De betekenis van de J.A. Laan voor de Zaanstreek

Hoofdstuk 2 van een publicatie van de Edwina van Heekstichting over familie Laan en Singraven.

Wie op de Zaanbrug staat tussen de voormalige gemeenten Wormer (nu Wormerland) en Wormerveer (nu Zaanstad) ziet aan de Wormerse kant rijen fabrieken en aan de Wormerveerse kanten een aantal herenhuizen die allen met de familie Laan in verband gebracht kunnen worden. Het doel van dit verhaal is de economische en sociale betekenis van de familie Laan voor de Zaanstreek te schetsen. Daarvoor is ook nodig een korte schets van de ontwikkeling van de Zaanstreek en de Zaanse industrie te geven.
Ten slotte wil ik de figuur van J.A. Laan nader belichten, omdat hij een van de belangrijkste industriëlen van de Zaanstreek was in de periode 1880-1914, omdat hij het Singraven kocht en omdat in zijn persoon enige belangrijke lijnen samenkomen met betrekking tot de economische opbloei die de Zaanstreek rond de eeuwwisseling doormaakte.

Door J. Kingma - Uden, december 1993

De geografische en economische ontwikkeling van de Zaanstreek

Noord Holland was aan het begin van de Middeleeuwen een waddengebied achter de zanderige kuststrook. Door vergroting van het Flevomeer tot de Zuiderzee, ontstond er in de westelijke gebieden een toenemende behoefte aan bescherming tegen het water. Door het leggen van dammen in de Crommenye, de Zaan en andere kreken in de late Middeleeuwen ontstond een groot gebied van binnenmeren en eilanden dat geschikt was voor ontginning. Alleen het Y bleef in open verbinding met het buitenwater. Verder werden er allerlei binnendammen gelegd zoals de Knollendam en de Wormerdam.
De Romeinen hadden tevergeefs vanuit fort Velsen geprobeerd de West-Friezen, zoals de Noord-Hollanders toen heetten, te onderwerpen. Vanaf het begin van de Middeleeuwen werden op kreekruggen de ontginningsdorpen Assendelft, Westzaan, Wormer en Oostzaan gesticht. Vanuit deze dorpen werd turf gewonnen en het veengebied ontgonnen. Op een aantal plekken in de Zaanstreek is dit Middeleeuwse verkavelingspatroon nog zichtbaar. Het veen werd ontgonnen door het graven van ontwateringssloten. Op de lange duur leidde dit tot het indrogen en inkrimpen van de veenlaag. Dat betekende een bodemdaling. 1
Dit proces deed zich in heel Holland achter de kuststrook voor. De Hollandse poldermolen maakte het aan het einde van de Middeleeuwen mogelijk om aan deze problemen het hoofd te bieden. In Zuid-Holland werd de standaardmolen aangepast om als wipmolen bemalingstaken te gaan verrichten. In Noord Holland was het de torenmolen die in de vorm van een achtkante houten molen, bedekt met riet, bemalingstaken kreeg. Naast deze poldermolens(bemalingsmolens) waren er natuurlijk windkorenmolens.

De komst van de industriemolens

In 1582 bouwde de Vlaming Lieven Jansz van Moerbeke in Alkmaar de eerste windoliemolen. In 1593 kreeg Cornelis Cornelisz van Uytgeest, molenaar en molenbouwer te Uitgeest patent voor het gebruik van een krenckwerk(krukas) in het gebruik van een windhoutzaag molen.
Vier jaar later kreeg hij een patent voor het gebruik van kantstenen in een windoliemolen. Binnen het tijdbestek van vijf jaar was van beide typen molens een voorbeeld gebouwd in de Zaanstreek waar de economische activiteit toen bestond uit veeteelt, visserij en scheepvaart. De komst van industriemolens maakte het mogelijk te profiteren van de economische opkomst van Amsterdam en zijn stapelmarkt. De Zaanstreek viel buiten de gildenkeuren die vaak economische en technische innovatie belemmerden.
De houtzaagmolen maakte de grote uitbreiding van de scheepsbouw in de Zaanstreek mogelijk. Enige tijd was het zelfs het toonaangevende scheepsbouwcentrum in Europa. De drooglegging van de binnenmeren zoals de Beemster, de Purmer, de Schermer en de Wijde Wormer bracht een uitbreiding van het landbouwareaal en daardoor een toename van de aanvoer van grondstoffen voor de industriemolens.
De komst van grote groepen Doopsgezinde vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden en Franse protestanten bracht ook kennis van nieuwe productietechnieken zoals de papierbereiding. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw verschenen er windpapiermolens. Rond 1670 werd door een onbekende uitvinder een nieuwe maalbak in de molens geïntroduceerd 'de Hollander'. Dit betekende een enorme sprong voorwaarts in de productiecapaciteit van de papierwindmolens.
2

De achttiende eeuw als bloeiperiode van de Zaanse windmolenindustrie

In het tweede decennium van de achttiende eeuw was de Zaanse windpapierfabricage op haar hoogtepunt. Windpapiermolens waren voor die tijd de grootste bedrijven waar het de werkgelegenheid betrof. Er werkten vaak ongeveer 50 personen (mannen, vrouwen en kinderen) in een papiermolen. Ook de windolieslagerij was met 180 molens op haar hoogtepunt. In het derde kwart van de achttiende eeuw viel het hoogtepunt van de windgerstpellerij. Er waren in de Zaanstreek toen 80 windpelmolens. Honderd vijftig jaar eerder (in 1639) was er de eerste windgerstpelmolen gebouwd.
Windindustriemolens waren nog voor allerlei andere taken geschikt zoals het malen van verfstoffen, het kloppen van hennep voor de zeildoekweverij, het vollen van wollen stoffen, het malen van specerijen, tufsteen, scherpzand en later chocolade. Er hebben in de drie honderd jaar na de uitvindingen van Cornelis van Uytgeest en Lieven Jansz van Moerbeke zo'n duizend molens in de Zaanstreek gestaan.
3
De Franse tijd betekende een enorme klap voor de Zaanse nijverheid,waar ze zich in de eerste helft van de negentiende eeuw maar moeizaam van herstelde. De introductie van stoomkracht leverde aanvankelijk geen rendementsverbetering op. Pas met het ontstaan van grotere exportmogelijkheden in de tweede helft van negentiende eeuw met zijn nadruk op vrijhandel kwam er een nieuwe bloeiperiode voor de Zaanse industrie. Bij deze bloeiperiode is de familie Laan in belangrijke mate betrokken.

Zaanse ondernemersfamilie's

In de Zaanstreek waren een aantal families die eeuwen lang economisch belangrijk waren. Voorbeelden zijn de families Rogge, Honigh, Vis, Middelhoven, van der Ley en Vas die reeds in de zeventiende eeuw in de Zaanstreek woonden. In de achttiende eeuw kwamen daarbij families als Smidt van Gelder, Sijpesteijn, Prins, Schoen en Simonsz. De fabrikantenfamilies huwden vaak onderling.
Veel molens werden aanvankelijk als partenrederij geëxploiteerd. Men nam deel in elkaars zaken. In het laatste deel van de achttiende eeuw kwamen grootondernemers op die vele molens (tot bijna twintig) bezaten zoals Vasterd Vas en Cornelis Honigh. Hun risico was vaak over een groot aantal ondernemingen gespreid. Zij waren eerder koopman dan fabrikant. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam een nieuw type ondernemer op dat zich intensiever met de produktie kant van de onderneming ging bemoeien; voorbeelden daar van zijn P.Smidt van Gelder, E.G.Duyvis, E.G.Verkade en J.A.Laan. Zij waren in feite meer fabrikant als koopman. Toch bleef J.A.Laan zich zijn hele leven meer koopman als fabrikant beschouwen.

De familie Laan komt naar de Zaanstreek

Van oorsprong was de familie Laan een agrarisch geslacht uit Middelie,een dorp tussen Purmerend en Hoorn. 4
In 1726 kocht Dirk Remmertsz Laan(1683-1727) een boerderij in Wormerveer. En kleinzoon Dirk Remmertsz Laan(1744-1791) werd handelaar in fijne zaden. In 1765 associeerde hij zich met de kaaskoper Adriaan Wessanen. In 1789 nam hij het aandeel van Adriaan Wessanen over. Omdat Dirk geen kinderen hand nam hij zijn neef Remmert Adriaansz Laan(1775-1831) in de zaak. Na diens dood werden de zaken voortgezet door zijn zonen Jan Laan(1803-1868) en Adriaan Laan(1810-1851).
In 1839 werden zij industrieel door het kopen van de windoliemolen 'Het Fortuin' in Wormer. Korte tijd later kocht men ook andere oliemolens en pelmolens. De handel in zaden werd later afgestoten.
Adriaan Laan overleed in 1851. De zaken werden voortgezet door Jan Laan en zijn vijf zonen. In 1857 nam de firma de stoomolieslagerij 'de Tijd' in gebruik en vier jaar later de stoommeelfabriek 'de Vlijt'. In 1872 volgde de stoomrijstpellerij 'de Unie'. Ook een aantal kleinzonen en later achterkleinzonen van Jan Laan waren werkzaam bij Wessanen & Laan.
Het bedrijf kende ook in de twintigste eeuw nog belangrijke uitbreidingen in de Zaan zoals de cacaofabriek 'de Moriaan' in Wormer en de veevoederfabriek 'de Ster' in Wormerveer. Wessanen bestaat onder de naam 'Bols-Wessanen' nog als internationaal georiënteerd voedingsmiddelen concern, maar heeft geen banden meer met de Zaanstreek.
5
Andere kleinzonen van Jan Laan waren betrokken bij de oprichting van de firma Crok & Laan die de stoomolieslagerij 'de Engel' oprichtte, de firma Gebrs Laan die de stoomgortpellerij 'Mercurius' in gebruik nam en de firma W.J.Boon & Comp die een chocolade fabriek exploiteerde. Gebrs.Laan bestaat nog als de rijstfabriek Lassie van de Amerikaanse multinational Sara Lee. De voormalige olieslagerij 'de Engel' maakt deel uit van de vettenfabriek Loders Croklaan van Unilever.
Het markantste deel van het fabriekscomplex van Koninklijke Boon aan de Marktstraat in Wormerveer is inmiddels aangemerkt als industrieel monument, maar in de omliggende gebouwen vindt nog steeds industriële activiteit plaats; de fabricage van chocolade en drop.

De activiteiten van de nazaten van Adriaan Laan

Toen Adriaan Laan overleed bleef Elisabeth Laan-Avis(1817-1885) achter met drie kinderen: Remmert (1846-1911), Jan Adriaan(1848-1918) en Federik Bloemendaal uit haar eerste huwelijk. Zij was zeer bemiddeld, o.a. doordat haar man haar de helft van het eigendom in Wessanen & Laan naliet. 6
In een acte uit november 1851 stond dat zij aan haar zwager Jan Laan de oliemolens 'de Bezem' en 'de Boerin' verhuurde. Ook het pakhuis 'Dantzig' en een kaaspakhuis met woonhuis werd verhuurd. Elisabeth Laan-Avis erfde samen met haar minderjarige kinderen een belang van driehonderdduizend een honderd en zestig gulden en drie en dertig cent in de firma Wessanen & Laan.
7
Haar kinderen kregen een gedegen opleiding. Jan Adriaan bezocht de lagere school in Wormerveer van 1857 tot 1860, het gymnasium te Haarlem van 1861 tot 1864 en vervolgens de Handelsschool te Amsterdam. Wij kunnen zijn activiteiten volgen omdat hij vanaf 1862 een soort kasboekje annex dagboekje bijhield. Daarin staat dat hij op donderdag 13 juli 1865 bij oom Laan op het kantoor van Wessanen & Laan kwam. Op maandag en dinsdag 15 en 16 oktober 1865 schreef hij zijn belijdenis die hij op woensdag voorlas bij Ds. Simon Gorter, de vader van de schrijver Herman Gorter, die leraar was van de Doopsgezinde gemeente in Wormerveer. De zondag erop werd hij gedoopt. Op 30 april 1867 kreeg hij toestemming om met zijn vriend P.van Gelder en zijn broer Remmert een buitenlandse reis te maken. Op zondag 5 mei vertrok het gezelschap om via Rotterdam en Antwerpen en Brussel op woensdag 8 mei Parijs te bereiken. Een week later reisde het gezelschap via Namen, Luik, Spa en Keulen terug naar Amsterdam. Deze reis had ongeveer Fl.15,- per dag gekost.

Op 28 oktober 1868 schreef hij dat de pelmolen 'de Prinses' door blikseminslag was verbrand, dat de assurantiepremie van Fl. 10.000,- was uitbetaald en er ook een herbouwpremie van Fl. 6.000,- op de molen rustte. Voor herbouw wachtte men op de resultaten van de stoommeelfabriek 'de Vlijt' die in aanbouw was. Op 8 februari 1869 maakte hij melding van het feit dat de molen 'de Phenix' van Alb. Vis in het Westzijderveld was verkocht voor Fl. 8.500,- om op de plaats van de verbrande 'Prinses' als rijstpelmolen te worden herbouwd. De gezamenlijke pellers die de onderlinge brandwaarborg 'het Pelderscontract' besturen waren hier boos over. De heren pelders oproerig wegens deze aankoop, trachten het geld van het herbouwcontract te onthouden, groote beweging die op niets uitloopt. Op 12 februari diende molenbouwer Gorter een offerte in om de 'Phenix' af te breken en op de plaats van de 'Prinses`te herbouwen. De kosten zouden Fl. 10.555,- bedragen. 8
De molen werd aangekocht door de familie Laan. Zijn broer Remmert, inmiddels volwassen geworden, was al als koopman werkzaam.

J.A. Laan begint voor zich zelf

Vanaf april 1871 hield J.A.Laan een grootboek bij, dat hij begon met het opsommen van zijn bezittingen die o.a. bestonden uit gouden en zilveren munten ter waarde van Fl. 33,- een gouden horloge ter waarde van Fl. 50,-, renterekeningen t.w. Fl. 347,50, een vijfde van de waarde van een partij geel mosterdzaad ten bedrage van Fl. 459,-, aandelen in o.a. de Warschau-Bromberg spoorweg mij, 3% staatslening Spanje, renteloze lening van de gemeente Wormerveer ten behoeve van de begraafplaats. Dit alles kwam op een bedrag van Fl. 3.076,82. Verder ontving hij op die dag Fl. 63.000,- uit de nalatenschap van zijn vader.
Dat bedrag bestond o.a. uit een schuldbekentenis van Fl. 50.000,- van zijn moeder en het pakhuis Danzig dat Fl. 2.400,- waard was. Zijn beginsaldo bedroeg Fl. 66.267,52. De bijschrijving in het grootboek nam door winst-, rente- en dividendbijschrijving gestadig toe. Op 15 mei 1871 was het saldo Fl. 67.099,05, op 1 juni Fl. 68.654,92. Op 24 juli was het Fl. 70.264,52 en op 6 september Fl. 80.485,59. Het tempo nam toe en op 31 december 1871 waren de bijschrijvingen in het grootboek opgelopen tot Fl. 111.582,52. Zijn eerste slotbalans was van een kort commentaar voorzien. Hij schreef dat hij geen reservefonds had omdat de veel te lage waardering van het pakhuis 'Danzig' zijn reserve was. De commentaren bij de slotbalans zouden in de loop van de jaren steeds uitvoeriger worden. Behalve op het zakelijke wel en wee zou hij later in gaan op zijn maatschappelijke loopbaan, de wederwaardigheden van zijn gezin en familie, de politiek enz. Deze commentaren vormen een welkom bron van informatie.
9
Op 29 februari 1872 vinden wij dat Fl. 30.000,- in de firma Bloemendaal & Laan is gestoken. Een acte van 17 februari 1872 vermeldt dat Frederik Bloemendaal, Remmert Adriaan Laan en Jan Adriaan Laan, allen handelsreizigers te Wormerveer, met elkaar een vennootschap hadden aangegaan tot het bedrijven van handel in fabrieksmatige nijverheid. Het doel van de vennootschap was de uitoefening van het beroep van fabrikanten in olie en pelderswaren, de binnenlandse en buitenlandse handel in olie, granen en zaden en de handel in kaas.
10
Als een van de getuigen trad hun neef Dirk Laan op. Frederik Bloemendaal kreeg de verantwoording van administratie en expeditie, Remmert verzorgde de correspondentie, de administratie en inkoop en Jan Adriaan de verkoop.
De weduwe A.Laan-Avis had een belang van Fl. 190.000,- in de firma, Frederik Fl. 26.000,-, Remmert Fl. 16.000,- en J.A.Laan Fl. 10.000,-
De firma werkte met de oliemolens 'de Bezem' en 'de Boerin' en de pelmolen 'de Jonge Prinses'. Men hield kantoor op Zaanweg 53 in Wormerveer, een huis dat Adriaan Laan in 1841 had gekocht en dat na diens dood nog door zijn weduwe was bewoond. Het naast liggende huis had Adriaan Laan ook gekocht en na een brand in 1857 bouwde zijn weduwe hier een nieuw huis.
11
Na haar dood in 1885 zouden Remmert en Jan Adriaan het kantoor erven.
De eerste inkoop van rijst was al op 1 maart 1872 toen men van M & R de Monchy ruim 500 balen rijst kocht.
12
Zij kochten echter ook gerst, lijnzaad, witte bonen, kapokpitten en aardappelen. Op 3 mei vermeldde hij in zijn grootboek dat voor Fl. 6.000,- de oliemolen 'de Eenhoorn' van A.Houttuijn was gekocht voor Bloemendaal & Laan. Deze molen stond op het Zuideinde in Wormerveer en stamde uit het jaar 1637.
13
Naast deze molen lag het uit 1728 stammende potas en weedas pakhuis 'Dantzig' dat Adriaan Laan in 1851 had gekocht en dat geërfd werd door J.A.Laan.

Op 31 december kon hij schrijven dat Bloemendaal & Laan hem in de eerste tien maanden van het bestaan een avance van Fl. 5.000,- had gegeven. J.A.Laan bereisde Brabant, Limburg en het Rijndal om afnemers te vinden. Aan het einde van het jaar bleek men al afnemers te hebben in vele grote Duitse steden zoals Frankfurt, Keulen, Stuttgart en Trier maar ook in Brussel en Antwerpen. Men werkte met vijf windmolens en had naast het pakhuis 'Dantzig' nog vijf pakhuizen in huur. 14
De eerste helft van 1873 gaf een avance van Bloemendaal & Laan van Fl. 3.415,-. Aan het einde van het jaar is de avance Fl. 1.500,-. Maar hij kreeg ook huur voor de 'Eenhoorn' en 'Dantzig' en intrest op de lening aan de firma. Hij beschouwde zijn eerste jaar als gunstig. Zijn commentaar bij de slotbalans ademt de geest van een koopman op de markt in oliezaden, rijst, gerst en granen.
Uit zijn commentaar uit 1873 bleek dat het met de olieslagerij niet zo goed ging. Zij bleken een inkoopcombinatie te hebben gevormd met Wessanen & Laan en Jan Prins. Deze vorm van samenwerking hield geen stand. Met de rijst was het uitmuntend gegaan. Maar uitgebreide speculatieën op de goederenmarkt leverden geen winst. Het woord speculant had nog geen negatieve bijklank. Op 31 december 1874 waardeerde hij zijn aandeel in de firma op Fl. 73.500,-. Over de eerste helft van 1875 ontving hij uit de firma bij Fl. 20.000 aan winst, huur en rente. Een half jaar later stond de firma voor Fl. 91.500,- op zijn balans.

De bouw van de stoomrijstpellerij 'Hollandia'

Een jaar later werden de oliemolen en het pakhuis overgedaan aan de firma om op die plaats een stoomrijstpellerij te gaan bouwen. Op het laatste moment besloot men de rijstpellerij op de plaats van een molen in de gemeente Wormer te bouwen. J.A.Laan maakte in het commentaar bij de slotbalans melding van de dood van de vrouw en het enige kind van zijn broer Remmert. Zakelijk was het goed gegaan. De olieslagerij en de handel in oliezaden was een ongewis bestaan met grote winsten en verliezen maar met de rijst werd in het algemeen zeer goed verdiend.
Met de speculatie op de goederenmarkt ging het niet goed. Op de volgende balans kwamen de molen en het pakhuis weer terug. Het aandeel in de firma bleek een jaar later Fl. 91.150,- en twee jaar later was dit gestegen tot Fl. 167.000,-. Het commentaar bij de balans van 1875 is nog helemaal het verhaal van de koopman. Het volgende half jaar kreeg hij als vaste rente op zijn aandeel Fl. 3.739,13 en een uitkering vanwege het voordelig saldo van Fl. 20.000,-. Het tweede half jaar gaf een toename van de winst met Fl. 5.000,- en het belang in de firma liep op tot Fl. 214.000,-.

J.A.Laan schreef dat 1876 een voordelig jaar was. De olieslagerij was zeer onvoorspelbaar maar met de rijst was het weer uitmuntend gegaan. Elk der firmanten stelde Fl. 17.000,- ter beschikking van de bouw van een stoomrijstpellerij op de plaats van het pakhuis 'Danzig' en de oliemolen 'de Eenhoorn'. De gemeente Wormerveer had bezwaar gemaakt tegen het afsluiten van de weg over het Zuideinde. Toen men na lang onderhandelen met het gemeentebestuur ten slotte toch toestemming had gekregen, hadden de firmanten zelf al in gezien dat de overkant van de Zaan betere mogelijkheden bood. Men onderhandelde met de firma Kluyver over de aankoop van het oliemolen 'Bruinvisch' en de oliemolen 'de Spattert'.

Uiteindelijk kocht met van de heren Honigh en Gaus stukken land aan de dijk in Wormer, tegenover het kantoor aan de Zaanweg in Wormerveer, om op die plaats een fabriek te bouwen. Op 10 maart 1877 kreeg men de benodigde toestemming van de gemeente Wormer en het heemraadschap van Wormer en Jisp. De machine en het ijzerwerk werden besteld bij de ijzergieterij 'Prins van Oranje' in `s-Gravenhage` voor Fl. 32.800,-, het houtwerk kostte bij molenmaker Gorter Fl. 7.000,- en metselwerk door P.Stelling kostte Fl. 14.260,-.
Het jaar 1877 bood “schoone kansen, doch profiteerden wij niet zoveel daarvan, als wel mogelijk geweest was”. De bouw van de nieuwe rijstfabriek dwong tot voorzichtigheid. De fabriek kwam in de loop van het jaar in gebruik en de voorlopige resultaten waren gunstig. De bouw was Fl. 4,- binnen de begroting gebleven. De totale kosten inclusief de grond hadden Fl. 118.500,- belopen. Zijn broer Remmert kon nu de pelmolen 'de Prinses' verkopen. Deze molen bracht Fl. 14.000,- op.

J.A.Laan vindt zijn levenspartner

In 1878 droeg de grote stoomrijstpellerij er toe bij dat hun resultaat gunstiger was als van de concurrenten. Het belangrijkste nieuws van dat jaar dat hij op 11 mei bij de festiviteiten ter gelegenheid van de opening van de spoorweg Uitgeest-Amsterdam Cornelia Prins 'weder sprak'. Laan was voorzitter van de feestcommissie. Hij zag haar ook op het bal in het gemeentehuis van Wormerveer op 2 januari: “vroeg haar en werden wij geëngageerde den 9 Januari 1879!!”.
In zijn verslag van 1879 kwam J.A.Laan nog terug op de handelscrisis van 1878 die zij goed waren doorgekomen. De fabriek deed het uitstekend. Er waren nieuwe poetsmachines geplaatst om de rijst een betere glans te geven. De firma kocht de molen 'de Bruinvisch' om hem te slopen en op die plaats het rijstpakhuis 'Bassein' te bouwen. Voorts berekende hij dat de windolieslagerij eigenlijk niet meer rendabel kon zijn. Het laatste stuk van het verslag is niet goed leesbaar. Hij schreef op een los blad in zijn kasboek eerst horizontale regels en vervolgens verticale regels.
J.A.Laan was een zuinig mens maar het kan ook een vorm van 'geheimschrift' zijn. In dit stuk wordt o.a. melding gemaakt van de geestestoestand van familieleden. Tegenwoordig zouden wij zeggen dat hij opschreef wie er overspannen waren. Hij had trouwens veel belangstelling voor de betekenis van de gezondheid van mensen. Ook bij het overlijden van familie en bekenden noteerde hij vaak de doodsoorzaak zoals typhus of vliegende tering. De vliegende tering was een dodelijk verlopende longontsteking bij iemand die met tuberculose was besmet. Typhus was een zeer ernstige koortsende ziekte die werd veroorzaakt door een salmonella bacterie die o.a via onzuiver drinkwater en ongesteriliseerde melk werd verspreid.

Het volgende jaar was ook weer gunstig om dat de stoomrijstpellerij 'de Unie' van de concurrent Wessanen & Laan verbrand was. Het voorgenomen huwelijk werd uitgesteld wegens het overlijden van zijn schoonzus Eva Smidt van Gelder-Prins aan de vliegende tering. Zij trouwden ten slotte op 7 october en daarna maakten zij een huwelijksreis via Antwerpen, Parijs, Lyon, Turijn, Rome, Florence, Genua, San Remo, Nice naar Marseille en terug via Parijs naar Wormerveer, naar het gerestaureerde huis van R.Laan.

Het volgende jaarverslag maakte melding van de herbouw van de pellerij 'de Unie' en de bouw van concurrerende stoompellerijen van A.Latenstein van Voorst en van Waveren & Dekker. Maar de eigen pellerij deed het zo goed dat ook af en toe `s nacht moest worden gepeld. Men kocht van de erven Houttuyn de stoomolieslagerij 'De Toekomst' voor Fl. 77.000,-. Het bleek een uitmuntende fabriek te zijn, die de vier windoliemolens verving waarmee men tot dan de olieslagerij bedreef. Deze molens werden voor gemiddeld Fl. 6.000,- van de hand gedaan. Op 14 augustus werd zijn zoon Jan Adriaan geboren. De eerste helft van 1881 was iets minder maar hij kon gemakkelijk (voor Fl. 9.450,-) een huis met tuin en stal kopen. Dit was het pand Zaanweg 97 dat hij van de weduwe Grietje Timmer-Broer kocht. Het volgende jaar bouwde hij op die plaats een nieuw groot herenhuis dat vanaf 1928 een dokterswoning zou worden. 15
Dat nieuwe huis was ontworpen door J. van der Koog en volgens het verslag over 1882 koste dit Fl. 17.250,-.
Met de baby ging het goed en na een jaar kon zijn min afscheid van hem nemen. De concurrent-rijstpeller Latensteijn van Voorst ging failliet en de fabriek van de concurrent van Waveren & Dekker brandde af. J.A.Laan verkocht toen ook de oliemolen de 'Eenhoorn'. Bij zijn uitgaven vinden we een hoofdelijke omslag van Fl. 223,97 (belasting) en 'Korteweg' Fl. 17,- (de dorpsdokter), een reis naar België Fl. 120,- en een reis naar Duitschland Fl. 25,-. Op de balans aan het eind van het jaar vinden wij behalve het aandeel in de firma, het pakhuis en zijn huis ook een geldlening van Fl. 15.000,- aan de olieslager Jan Prins. De zaken bleven uitstekend gaan. Zo bedroeg het winst aandeel in de eerste helft van 1883 Fl. 48.000,- en in de tweede helft Fl. 32.000,-. 1883 was een zeer voordelig jaar! De concurrerende stoomrijstpellerij van Blans in Zaandam verbrandde. Blans huurde vervolgens de gesloten fabriek van Latensteijn van Voorst en kocht later de machines uit deze fabriek. J.A.Laan hield dus scherp in de gaten wat de concurrenten deden. Dat gold alleen voor de rijstpellerij. Met betrekking tot de olieslagerij schreef hij alleen over de marktontwikkelingen.

Niet alle jaren waren topjaren maar op 31 december 1885 was zijn aandeel in de firma Fl. 494.000,- en hij had er nog een kaaspakhuis bij gekocht. Het eerste deel van zijn jaarverslag werd gewijd aan het overlijden van zijn moeder.
In 1887 trok zij zwager Frederik Bloemendaal zich wegens een slechte gezondheid terug uit de zaak. Op 5 juli werd daarvan een notariële acte opgemaakt.
16
J.A.Laan en zijn broer Remmert stichtten samen het werkliedenfonds ten behoeve van invalide werknemers. Er werd Fl. 25.000,- in het fonds gestort. Van de gemeente Wormer had men toestemming gekregen om een stuk van de Zaan te dempen ten behoeve van de bouw van een nieuw rijstpakhuis 'Saigon' dat voor de houten pakhuizen 'Bassein' en 'Rangoon' gebouwd werd.
In twee jaar was het aandeel met Fl. 70.000,- toegenomen en hij had een huis aan de Goudastraat erbij gekocht voor Fl. 5.450,-.
Bij de uitgaven stond in september 1888 een bedrag van Fl. 2.000,- vermeld als bijdrage in de bouw van de brug over de Zaan tussen Wormerveer en Wormer. Het jaarverslag maakt melding van vele besprekingen hierover. De fabrikanten en arbeiders woonden in Wormerveer en de fabrieken stonden aan de Wormerse kant van de Zaan. De arbeiders moesten 4x per dag worden overgeroeid. J.A.Laan nam het initiatief tot de bouw van de brug die in 1889 klaar kwam.
17
Zijn winstaandeel was in dat half jaar Fl. 90.000,-. Er trad een verdere diversificatie in zijn bezittingen op.

Een gouden medaille in Parijs en een ridderorde in Nederland

Over het eerste half jaar van 1889 wordt vermeld dat hij tien bunders land bij Amsterdam had gekocht (op de balans voor Fl. 400.000,-) en dat hij voor Fl. 75,- een oprichtersaandeel “Credietvereniging Twentsche bank B.W.Blijdenstein” heeft gekocht. In dit bedrijf zou hij later een belangrijke rol spelen. Verder heeft hij voor Fl. 4.500,- het schip 'Cornelia' gekocht. Het jaarverslag maakt melding van de gouden medaille die de firma op de wereldtentoonstelling van Parijs had gekregen.
Hij had de grond bij Amsterdam gekocht omdat het hem een goede speculatie leek. Zoals elk jaar werd ook weer melding gemaakt van de koop van hele scheepsladingen rijst uit Birma.

In 1890 viel hem aan rente en winst Fl. 117.448,40 toe. Op de balans stonden aandelen Twentsche bank Fl. 6.700,- (5 aandelen van Fl. 5.000,-). Hoe de relatie met Blijdenstein en de latere Twentsche Bank is ontstaan is nog niet helemaal duidelijk. Mogelijk speelde geloofsbanden met de doopsgezinde Twentsche fabrikantenfamilies een rol. 18
Het jaarverslag maakte melding van het falen van de bekende Engelse bank Baring Brothers, wat een ernstige slag voor de handel was. Voor de rijstpellerij werd een nieuwe stoommachine van 300 pk. besteld bij de gieterij 'Prins van Oranje'. De fabriek zou ook flink worden vergroot. Bij de olieslagerij werd het pakhuis 'IJmuiden' in gebruik genomen. Op zijn effecten leed hij een verlies. Hij maakte ook melding van het feit dat hij “ridder in Orde van de Nederlands Leeuw” was geworden. Hij veronderstelde dat minister Havelaar een te hoge dunk van hem had gekregen bij zijn bezoek aan de opening van de nieuwe brug.

Het volgende jaar was zakelijk een zeer succesvol jaar en hij erfde ook van zijn schoonmoeder, de weduwe A.Prins-Kaars Sijpesteijn een bedrag van Fl. 91.344,63, waarover hij Fl. 1.416,91 1/2 aan successie betaalde. In de nalatenschap bevond zich o.a. een boerenplaats in de Wieringerwaard. Er waren grote fluctuaties op de goederenmarkten. Zijn vrouw beviel van hun vierde kind en sukkelde met de gezondheid. Er werd flink op de rijst verdiend en de vernieuwde en vergrote fabriek droeg flink bij aan het resultaat. Aan het einde van dat jaar bedroeg zijn aandeel in de firma Fl. 953.000,- en zijn balans sloot af met een totaal van Fl. 116.7250,-. Hij was op zijn veertigste dus miljonair.

Arbeidsomstandigheden aan de Zaan

Opvallend is dat J.A.Laan geen mededeling maakte over het feit dat een aantal Zaanse pellers en hun personeel was verhoord door de parlementaire enquêtecommissie naar de arbeidsomstandigheden in Nederland. Op woensdag 15 juli werden verhoord Jacob Stolp, pellersknecht, Cornelis Knijnsberg, pellersknecht bij Bloemendaal & Laan, Dirk Laan fabrikant van Wessanen & Laan en Remmert Adriaan Laan rijstpeller en oliefabrikant van de firma Bloemendaal & Laan. Uit het verslag van dat verhoor van Remmert blijkt dat de fabriek 34 man in dienst had waaronder 4 machinisten en stokers. Er was slechts een werknemer onder de 16 jaar. De werktijden van de dagploeg waren van 6 tot 20 uur en van de nachtploeg van 18 tot 6 uur. s'middags was een uur rusttijd.

De fabriek kon door drie man in bedrijf gehouden worden. De oudste machinist verdiende Fl. 15,-, de stokers ongeveer Fl. 10 en de chef Fl. 21,- per week. De lonen van de getrouwde knechts varieerden van Fl. 10 tot Fl.. 15 per week. Er was geen premiestelsel. Aan het einde van het jaar worden gratificaties gegeven variërend van Fl. 10,- tot Fl. 100,-. De uitbetaling vond op dinsdag plaats als de spaarbank open was. Remmert was lid van de directie van de spaarbank.
Er was geen fabrieksreglement en geen boetestelsel. Remmert verklaarde geen last te hebben van alcoholmisbruik van personeel of van veel wisselingen in het personeel. Wat betreft de veiligheid in de fabriek verklaarde hij dat er weinig stof overlast was en er waren geen onbeschermde assen. Bij ziekte werd het loon doorbetaald. De meesterknecht fungeerde als ziektecontroleur. Er was een weduwen en gepensioneerdenfonds maar dat betaalde uit naar behoefte.

In de olieslagerij werkte men op stukloon en dat betekent dat de lonen hoger lagen als bij de rijstpellerij. Vraag: “wordt het loon per week uitbetaald?” Antwoord: “neen, om de 14 dagen, dat is zo eene sleur en geeft ons wel een klein gemak. De socialistische lui zijn daar tegen, maar dat zouden zij ook zijn, als het per week gebeurde omdat die lui eenvoudig tegen alles zijn. Als de vrouw maar goed is, kan ook alles best.”
De olieslagers zijn meer politiek bewust “Dat zijn in één woord die menschen, die hun hoed niet afnemen”. De olieslagers hadden hun onderlinge ziekenfonds. De verschillen tussen de rijstfabriek en de olieslagerij zijn ontstaan doordat de olieslagerij als fabriek is aangekocht en de rijstpellerij van de grond af is opgebouwd door de firma.

Uit het verhoor van meesterknecht Jb.Stolp bleek dat de lonen toch ook een stukwerkcomponent bevatten van 3 cent per last gepelde rijst. Dat betekende dat een stukloon van Fl. 5,40 per week. Stolp bevestigde het ontbreken van een boeteregeling maar arbeiders die herhaaldelijk te laat kwamen konden wel eens verplicht worden enige tijd zonder loon te werken.

Uit de verdere verhoren van Zaanse arbeiders bleek dat men liever op de windmolen werkte. Als er wind was maakte men langere dagen: men bleef soms de hele week op de molen slapen. Een pellersknecht verdiende Fl. 10,- per week op een windmolen maar kon met nachtwerk Fl. 2,75 per week bijverdienen. Uit getuigenverhoor bleek dat er 150 dagen per jaar 's nachts gemalen werd! Het rijstpellen bleek minder ongezond dat het pellen van het stoffige gerst. De stoomfabriek was minder ongezond als de windmolen. 19

J.A.Laan krijgt steeds meer maatschappelijke functies

De volgende jaren geven zakelijk een wat wisselend beeld maar in juni 1893 kocht hij voor Fl. 1.338,- een rijtuig. Het pakket aandelen Twentsche Bank wordt geleidelijk uitgebreid tot Fl. 55.000,- (40 aandelen) op de balans van 31 december 1894. Hij noemde 1892 zakelijk ongunstig vanwege de dalende prijzen van de goederen. De concurrerende rijstpellers Wessanen & Laan, Kamphuys en Sillevold berokkenden hem veel schade omdat zij betere produkten leverden. Daarom werden in Duitsland betere machines besteld en dat had toch wel veel geld gekost.
J.A.Laan werd president van het Olieslagerscontract: een onderlinge brandwaarborg maatschappij.

Het volgende jaar werd melding gemaakt van het feit dat Alb.Laan het kantoor verliet om zich te associëren met Jac.A.Laan om samen de stoomgerstpellerij 'Mercurius' te bouwen naast de rijstpellerij 'Hollandia'. Verder maakte hij melding van het feit dat hij in de gemeenteraad had geprobeerd een 'opleidingsschool' naar Wormerveer te halen en van een uitstapje met de Twentsche heren in Enschede.

Een jaar later verscheen er voor Fl. 48.000,- aan grond in de Beemster op de balans. Dat was een boerderij met grond die hij op een veiling had gekocht. Opvallend is dat hij in het verslag over 1894 het woord stapelartikelen gebruikt, een woord dat meer in de handelsvorm van de zeventiende eeuw past. Hij doelde op de handel in tarwe en rogge. Hij signaleerde de roep om protectionisme.
De bouw van een nieuwe rijstpakhuis 'Batavia' werd voor Fl. 72.346,37 gegund aan de aannemer M.Stam & Zn.
Ook met het gezin ging het goed, men bracht de zomer op villa 'Cornelia' in Bloemendaal door. Zoals elk jaar werden er uitgebreide zakenreizen gemaakt; dit jaar naar Dresden, Berlijn en Hamburg. Een bezoek aan de nijverheidstentoonstelling in Antwerpen werd gecombineerd met een bezoek aan Brussel en met zijn vrouw bezocht hij Parijs. Hij was dat jaar benoemd tot commissaris van de Twentsche Bank. Zijn zwager Frederik Bloemendaal overleed aan de influenza.

Een jaar overleed zijn schoonvader aan een buikvliesontsteking, het inroepen van de hulp van Professor Korteweg een broer van hun huisarts mocht niet baten. Hij betreurde het heengaan van zijn schoonvader zeer sterk. Zakelijk gaf het jaar ook veel desillusies; vooral het Duitse protectionisme was hem een doorn in het oog. Met het glanzen van de rijst ging het niet naar wens en honderden balen rijst werden verknoeid met proefnemingen. Met W.Prins en C.Laan vormde hij een commissie die ongeveer Fl. 46.000,- namens de nijverheid aan het gemeentebestuur van Zaandam zou aanbieden om een nieuwe sluis aan te bouwen.

In 1896 betaalde J.A.Laan Fl. 2.629,50 vermogensbelasting en Fl. 1.059,20 bedrijfsbelasting. Zijn vermogen besloeg toen meer als 1,5 miljoen. Hij had nog voor Fl. 33.000,- land bij Schellinkhout gekocht, de olieslager W.J.Prins Fl. 65.000,- geleend (het kan zijn dat dit zijn aandeel in de nalatenschap van zijn schoonvader was) en een depositie bij de Twentsche Bank van Fl. 40.000,- gedaan. Het was het jaar van de grote brand in de rijstpakhuizen 'Bassein', 'Rangoon' en 'Saigon'. De verzekering keerde meer dan Fl. 425.000,-uit. 20
Er werd direct besloten tot herbouw van de pakhuizen. Architecten waren van Rossum & Vuyk die eerder hun nieuwe kantoor aan de Zaanweg in Wormerveer hadden gebouwd. Hier is waarschijnlijk sprake van een van de eerste keren dat architecten bij fabrieksbouw werden ingeschakeld. De bouw van het nieuwe pakhuis 'Saigon' en de reparatie van 'Batavia' kosten Fl. 70.525,36.
21
J.A.Laan was een man die met zijn tijd mee ging want in augustus 1897 kocht hij voor Fl. 222,71 een fiets voor Jan en voor Fl. 252,55 een fiets voor Adriaan. De hondenbelasting was toen Fl. 1,50 en het personeel kreeg een douceur van Fl. 862,-.

Zilveren jubileum en koop van buitenhuis 'Nachtigaal'

Op de slotbalans van 1897 stond 'Nachtigaal Fl. 40.000,-'. Deze buitenplaats te Overveen was in april van dat jaar op een veiling verworven voor een bedrag van Fl. 46.074.75. Het jaarverslag begon met de opmerking dat Wessanen & Laan, mogelijk door jaloezie, bezwaar had gemaakt tegen bouw van een nieuw pakhuis 'Saigon'. Maar Adriaan Laan bood later zijn verontschuldigingen hiervoor aan! J.A.Laan had geen zin om bij de viering van het zilveren jubileum van Bloemendal& Laan de oude firma, waarbij hij in de leer was geweest, nog uit te nodigen.
Een van de cadeau`s was een bronzen afbeelding van de fabrieken gemaakt volgens de plannen van Willem Dekker. Dit was een fabrieksdirecteur van een zeepziederij in Wormerveer die ook amateur beeldhouwer was. Hij heeft o.a. de majestueuze adelaar gemaakt op het dak van de voormalige zeepziederij 'de Adelaar' in Wormerveer-Zuid. Ter gelegenheid van het jubileum was voor de klanten een boekje gemaakt.
Hij werd dat jaar door Wormerveer en Krommenie kandidaat gesteld voor de Provinciale Staten en in tweede ronde gekozen.

In 1898 droeg hij Fl. 5.000,- in de kosten van de aanleg van het Wilhelminapark in Wormerveer bij. Zijn winst en rente van de firma bedroeg dat jaar meer dan Fl. 100.000,-. en ook de uitkering op beleggingen en leningen en hypotheken werd steeds groter. In augustus 1898 werd voor Fl. 26,55 een telefoon voor het huis in Bloemendaal aangeschaft. De grote brand bij de fabrieken 'de Tijd' en 'Vlijt' van Wessanen & Laan deed Bloemendaal & Laan besluiten tot de bouw van en sprinkler installatie. Van Rossum & Vuyk ontwierpen de watertoren en Dawson & Taylor leverden het benodigde ijzerwerk.
Bij de goederenhandel werd melding gemaakt van speculatie in peper, rogge en tarwe. Bij zijn effectenbezit was er een koersdaling Koninklijke Petroleum van 600 tot 250%! Hij verkocht met groot verlies. Ook het faillissement van zijn jeugdvriend P. van Gelder ging niet ongemerkt aan hem voorbij.

Koninklijk bezoek

De laatste balans van de negentiende eeuw sloot met een aandeel in Bloemendaal & Laan van Fl. 1.090.000,-, vaste goederen ter waarde van Fl. 210.000,- en effecten ter waarde van Fl. 313.000,-. Het slottotaal van de balans was Fl. 1.818.750,-. Hij schreef dan ook dat 1899 een goed jaar was. In het gezin ging het goed, maar ook in de zaken. De koningin had de fabrieken bezocht. De commissaris van de Koningin had hem gevraagd een belangrijk aandeel in de organisatie te nemen. De Koningin kwam per boot en zij bezocht de rijstpellerijen 'Hollandia' van Bloemendaal & Laan, 'de Unie' van Wessanen & Laan en de olieslagerij 'de Liefde' van Prins. Daarna ging zij met een rijtuig naar het Wilhelminapark en vervolgens naar de andere Zaangemeenten. Zaandam voelde er niet veel voor en “was bang voor oproerig volk. Maar alles was heerlijk magnifiek afgelopen”. Zijn kinderen hadden de Koningin bloemen aangeboden en Remmert had de Koningin-moeder begeleid. De fabrieken waren uitbundig versierd.

J.A.Laan werd in de gemeenteraad herkozen. In zijn jaarverslag had hij geen goed woord voor de burgermeester over. In april trad hij af als Commissaris bij de Twentsche Bank.In zijn jaarverslag gaf J.A.Laan een uitvoerige analyse van de wereldrijstmarkt.

De fabriek had 273000 balen rijst verwerkt en hij hield nog steeds scherp in de gaten wat de concurrenten deden; Kamphuys had zijn fabriek gereconstrueerd. Voor de eigen fabriek waren nieuwe pelstenen besteld en kegelschuiers en trieurs. De olieslagerij was moeilijker; twee afnemers gingen failliet en de prijzen fluctueerden sterk. “In granen deden zij niets maar in april kochten wij 1700 balen koffie.Dit was een goede speculatie”.

Ook de nieuwe eeuw was zeer profijtelijk

De nieuwe eeuw begon o.a. met de aanleg van elektrisch licht in de 'Nachtigaal' voor Fl. 995,17. “Hadden wij in zaken zo veel geluk gehad, als ik maatschappelijk, dan zou 1900 een buitengewoon jaar zijn geweest”. Zijn wethouderschap van Wormerveer liep goed, op zijn advies was een nieuwe burgermeester benoemd. Hij richtte een departement Zaanstreek van de Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid op. Op 6 en 7 juli hield de Maatschappij haar 123e algemene vergadering in Wormerveer. Er werden veel Zaanse bedrijven bezocht, er werden boottochten gemaakt en op een feestavond in de Nieuwe Sociëteit sprak voorzitter J.A.Laan van het organiserende departement de congresgangers toe. Hij gaf een uitvoerig overzicht van de geschiedenis van de Zaanse nijverheid.
“Mijne Heeren! Gij zult als mannen van stoom en elektriciteit, die de groote industrieën kent en ze zelf bestuurt, misschien laag neerzien op dit bedrijf en dien bloei. Maar vergelijkt ze niet bij het tegenwoordige. plaats ze in de lijst van den tijd. Toen het menschdom dikwijls door plaatselijke mislukking van den oogst, haver, gierst en paardenboonen at, toen voorzag de gerstpellerij in een groote behoefte”. Hij bleek over grote oratorische gaven de beschikken. “In de tijd dat talk en vet driemaal de waarde had van vleesch, dat de huizen bijna, de straten geheel niet waren verlicht: in den tijd dat olie Fl. 1 1/2 Fl. 2,- per Kilo kostte, dat de burgers met fakkels uitgingen, dat in den glorietijd van Frankrijk de schitterendste hofbals te Versailles slechter, ellendiger verlicht waren dan de minste boerenherberg thans, in den tijd dat de Duchesse de Bourgogne in Frankrijk komende voor het eerst vetkaarsen zag toen zij huwde met den kleinzoon van Louis XIV 'le grand roi' in dien tijd was de fabrikant van een olie een factor ten goede in de beschaving”

En zo ging het nog enige tijd door. Hij wees op het gebrek aan medewerking van de Zaanse overheid bij het zorgen voor een adequate infrastructuur. 'Wanneer nu gij,corypheeën van `s lands nijverheid ons wilt komen bezoeken, zien wie wij zijn, gelooft ons; wij waarderen dat, en stellen het op hoogen prijs'.
De notulist merkte bij het einde van het verhaal op: 'De heer Laan had deze rede voor de vuist uitgesproken en maakte daarmee grooten indruk. Langdurig toegejuicht, werd hij van wegen zijn kranig woord van alle kanten gecomplimenteerd.'
22
J.A.Laan kreeg in dat jaar in de provinciale staten een voorstel aangenomen en hij was betrokken bij de reorganisatie van de krankzinnigenverpleging.
Met zijn gezin ging het prima en hij bereidde zijn zoon Jan voor op zijn positie als medevennoot. De gezinsleden maakten vele buitenlandse reizen. In de tweede helft van het jaar raakte zijn broer Remmert aan de sukkel; hij bleek suikerziekte te hebben.
Een bezoek aan een badplaats moest hem nieuwe levenskracht schenken. Voor de rijstpellerij was het jaar 'loom en suf'. 'In het begin van November brak aan de Unie de groote strike uit die bijna twee maanden duurde. Het gold het principe of de patroon de arbeiders ontslaan mocht of niet'. De firma Wessanen & Laan en de burgermeester hebben de staking gewonnen en de vrees voor een algemene staking is verdwenen. J.A.Laan blijft toch beducht voor agitatie uit de Zaandamse haven. 'De verbazende hausse in lijnolie en lijnzaad hield de gemoederen het hele jaar bezig. W.Prins, J.C.Laan en Adriaan Honig verdienden veel geld'.
Bij de eigen olieslagerij werd een zesde hei geplaatst om de productiecapaciteit uit te breiden. Ook het machinepark van de rijstpellerij werd uitgebreid. De aantekeningen ademen nog steeds de geest van de koopman. De fabrieksmatige kant van het bedrijf komt maar zeer terloops ter sprake. Dat is ook wel begrijpelijk want met handel werd veel verdiend: in het eerste half jaar een winst van Fl. 25.000,- op koffie en in het tweede half jaar door de herverkiezing van president McKinley een winst van Fl. 20.000,- op Amerikaanse aandelen en zijn slotbalans was Fl. 2.009.060,-.

Sinds enige jaren verscheen ook de post 'tantième commissariaat Twentsche Bank' in het grootboek. In 1901 bedroeg dit Fl. 6.236,27. In zijn jaaroverzicht van 1901 vermeldde hij dat hij tijdens een hevige discussie in de gecombineerde vergadering van de Twentsche Bank overvallen werd door een longontsteking. Nadat Dr.Korteweg hem genezen had ging hij nog twee weken naar Wiesbaden om op krachten te komen.

'De verkiezingen brachten de clericalen op het kussen, wat ik een ramp beschouw, al verlangt het land rust na de lange serie sociale wetten!' De speculatie in Amerikaanse effecten leverde nog eens Fl. 50.000,- op, maar een speculatie in granen en suiker gaf geen resultaat.
Er werd nagedacht over de bouw van een moderne oliefabriek. Met de rijstpellerij leek een probleem te ontstaan omdat Zuid-Hollandse pellers betere fabricage methoden hadden. Hun rijst is witter en glanzender. 'Het is een bron van groote zorg. Alle proeven en die zijn er vele - mislukken en is hun reputatie zo gevestigd, dat het waarlijk angstwekkend wordt!'

Vele Duitse rijstpellerijen waren onder controle van de firma Rickmers gekomen. De anderen hadden een concurrerend consortium gevormd. Dat had grote gevolgen voor het systeem van de rijstmarkt. 'Alles bijeen genomen zie ik de toestand van de rijstpellerij donker in' besloot hij zijn aantekeningen over 1901. In het volgende jaar was de apothekers- en doktersrekening van het gezin vrijwel nihil maar in zaken ging het niet zo goed. Hij beoordeelde zijn activiteiten in de Provinciale Staten en in de Maatschappij voor de Nijverheid als beneden de maat. Hij weigerde een Commissariaat bij de Centrale Risico Bank.

Na vele afwegingen werd toch besloten de rijstpellerij met een nieuwe moderne fabriek uit te breiden. Stork zou de stoommachine en de stoomketel leveren en de andere machines werden in Duitsland besteld. 'Kan het niet ver van Fl. 200.000,- af zijn. Doch het niet durven bouwen, het tijdelijk lapwerk, heeft zo visicieus gewerkt, dat wij geloven dat het besluit verantwoord is, al wordt het bedrijf zeer bedreigd. Wij hopen dan een fabriek up to date te verkrijgen die de jongelui in staat zal stellen de strijd met succes te voeren'. Tussen de aanbesteding en oplevering zou 9 maanden zitten.

De Hengelosche Fabrieksbode, het bedrijfsblad van de machinefabriek Stork, maakte op 17 januari 1903 trots melding van het feit dat het bedrijf stoomketel no. 2000 had afgeleverd, bestemd voor de fabriek van Bloemendaal & Laan. Het was de vijftigste stoomketel die Stork door bemiddeling van de Zaanse machinefabriek P.M.Duyvis & Co aan Zaanse fabrikanten was geleverd. 23

'De 1e februari 1903 wordt de ongevallen wet ingevoerd - een verschrikking en zeldzaam sprekend voorbeeld van slechte dure onpraktische wetgeving. Met de nederlaag na de staking 31 januari 1903 zal het er niet op beteren en ziet de toestand de fabrikanten er dientengevolge allerellendigst uit'. Hij fulmineerde tegen zijn neef en medefirmant Gerard Bloemendaal die door 'verregaande domheid en gebrek aan inzicht' de olieslagerij zijn slechtste jaar bezorgde.
Maar ook met de eigen speculatie in Indische fondsen en Amerikaanse effecten was het niet goed gegaan. In het volgende jaar noteerde hij een aantal faillissementen door 'de crisis in de Amerikaanse sporen'. Aan de Twentsche Bank ging deze crisis ook niet ongemerkt voorbij. De olieslagerij ging minder slecht als het jaar er voor en met de rijstpellerij ging het aanvankelijk schitterend. Men kocht o.a. zes scheepsladingen Birma rijst. De koppeling van de nieuwe fabriek aan de oude leidde tot wat aanloopverliezen. Echter vanaf september ontwikkelde de rijstmarkt zich desastreus.
J.A.Laan kreeg het aan de stok met de architecten van Rossum en Vuyk, die zijn fabriek niet naar zijn inzichten hadden ontworpen. Ook met de grote stoommachine van Stork leek hij het aanvankelijk niet getroffen te hebben. De oude machinist Janneman is aan de sukkel geraakt en herstelde niet meer. Hij kreeg een pensioen van Fl. 80,- per maand. Bij de bouw van de fabriek was een werkman verbrijzeld door een vallende as.

Uit zijn verslag over 1904 bleek dat de nieuwe rijstpellerij uitstekend voldeed; er werden 325000 balen van 100 kg rijst gepeld. Een groot deel van zijn jaarbericht werd aan de rijsthandel gewijd. Met de handel in oliezaden ging het niet goed maar de fabriek had een recordproductie.
De concurrerende olieslagerij 'de Liefde' van Prins was door brand getroffen. Andere concurrerende firma`s als Wessanen & Laan roken hun kans maar Bloemendaal & Laan durfde nog geen beslissing te nemen over nieuwe investeringen in de olieslagerij.

Op de goederenhandel in suiker, koffie, tarwe en grutterswaren werd het een en ander verdiend. In het eerste half jaar werd Fl. 16.000,- met effecten verdiend en in de tweede helft Fl. 60.000,-

Pas na de zakelijke beslommeringen kwamen de familiemededelingen. Zoon Jan was volwassen en kreeg o.a. een aandeel van Fl. 20.000,- in de zaak en hij maakte met een neef een lange reis naar Ceylon, India etc.
Ook zoon Adriaan was op kantoor komen werken. In juni werd J.A.Laan herkozen voor de Provinciale Staten.

Het volgende jaarverslag opende hij met een bericht over de viering van zijn zilveren bruiloft. Iedereen werd daarbij in de feestvreugde betrokken. Zijn vrouw kreeg een viersnoerige parel ketting, Adriaan een parelen dasspeld, Wim een schrijftafel, de kantoorbedienden kregen fauteuilles en het fabriekspersoneel kreeg giften in geld. Het feest met alle geledingen van de familie en het bedrijf duurde een week.

J.A. Laan wordt lid van de Eerste kamer

Op 7 april 1905 stierf zijn neef Dirk Laan en op 2 mei werd J.A.Laan door de Provinciale Staten aangewezen als zijn opvolger in de Eerste Kamer. 'Aanvankelijk stond het mij slecht aan. De mensen trokken mij volstrekt niet aan'. Hij nam afscheid als commissaris van de Twentsche Bank en op verzoek van zijn vrouw was hij geen kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen in Wormerveer.

Het jaar 1906 was voor zijn gezin zeer turbulent. In zaken ging het goed en hij werd herkozen als commissaris van de Twentsche Bank. Als voorzitter ontving hij de Nederlandse Werkgevers Vereniging in Wormerveer en maakte met hen een boottocht over de Zaan waarbij de fabrieken 'de Liefde' en 'Hollandia' werden bezocht. Er was een boekje met de voornaamste fabrieken langs de Zaan uitgegeven. De boottocht eindigde in het Amstel Hotel te Amsterdam. Hij werd later opgevolgd in die functie door J.H.van Heek. De rijstpellerij werd met het nieuwe pakhuis 'Java' uitgebreid dat 'verbazend duur' was. Het was weer ontworpen door van Rossum en Vuyk en gebouwd door Gorter.
Zo als gewoonlijk ging het grootste deel van zijn verslag over de bewegingen op de rijstmarkt. Hij had gemerkt dat de gebrekkige administratie hem parten begon te spelen. Na dit jaar zijn de slotbalansen niet meer van commentaar en jaarverslag voorzien.
24
Wij missen daarom commentaar op het overlijden van zijn broer Remmert in 1911 en op zijn commissariaat bij de Koninklijke Hollandse Lloyd in 1914 en 1915.

De groei van de miljoenen

De eerste jaren van de twintigste eeuw nam zijn belang in Bloemendaal & Laan per jaar met meer als Fl. 100.000,- toe en in 1910 bedroeg zijn aandeel meer als 2 miljoen gulden. In de volgende vier jaar kwam daar bijna een miljoen bij.
Op 17 maart 1913 traden Gerard Willem Bloemendaal, Adriaan Remmert Laan en Jan Adriaan Laan Jr. tot de leiding van de firma toe. Zij zouden met name vanaf 1915 de oliefabriek flink uitbouwen.
Op de slotbalans van 1916 stond het belang genoteerd van J.A.Laan in de firma voor Fl. 3.326.383,90. Hij ging toen over tot een boedelscheiding waarbij J.A.Laan Jr Fl. 339.600,-, A.R.Laan Fl. 339.600,-, A.J.C.Laan Fl. 150.000,- en W.F.J.Laan Fl. 95.000,- kregen.

Naast het belang in Bloemendaal & Laan namen zijn andere bezittingen ook toe. In 1906 kocht hij voor Fl. 10.000,- Kweekduin. In 1911 kocht hij voor Fl. 750,- een schilderij van Alb. Cuijp. Op 31 december 1911 waardeerde hij zijn bezit aan huizen en landerijen op Fl. 410.000,-. Hij had dat jaar Fl. 44.446,33 geërfd van zijn broer Remmert. De nalatenschap bestond uit het woonhuis van Remmert en het pakhuis 'Purmerend'. De neven en nichten erfden zestig duizend gulden per persoon. Een zeer lange rij ervende volgde nog. Aan het einde van de lijst kwam de vereniging 'Ons Huis' te Wormerveer die het huis mocht houden dat zij in gebruik hadden en de vereniging kreeg Fl. 30.000,- in contanten. Verder waren er legaten voor de Prins Hendrikstichting te Egmond (een tehuis voor oude zeelieden), het instituut voor onderwijs aan blinden te Amsterdam, het instituut voor doofstommen te Amsterdam, de vereniging Pro Juventute en het sanatorium voor longlijders te Hellendoorn. 25

Bij de boedelscheiding op 31 december 1916 kreeg J.C.Laan Jr de grond en boerderijen in de Wieringerwaard en de Beemster en W.F.J.Laan kreeg de boerderij en de grond in Schellinkhout en een huis in Krommenie.
Op 1 oktober vermeldde J.A.Laan in zijn grootboek dat hij op 7 september 1915 op een veiling de havezathe 't Singaven-Harseveld en Noord Deuringen had gekocht. In totaal was daar een bedrag van Fl. 487.940,- mee gemoeid. Daarnaast betaalde hij vanaf december 1915 in totaal Fl. 68.992,20 voor de bouw van `t Hof Saenden. Dit was een complex woningen in Wormerveer ten behoeve van gepensioneerden.

Behalve zijn inkomsten uit de firma en uit onroerende goederen kreeg hij ook een fors inkomen uit deelnemingen; b.v. in de rijstpellerij Alb.Vis Fl. 20.000,- . Ook uit effecten kreeg hij inkomen. Op 31 december 1915 noteerde hij als winst uit effecten Fl. 888.325,- op. Verder leende hij de gemeente Wormerveer bij zijn afscheid als raadslid Fl. 40.000,- als bijdrage in de bouw van de nieuwe sluis in Zaandam.

Op 31 december 1915 waarderde hij zijn kapitaal op de balans voor 4 miljoen gulden. Zijn laatste balans had betrekking op 1917. De firma stond voor Fl.2,2 miljoen genoteerd, goederen voor Fl. 120.000,-, effecten voor Fl. 600.000,-, de exploitatie van Singraven voor Fl. 22.681,73. Een leendepot bij de Twensche Bank stond op Fl. 335.000,-.

J.A.Laan overleed in 1918. Uit zijn testament bleek dat hij zij zoon Jan Adriaan Laan vroeg om niet zijn nalatenschap af te wikkelen. De executeur testamentair werd ook het beheer van het Remmert Laan Fonds opgedragen. Zoon Willem en dochter Agatha kregen de opdracht zijn archief te schonen en te bekijken wat bewaard moest worden. Alle kerkgenootschappen in Wormerveer kregen een legaat: de Doopsgezinden Fl. 400,- en de katholieken Fl. 100,-. De vereniging 'Ons Huis' te Wormerveer kreeg Fl. 20.000,-. Het schilderij dat Jan Veth van hem had gemaakt zou in de hal van het kantoor van Bloemendaal & Laan moeten hangen.

Samenvatting

Jan Adriaan Laan was meer koopman als fabrikant. Het grootste deel van zijn inkomsten kwam uit handel. De fabriekskant van de firma interesseerde hem alleen als dit de handel in de weg stond want zijn fabrieken waren ter veredeling van de handelswaren; er werd waarde aan zijn koopmansgoederen toegevoegd. Het koopmanschap en het bankiersschap vielen goed te combineren. Hij kon zijn koopmansschap goed combineren met een veelheid van maatschappelijke functies. Als verlicht liberaal droeg hij ook verantwoording voor de realisatie van infrastructurele zaken zoals de Zaanbrug naar Wormer en de nieuwe sluis in Zaandam. Zijn ijveren voor scholen moet ook in dit licht worden gezien. Op het eind van zijn loopbaan was hij nog betrokken bij de oprichting van de ambachtsschool te Zaandam. Ten opzichte van zijn werknemers had hij een patriarchale houding. Hij wilde geen sociale wetten maar hij droeg financiële verantwoording voor gepensioneerden en invaliden. De relatie met zijn broer Remmert komt op grond van de stukken niet goed uit de verf en daarom is het belang van Remmert voor de firma niet goed in te schatten. Uit zijn jaarverslagen laat J.A.Laan zich kennen als een man die streng oordeelde over anderen maar ook over zichzelf.

In 1913 verwerkte zijn bedrijf bijna een half miljoen balen rijst. Dat was de helft van de rijstimport in de haven van Zaandam. Hij kan gerekend worden tot Nederlandse belangrijkste industriëlen uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Als enige Zaankanter komt in het boek 'de Aartsvaders' over de grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven de zoutzieder Ko Vis voor. Hij was de stichter van de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, de voorloper van het huidige AKZO concern. 26
J.A.Laan had hierin ook en plaats verdiend. Hij profiteerde van de economische groei in de periode 1890-1914 en naast zijn zakelijk functioneren vervulde hij een belangrijke rol in openbaar bestuur en instellingen op het gebied van de economie. Zijn belang in genoemde periode was minstens even groot als een man als Ko Vis. Zijn bedrijf bestaat echter niet meer. De rijstpellerij is een industrieel monument en de oliefabriek maakt deel uit van de vettenfabriek Loders-Croklaan van Unilever.

In de Eerste Wereldoorlog was geen aanvoer van rijst en pas in het midden van twintiger jaren trok de rijstpellerij weer aan. De produktie zou geleidelijk verminderen en in 1966 stopte de 'Hollandia' als laatste Zaanse rijstpellerij.
De aankoop van het Singraven past goed in zijn beleid van spreiden van risico`s. Zoals hij ook elders met succes landerijen exploiteerde zal hij ook het Singraven als een rendabele belegging hebben gezien.

Met dank aan Drs G.J.Onrust, Ir E.B. van Gelder en de heer R.Kooijman voor hun kritische opmerkingen en suggesties.

Noten:

1 van de Ven G.P. (red) 'Leefbaar laagland" (Utrecht,1993)
De eerste drie hoofdstukken geven een goede indruk van de ontstaansgeschiedenis van West-Nederland.

2 van Braam A 'Economische geschiedenis van de Zaanstreek' in de 'Encyclopedie van de Zaanstreek' (Wormerveer,1991) 189-227.

3 In: Kingma J. 'De Zaanse industrie in drie eeuwen' dat wordt gepubliceerd in 'Erfgoed van industrie en techniek', voorjaar 1994, wordt getracht aan te tonen dat de Zaanstreek naast Engelse streken zoals Shropshire en de vallei van de rivier de Derwent kan gelden als een van de streken in Europa waar de grondslag voor de moderne industrie werd gelegd.

4 Aten J. 'Wormerveer langs weg en Zaan' (Wormerveer 1967) 167-169.
van Gelder E.B. 'Laan' in 'Encyclopedie van de Zaanstreek' (Wormerveer,1991) 430-431.

5 Wennekes W 'Eeuwenoud' (Amsterdam,1989) 45-60.

6 Aten 166.

7 Bij de sluiting van de rijstpellerij 'Hollandia' van de firma Bloemendaal & Laan in 1965 werd het bedrijfsarchief vernietigd. De heer R.Kooijman te Wormerveer schreef een aantal documenten over. Deze staan genoteerd in een schrift met de titel draagt: 'Necrologie van de laatste rijstpellerij in de Zaanstreek'. Het manuscript opent met de acte van november 1851.

8 Archief laan in 'Singraven' N.31.

9 De kasboeken en grootboeken van J.A.Laan bevinden zich op het 'Singraven' te Denekamp.
Inventaris van het Archief Laan:
N.6.Grootboeken van Jan Adriaan Laan a.1866-1871,b.1871-1899,c.1899-1918. N.6.Journalen van Jan Adriaan Laan d.1871-1901,e.1901-1915,f.1915-1918. Ik heb afgezien van de verwijzing naar pagina's omdat de chronologie voor zichzelf spreekt.

10 ms Kooijman

11 Aten 166

12 ms Kooijman

13 Aten J. 236

14 ms Kooijman

15 Aten 135

16 ms Kooijman

17 Aten 175

18 Wennekes 28

19 Arbeidsenquette 1891, De Zaankant 32-227

20 ms Kooijman

21 ms Kooijman

22 Archief Laan N.48 a Beschrijving der 123e Alg.vergadering van de Ned.Mij. ter bevordering van Nijverheid te Wormerveer. 287-292

23 Archief Laan N.33

24 Mogelijk speelden de vele narigheden in gezin in familie hierin een rol

25 Testament Remmert Laan. Archief Laan M4

26 Wennekes W.`De Aartsvaders` (Amsterdam,1993)