is ook rijst voor het grootste deel voor het buitenland bestemd. Rijst of liever padie wordt hier in groote hoeveelheden gepeld; schepen met een inhoud van 4000 balen padie zijn in onze haven volstrekt geen zeldzaamheid. Groote rijstpellerijen vindt men te Zaandam en Wormerveer. Inzendingen op dit gebied leverden de firma C. Kamphuys (die een bijzondere manier heeft om de rijst te glansen, wat haar geheim is) en Wessanen en Laan te Wormerveer.

Een nieuwe tak van industrie is de bereiding van orgine en havermout; voor het eerste artikel exposeeren de firma's Gebr. Laan en C. Th. Kamphuys, en voor havermout de laatste firma alleen. De analyse van Kamphuys' havermout geeft alle reden om te vermoeden dat zij in de toekomst de bekende H. O. (Hornby's Oatmeel ernstige concurrentie zal aandoen.

Volledigheidshalve stippen wij nog enkele takken van nijverheid aan, die naar onze mening de vermelding verdienen, en die genoemd mogen worden, om daardoor de veelzijdigheid der Zaansche industrie nog meer te doen uitkomen. Hierop het oog houdende mogen wij de verfmalerij niet verzwijgen. Duitschland stelde onze verfbemaling steeds op hoogen prijs. Te betreuren valt het, dat deze industrie achteruitgaande is door de concurrentie met anilineverwen.

Bijna geheel te niet gegaan is het snuifmaken. Telde men vroeger 200 snuifmolens aan de Zaanstreek, thans vindt men nog een. Het geslacht der 19e eeuw heeft de snuifdoos aan de museums van oudheden geschonken.
Het speelgoed maken is van jongen datum, doch breidt zich snel uit; de firma H. de Vries heeft een fraaie inzending op dit gebied. In het bijzonder trekken verder de keurig nette ijpenhouten ledekanten met het “toekomstbed” de aandacht.
Zij, die meenen dat een ijzeren matras geen aangenaam zachte legerstede kan geven, zullen bij het bezoek aan de étalage van Herm. de Vries & Co. spoedig worden bekeerd. Het is zeer veerkrachtig en bovendien onverslijtbaar, waarvoor de firma gedurende 10 jaar instaat.

Vermelden wij nog dat de sigarenmakerij, de blauwselfabricatie en het zeeftenmaken aan de Zaanstreek beoefenaars telt en onder het tentoongestelde ook etalages op dit gebied te zien zijn, dan hebben wij onzen lezers een vrij volledig overzicht gegeven van hetgeen de Zaanstreek oplevert. Deze beschouwing, die, vreezen wij, soms een dorre opsomming ging gelijken, heeft doen zien, dat, al is de Zaanstreek niet meer wat zij is geweest, de plek, die aan geheel Europa bewondering afdwong; al zijn andere plaatsen haar in sommige takken van nijverheid boven het hoofd gewassen, zij nog steeds is een industrieele en commercieele streek bij uitnemendheid, waarvan het moeilijk zal vallen een tweede voorbeeld aan te wijzen.