MBTZ Logo

Met Stoom - Nummer 18 - december 1994

Cornelis Honig (1867-1931):
fabrikant van petroleummotoren

Door G. van Hooff

Nederland - en de Zaanstreek vormde daarop geen uitzondering - kende in het begin van de 20e eeuw een groot aantal kleinere machinefabriekjes. Deze leverden allerlei diensten en produkten. De specialisering was echter wel zo ver doorgevoerd dat, naast reparatiewerk, vaak een eigen assortiment aan machines werd vervaardigd. De specialisatie kwam meestal in wisselwerking met afnemers, nog altijd in de directe omgeving, tot stand. Zo leverde, om bij de Zaanstreek te blijven, de stroomsmederij van H. Stevens te Koog a/d Zaan (de voorloper van de firma H.B. Klinkenberg) als specialiteit machines voor de oliezaadpletterij. Ook een van de oudste Zaanse smederijbedrijfjes, de Sociëteit der IJzersmederij, ging eind 19e eeuw, onder leiding van Cornelis Honig over tot een enkel specifiek produkt, de petroleummotor. In deze bijdrage hebben wij de sporen van dit bedrijf, het speciale produkt en de markante eigenaar en exploitant proberen na te gaan. Veel is er niet bewaard gebleven: een bedrijfsarchief uit de periode dat Cornelis Honig eigenaar was, ontbreekt bijvoorbeeld. Het verhaal berust dus op een reconstructie aan de hand van losse, verspreide gegevens.1

petroleummotor

Sociëteit der IJzersmederij

We gaan eerst terug naar de oorsprong van het bedrijf, de Sociëteit der IJzersmederij. Deze onderneming gaat terug tot 1784, toen een aantal eigenaren van bedrijven ter plaatse een soort gemeenschappelijke onderhoudsdienst en reparatiewerkplaats voor hun smeedwerk oprichtte.2
Onder de eigenaars van molens, timmerbedrijven en scheepswerven hoorde ook Jacob Honig en Zonen. De verdere lotgevallen van de Sociëteit der IJzersmederij in de eerste eeuw van haar bestaan vallen buiten het bestek van dit verhaal, maar deze zijn zeker de moeite waard om eens nader uitgezocht te worden. Een eeuw na de oprichting waren van de oorspronkelijke oprichters nog slechts enkele deelhebbers over. Daarbij was de behoefte aan een eigen reparatiewerkplaats minder, omdat er toen al in de onmiddellijke nabijheid smederijen waren die ook groter werk konden leveren, zoals de al genoemde Stevens en Verhoeven & Vis te Wormerveer.

In 1883 werd de Sociëteit geliquideerd en kocht Jan Honig Cz. op de openbare veiling gebouw en inventaris van het bedrijf. 3

Deze Jan Honig was - evenals zijn voorvaderen - papierfabrikant. Het beheer over de smederij was slechts een van zijn beroepsmatige activiteiten. Wellicht dat Jan Honig de aankoop deed met de bedoeling het bedrijf na enige jaren over te dragen aan zijn veel jongere halfbroer Cornelis Honig, hoewel er geen sterke familieband bestond tussen beiden. Hoe dan ook, na afloop van zijn leertijd, op zijn 21e jaar, nam Cornelis de zaak over. Dit gebeurde in 1889. Cornelis was in 1883 nog minderjarig, maar vermoedelijk al bij de Sociëteit der IJzersmederij werkzaam.

Over de opleiding van Cornelis Honig is niets met zekerheid bekend, maar, zoals geschreven, mogen we veronderstellen dat dit gewoon in de praktijk bij de Sociëteit der IJzersmederij is gebeurd.4
Hij heeft in ieder geval het smidsvak goed geleerd en was als zodanig bekend. Steevast werd hij Cor de smid genoemd. In de omgeving had hij een reputatie als 'ijzersterke' en verhalen hierover doen nu nog altijd de ronde in de familiekring. Zo was hij op de kermis uitgesloten van de deelname aan de kop van jut, omdat, als hij sloeg, het lood telkens in de top van de paal bleef vast zitten en de eigenaar in de paal moest klimmen. Daarnaast won hij weddenschappen door met een zwaar gewicht aan zijn pink in zwierige letters met een krijtje op de schutting te schrijven. Ook wil het verhaal dat hij, omstreeks 1900, in zijn eentje een brandkast in het raadhuis van Zaandijk van de bovenverdieping naar de begane grond verplaatste, waardoor de zes potige sjouwerlieden die eigenlijk hiervoor gecharterd waren, voor niets kwamen.

Van de produkten van het bedrijf is niet veel bekend. Een van de specialiteiten was in ieder geval het siersmeedwerk, onder meer in de vorm van uithangborden. Met een dergelijk bord was Cornelis Honig ook vertegenwoordigd op de tentoonstelling van Zaansche Nijverheid in 1896.5
Zijn meesterproef, een meer dan een meter hoog en breed uithangbord met sierlijke roosjes en krullen is binnen de familie bewaard gebleven. En ook het uithangbord van het Zaans Historisch museum te Zaandijk is van zijn hand. Een andere overgebleven getuigenis van zijn kwaliteiten als kunstsmid is het tuinhek voor het huis van Cornelis Honig dat nu op de Zaansche Schans te zien is. Ook het hekje om het graf van zijn schoonouders, op het kerkhof van Zaandijk, is uit zijn smidse afkomstig. Verder is er - buiten de petroleummotor - slechts incidenteel nog werk van de Sociëteit der IJzersmederij uit de periode van Cornelis Honig bekend, laat staan bewaard gebleven. We weten dat de Sociëteit der IJzersmederij, samen met de Gebr. Husslage in 1923 een opzetinstallatie vervaardigden om de brug over de Zaandijkersluis draaibaar te maken, een order van f 1280,-. En ook was er een bescheiden scheepsbouwafdeling aan het bedrijf verbonden, waar met name de casco's voor dekschuiten - desgewenst met motor van eigen fabrikaat - gebouwd werden.

dekschuit
Een van de bij Honig gebouwde dekschuiten

Petroleummotor

Als alternatief voor de stoominstallaties, waarbij altijd een ketel voor de stoomvorming nodig was, zochten constructeurs naar krachtwerktuigen die d.m.v. een directe verbranding werkten. Naast de gasmotoren, waarvan omstreeks 1860 de eerste bruikbare types op de markt kwamen, kwam eind 19e eeuw een ander type verbrandingsmotor, die werkte op vloeibare brandstof (petroleum, spiritus of benzine) beschikbaar. Rond 1890 werden de eerste commercieel toepasbare motoren van deze soort vervaardigd, eerst in Engeland. Nederlandse bedrijven volgden echter al gauw, met als eerste de firma Van Rennes te Utrecht, die al een ruime ervaring had met de bouw van gasmotoren. Voor 1900 waren er echter al zo'n tien firma's in den lande die zich op dit nieuwe gebied hadden begeven. Twee factoren hebben deze snelle en grote verbreiding van de (petroleum)motorenbouw in Nederland bevorderd. Allereerst was er in de algemeen betrekkelijk kleinschalige Nederlandse nijverheid en, niet te vergeten, de vrachtvaart een vrij grote vraag naar hanteerbare, kleinere aandrijfinstallaties. De petroleummotor was daarbij aantrekkelijk doordat in Nederland petroleum goed verkrijgbaar was. Bovendien kwam de gasmotor als scheepsmotor niet in aanmerking, tenzij voorzien van een aparte eigen gasgenerator. Nederlandse motorenfabrikanten wisten op hun beurt vrij makkelijk op deze nieuwe markt in te spelen doordat zij, bij gebrek aan een Nederlandse octrooiwet, voor de binnenlandse markt straffeloos buitenlandse constructies en vindingen konden overnemen.

Waar Cornelis Honig zijn kennis oorspronkelijk vandaan heeft gehaald is overigens onbekend. Een mogelijke bron van inspiratie boden buurtbedrijven, die rond 1895 al petroleummotoren vervaardigden, zoals C. Steffelaar te Velzen en A.H. Oostmeijer te Zaandam. Evenmin is het exacte jaartal van de start van de petroleummotorfabricage bij Honig bekend. De oudste vermelding is een inzending op de al eerder genoemde tentoonstelling van Zaansche Landbouw en Nijverheid in 1896.
Vermoedelijk is de bij die gelegenheid geëxposeerde motor, als proefexemplaar, in de eigen smederij terecht gekomen. De eerstvolgende exemplaren, waarvan we gegevens hebben, betreffen kleine motoren van zo'n 3 pk die in de Zaanse nijverheid aftrek vinden. Omstreeks 1904 is Cornelis Honig dan vermoedelijk begonnen met het construeren en fabriceren van bootmotoren. Dit typesoort vraagt niet alleen grotere vermogens en een zwaardere uitvoering maar bijvoorbeeld ook een omkeerbeweging om de boot vooruit en achteruit te kunnen laten lopen. Ook de verbinding met de schroefas en de regeling van het toerental vereisten andere voorzieningen dan bij motoren voor stationair gebruik. De eerste vermeldingen van de bootmotoren dateren uit 1905, waarbij het gaat om vermogens uiteenlopend van 10 tot 22 pk en meer (een prospectus uit circa 1905 meldt als vermogensklassen 4 tot 30 pk).
De petroleummotor is dan in de fabrieksnijverheid al snel verdrongen door andere typen verbrandingsmotoren en later elektriciteit. Zo worden in de Zaandijkse nijverheid na 1903 geen nieuwe petroleummotoren meer geïnstalleerd. Maar als scheepsmotor weet zij zich langer te handhaven.

Cornelis Honig zal nog tot in de jaren twintig motorschuiten maken. Deze scheepsmotoren stonden in schipperskringen bekend als de 'Honigkar' (waarbij kar de gebruikelijke schippersterm voor motor is). Zij genoten een zekere faam, zij het niet altijd een even positieve: 'Honig’s patent: reparaties zonder end'. Of deze slagzin enige grond had, is niet bekend. De bewaard gebleven getuigschriften van gebruikers van Honig’s bootmotoren zijn alle zonder meer positief en prijzen de degelijkheid van het geleverde.
Van een enkele leverantie van een bootmotor is een conceptovereenkomst bewaard gebleven, die ons nader informeert over de voorwaarden, prijs en dergelijke. In 1908 kwam Cornelis Honig met de Zaandijkse expediteur R. Bets Pz. de levering van een verticale petroleummotor overeen. Bij deze motor hoorde tevens een voor- en achteruitbeweging, een specifiek onderdeel van een bootmotor dat het nodige constructieve vernuft vereiste. Verder was een schroefkoker, een stalen schroef, stalen assen, collarsblok met kogelwrijving, kortom een complete voortstuwings­installatie, inbegrepen.
De motor werd geïnstalleerd in een bestaand vaartuig, waarin eerst de schroefkoker en schroef werden aangebracht. De motor (met alles erop en eraan als fundatie, wierbuis met kraan, pijpleidingen en oliereservoir) werd dan in de werkplaats van de Sociëteit ingebracht.
Aan service en onderhoud was ook gedacht: de persoon die belast werd met de behandeling van de motor kreeg kosteloos onderricht tijdens het stellen van de motor terwijl een bekwaam monteur gedurende twee weken mee zou varen (Waarbij uitgegaan werd van een werkweek van 63 uur). Deze was verplicht alle gewenste inlichtingen omtrent de behandeling der motor te verschaffen. Tot slot gold een garantietermijn van twaalf maanden (een prospectus enige jaren eerder meldt een termijn van zes maanden) op fouten en gebreken in de constructie en materialen. Deze garantie was kosteloos als de schade in Zaandijk gerepareerd kon worden, anders moesten de reis- en verblijfskosten van de monteur vergoed worden.
Het petroleumverbruik werd gesteld op 0.5 liter per p.k. uur. Uit een eerdere tevredenheidsbetuiging van de firma Van Dijk & Allan weten we dat hun motor van 3 pk circa een liter per uur verbruikte, wat weinig lijkt vergeleken bij de opgave van 4 liter voor een machine van 10 pk, zoals vermeld in de prospectus uit 1905. Dit verbruik (1 liter per uur bij een vermogen van 3 pk) werd door Cornelis Honig bij een latere levering ook gegarandeerd. De bewaard gebleven tevredenheidsbetuigingen vermelden in diverse gevallen het zuinige gebruik (onder de door de fabrikant opgegeven norm), de betrouwbaarheid en de makkelijke bediening. De koopsom van een bootmotor van 20 pk, inclusief montage en alle toebehoren, bedroeg  f 2500. Tweederde van dit bedrag moest worden voldaan bij oplevering, het restant zes maanden later.

Heel groot is het bedrijf van Cornelis Honig nooit geweest. De fabricage van petroleummotoren heeft vermoedelijk wel mede een impuls gegeven tot uitbreiding van het personeel. De werkgelegenheid nam toe van vier personen, in 1896, tot dertien man vijftien jaar later. In 1916 was echter het personeelsbestand weer teruggelopen tot tien. Van uitbreiding van de bedrijfsgebouwen is niets bekend. Modernisering van de installaties vond, voor zover na te gaan, ook slechts op zeer bescheiden schaal plaats. Pas in 1920 maakte de oude aandrijfinstallatie, de eigen gemaakte petroleummotor uit 1896, plaats voor twee elektromotoren met tezamen hetzelfde vermogen.6

Men krijgt de indruk dat Honig, afgezien van de ontwikkeling van zijn eigen petroleummotor, geen echt expansieve ondernemer is geweest, wat door een zegsman die hem gekend heeft wordt bevestigd. Cornelis Honig was op en top ambachtsman - die zich uitleefde in zijn werk - en geen zakenman. Expansie buiten de Zaanstreek is, voor zover bekend, nooit nagestreefd. Uiteindelijk heeft hij zijn vinding (wat dit inhield wordt niet vermeld) aan de al eerder genoemde motorenfabriek van Van Rennes overgedaan.7
De smederij sukkelde zo'n beetje door, vermoedelijk tot circa 1926. Toen Cornelis Honig in 1931 overleed, net toen hij aan zijn pensioen toe was, was de Sociëteit al vergane glorie. Het gebouw werd voor het laatst gebruikt door L. Poulain totdat de bouwval omstreeks 1965 een prooi werd der vlammen.

petroleummotor
Een zojuist gereed gekomen, grote liggende motor, achter de smederij, omringd door het personeel (omstr. 1912), vijfde van links: C. Honig Czn.
Overzicht van de door de firma Cornelis Honig geleverde petroleummotoren
Jaar Firma vermogen
in pk
1898 Van Dijk & Allan, stoomdrukkerij, Westzaan 3
1899 W. Avis, blauwselfabriek, Westzaan 3
1900 A. Dekker & Co., koffiestroopfabriek, Westzaan 3
1902 S. Bakker Jz., stoomdrukkerij, Koog-Zaandijk 3
1902 A. Kroese, houtzagerij, Zaandijk -
1904 Joh. de Leeuw, Schoorldam 3
1905 A. Schut, meelmaalderij/koopman, Krommenie, bootmotor 18
1905 Schroefbootdienst Westzaan, bootmotor -
1905 W. Leeuw Pz. Twisk 10
1905 R. Bets Pz., expediteur, Zaandijk, bootmotor 20
? C. Slijkerman, motorschipper, Warmenhuizen -
1906 R. Bets Pz., expediteur, Zaandijk, bootmotor 20
1911 A.J. Snelleman, Stoomboot-motordienst Zaanstreek-Utrecht, Zaandam, bootmotor 20
1912 R. Bets Pz., expediteur, Zaandijk, bootmotor 24
1914 R. Bets Pz., expediteur, Zaandijk, bootmotor 24
1914 C. Koper, schipper, Egmond, bootmotor 10
1915 A.J. Snelleman, Stoomboot-motordienst Zaanstreek-Utrecht, Zaandam, bootmotor 28
1915 F. Huisman Az., kolenhandel, Zaandam, bootmotor 28
1923 N.V. Oliefabrieken T. Duyvis Jz. Koog a/d Zaan, motortankscheepje Linum -
1926 ? Visser en Co., hei-onderneming, Zaandijk -

Noten:

1 Voor het grootste deel betreft dit documentatie en foto's in het bezit van familieleden, te weten Nico Aten te Amsterdam en Mevrouw C. van der Wiele—Walig, te Zaandijk (waarvan de gegevens mij ter beschikking zijn gesteld door bemiddeling van Klaas Woudt te Zaandijk).
Alle genoemden dank ik voor hun medewerking, evenals Simon Honig te Doesburg.

2 G. Oosterbaan, De smederij en het pauwenhok, De Typhoon - 17 juni 1971

3 Uit de periode dat Jan Honig eigenaar was van de Sociëteit der IJzersmederij (1883-1889) is nog bedrijfsarchiefmateriaal bewaard in het Familiearchief. Dit materiaal is voor dit artikel niet gebruikt.

4 Volgens het bevolkingsregister van Zaandijk is Cor Honig in de periode tot 1890 niet buiten zijn geboorteplaats gevestigd geweest.

5 Over zijn inzending zijn noch in de catalogus noch in de tentoonstellingsverslagen, gepubliceerd in de Zaanlandsche Courant, nadere bijzonderheden vermeldt.

6 Gemeentearchief Zaanstad, Gemeenteverslagen Zaandijk 1891-1935

7 Bij het Nederlands Octrooibureau (Nederland kent sinds 1913 weer een octrooiwet) te Rijswijk is geen octrooi op de naam van C. Honig Cz. bekend.