Met Stoom - Nummer 18 - december 1994
Door J. Kingma
Het is mij als amateur industrieelarcheoloog en anglofiel opgevallen dat er in Nederland betrekkelijk weinig over Engeland is gepubliceerd met betrekking tot het hergebruik van oude fabrieken. Engeland is als bakermat van de stoommachine, de spoorwegen en de machinale textielindustrie goed bekend. De grote belangstelling van de Engelsen voor hun verleden geldt in ons land vaak als een voorbeeld van de Britse excentriciteit. Maar voor mensen met belangstelling voor Industriële archeologie is het Verenigd Koninkrijk een onuitputtelijke bron van ontdekkingen.
Brown & Pank warehouse, Northampton. Dit uit 1877 daterende pakhuis is gesloopt om plaats te maken voor een parkeerplaats.
(Uit: Bright Future; foto National Monuments record) |
In Engeland zijn veel organisaties betrokken bij behoud, restauratie en hergebruik van industriële objecten. De bijna vijfenzeventig jarige Newcomen Society voor de bestudering van de geschiedenis van de techniek is mede opgericht als een behoudsvereniging. De professionele beoefenaren van de industriële archeologie zijn verenigd in de Association for Industrial Archeology. (Een groep van ruim veertig leden van de Newcomen Society maakte in het voorjaar van 1994 een excursie door Nederland en bezocht daarbij ook de Zaanstreek. Momenteel bereidt ook de Association for Industrial Archeology een dergelijk bezoek voor in het voorjaar van 1995)
Er zijn veel lokale verenigingen en stichtingen die zich met behouds en documentatiewerk van industrieel erfgoed bezig houden. Verder is er nog de 'Society for the Protection of Ancient Buildings' die in de vorige eeuw door de bekende kunstenaar William Morris is gesticht en zelfs de 'National Trust', vooral bekend als beheerder van de vele adellijke landhuizen doet aan het behoud van industriële monumenten. Een nieuwkomer op dit gebied die meteen fors aan de weg timmerde was 'SAVE Britain’s heritage'. Aan de hand van een bespreking van enkele van hun publicaties wil ik wat meer over SAVE vertellen.
In 1974 was er in het Victoria & Albert Museum te Londen een tentoonstelling over verdwenen en bedreigde landhuizen 'the destruction of the country house'. De presentatie was voor die tijd spectaculair o.a. omdat elementen van moderne reclametechniek niet werden geschuwd. Een van de inrichters van deze tentoonstelling was Marcus Binney, die architectuurjournalist was bij het blad ‘Country Life’. Samen met andere jonge enthousiastelingen richtte hij in 1975 een actiegroep op, die met grote deskundigheid de media en de publieke opinie bespeelde: SAVE Britain’s heritage.
In 1977 volgde de tentoonstelling 'Change and decay; The future of our churches'. Daarna volgden o.a. de tentoonstellingen ‘Off the rails’ over spoorwegarchitectuur en 'Dark satanic mills' over de textielindustrie in het Pennine gebergte.
SAVE fungeert momenteel vooral als een aanspreekpunt voor lokale behoudsverenigingen die de mankracht en ervaring missen om een behoudsproject tot een goed einde te brengen. SAVE is bij een reeks spectaculaire industriële behouds- en hergebruikprojecten betrokken geweest, zoals het Temple Meads station in Bristol en Battersea Power Station en New Concordia Wharf in London.
Het eerste decennium van SAVE is beschreven in 'Our vanishing history'. Dit boek leest als een spannend jongensboek. Over het hergebruik van industriële gebouwen is een aparte monografie verschenen 'Bright Future'. De omslag wordt gevormd door een foto van de restauratie van een gebouw dat ik enige jaren geleden tussen de regenflarden meende te herkennen als een combinatie van een fabriek, de St. Pietersbasiliek in Rome en een landhuis: de Bliss Tweed Mill ten noorden van Oxford. Het boek is een mengeling van verslagen van geslaagd hergebruik van fabriekspanden, van mogelijkheden voor hergebruik van bestaande leegstaande panden en gruwelijke voorbeelden van sloop. Het is een prachtig lees- en kijkboek in de ouderwetse zin van het woord.
De oorspronkelijke Gideonsbende behoort nu tot het Engelse establishment, maar SAVE is niet van karakter veranderd. In 1991 werd een handleiding voor plaatselijke actiegroepen uitgebracht: 'The SAVE Britain’s action guide'. Er kan uit geleerd worden hoe een actiegroep moet worden gevormd. En hoe de media, de publieke opinie en de politiek beïnvloed kunnen worden en welke wettelijke mogelijkheden er in Groot Brittanie zijn te benutten. In 18 korte hoofdstukjes wordt aan de hand van casehistories uiteengezet op welke manier specifieke objecten kunnen worden behandeld. De gekozen voorbeelden gaan van landhuizen tot pubs, van fabrieken tot theaters en van marktgebouwen tot ziekenhuizen.
Uit de geschiedenis van SAVE waren voor de Nederlandse situatie de volgende lessen te trekken.
Van groot belang is het feit dat er een landelijk aanspreekpunt is, dat plaatselijke groepen kan ondersteunen. Belangrijk is verder:
Minister Hedy d’Ancona heeft in 1991 de gelukkige gedachte gehad gelden beschikbaar te stellen voor dergelijk centrum: het projectbureau Industrieel Erfgoed 'PIE'. Het projectbureau is gevestigd in Zeist en staat onder leiding van drs. Hildebrand de Boer.
Het enthousiasme van PIE doet niet onder voor dat van SAVE. In korte tijd heeft PIE een groot aantal projecten gerealiseerd en een nog groter aantal is nog in uitvoering. De projecten hebben betrekking op inventarisatie van onroerend en roerend industrieel erfgoed, het oprichten van een pandenbank industrieel Erfgoed, voorlichtingsprojecten, het instellen van een leerstoel industriële archeologie en onderzoek naar de mogelijke rol van de industriële archeologie in het toerisme.
Door de instelling van een uitgebreide raad van advies heeft men een breed draagvlak in de samenleving gecreëerd. Een lopend project heet 'Regionale voorbeeldstudies' en heeft o.a. betrekking op de Zaanstreek. Men hoopt tijdens een internationale conferentie in mei 1995 de uitkomsten van de regiostudie over de Zaanstreek te kunnen publiceren.
Eind november werden drie uitgaven van PIE gepresenteerd in Maastricht op een congres over herbestemming van oude fabrieken.
Tijdens deze presentatie spraken o.a. staatssecretaris A. Nuis en dr. A.G. Rinnooy Kan, voorzitter van het VNO. Beiden hadden duidelijke interesse in het behoud van industrieel erfgoed. Nuis doorspekte zijn toespraak met citaten van de schrijvers Willem Elsschot en Rudy Kousbroek. Rinnooy Kan wees op de waarde van industrieel erfgoed in het economische verkeer.
Het eerste boek dat werd gepresenteerd was 'Herbestemming industrieel erfgoed in Nederland' onder redactie van Peter Nijhof en Ed. Schulte.
Na een inleiding over hergebruik en herbestemming en een theoretische onderbouwing van de mogelijkheden van hergebruik volgen een aantal voorbeelden van recent mislukte hergebruikprojecten, zoals het Enschedé complex in Haarlem en de machinefabriek Begeman in Helmond. Vervolgens komt een groot aantal geslaagde vormen van hergebruik aan de orde zoals het voormalige hoofdpostkantoor in Amsterdam dat 'Magna Plaza' werd, de pakhuizen aan het Amsterdamse Entrepôtdok die door het bouwfonds Nederlandse gemeenten tot appartementencomplexen werden verbouwd en natuurlijk de rijstpellerij 'Hollandia' in Wormer. Tot slot volgt een serie projecten waar nog naarstig naar hergebruikmogelijkheden wordt gezocht, zoals voor de rijstpellerij 'Mercurius' in Wormer.
De theoretische inleiding van Ed. Schulte is prikkelende literatuur. Hij stelt o.a. dat krakers ertoe hebben bijgedragen dat het behoud van oude fabrieken een politieke zaak werd. Verder wijst hij op de belangrijke rol die het Nederlandse beleid op het gebied van de volkswoningbouw speelt bij het vernietigen van uitgediende fabrieksgebouwen.
De centrale hal van het winkelcentrum Magna Plaza |
Rijstpellerij 'Mercurius' in 1992. Het zoeken naar herbestemming is nog in volle gang, maar de tijd dringt, betonrot eist zijn tol.
Foto Henk van 't Loo |
In Nederland is bij voortduring gezocht naar nieuwe bouwlokalisaties i.p.v. een beleid van opwaarderen, verbeteren en onderhouden van de bestaande woningvoorraad. Pas na druk van de bevolking kwam een beleid van stadsvernieuwing en stadsherstel tot stand.
Ik heb al eens eerder gesteld dat boeken over het hergebruik van gebouwen op het nachtkastje van elke gemeentebestuurder, makelaar en projectontwikkelaar horen. Nu zou ik er aan toe willen voegen dat ze ook regelmatig overhoord moeten worden over dit boek.
Ik denk dat in ieder geval staatssecretaris Nuis dit examen zal halen. Zijn enthousiasme voor industrieel erfgoed kwam tot uiting in een toezegging na het aflopen van de subsidie voor PIE in januari 1996, te zoeken naar wegen om bepaalde functies en projecten nog verder te financieren.
Dezelfde dag werd ook gepresenteerd 'Oude fabrieken Nieuwe functies, een publicatie die verspreid zal worden onder 'doelgroepen die bij herbestemmingprocessen zijn betrokken'. Deze uitgave heeft de functie het maatschappelijk draagvlak voor hergebruik zo groot mogelijk te maken. Na een aantal korte inleidingen van deskundigen volgen tien projecten, waaronder 'de Adelaar' in Wormerveer en 'Mercurius' in Wormer. Voor mensen die enthousiast zijn geworden voor hergebruik van industrieel erfgoed heeft PIE een 'Handleiding herbestemming van Industrieel Erfgoed' gemaakt.
En ten slotte werd op deze dag ook het eerste exemplaar van de Almanak voor Industrieel erfgoed aan staatssecretaris Nuis aangeboden.
In Engeland is hergebruik van oude fabrieken al een vorm van 'big business' geworden. Deze zomer bezocht ik het complex 'Dean Clough' in Halifax in midden Engeland. Dit fabriekscomplex is gebouwd tussen 1840 en 1870 door de familie Crossley en het was een van de grootste tapijtfabrieken ter wereld waar rond 1900 zo'n 5000 mensen werkten. In 1982 werd de fabriek gesloten en voor een betrekkelijk gering bedrag gekocht door Ernst Hall. Deze vierenzestigjarige Engelsman had een opleiding gehad als concertpianist, maar in 1954 besloot hij in de textiel te gaan. Daarin had hij veel succes. Nadat hij in 1983 Dean Clough kocht, werd het complex beetje bij beetje geschikt gemaakt voor hergebruik. Deze zomer waren er 200 bedrijven en instellingen in gevestigd, waar 3000 mensen werken! En grote delen van het fabriekscomplex worden nog gerenoveerd.
Het restauratie- en herbestemmingsproces van de tapijtfabriek 'Dean Clough' is nog in volle gang.
Foto J. Kingma, zomer 1994 |
Er waren verzekeringskantoren, TV-studios, meubelwerkplaatsen, een drukkerij, het douanekantoor, universiteitsafdelingen, een fitness centrum, accountantskantoren, etc. Heel belangrijk is ook een groot aantal voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals de ‘Yorkshire Youth and Music’ muziekschool, de Henry Moore Sculpture Trust beeldhouwstudio, de Crossley Gallery voor de expositie van moderne kunst, een avant-garde theater, galleries en studio’s voor artiesten enz.
Dean Clough presenteert zich als 'a practical Utopia'. Jeremy Hall, zoon van de eigenaar en werkzaam als managing director, verzekerde mij dat de rentabiliteit van het complex uitstekend was. Jeremy Hall was van beroep Jazz saxofonist. In Dean Clough zit dus muziek, ook omdat vader en zoon Hall nog regelmatig optreden als musicus.
Ernst Hall werd in 1993 in de adelstand verheven. Marcus Binney, de drijvende kracht achter 'SAVE Britain’s heritage' was hem daarin voorgegaan. Het hergebruik van oude fabrieksgebouwen heeft hiermee de maximale maatschappelijke erkenning gekregen die in het Verenigd Koninkrijk mogelijk is.
In Nederland heeft alleen de Zweed Magnusson met zijn Magna Plaza de status van Dagobert Duck bereikt. Hergebruik van gebouwen in Nederland is nog een zaak van Robin Hoods, zoals Hildebrand de Boer en Willy Wortels zoals Ed Schulte.
Nederlandse gemeentebestuurders en projectontwikkelaars leggen nog steeds een hardnekkige voorkeur aan de dag voor kantoorkolossen in weidegebieden. Dat de enige functie hiervan leegstand wordt, dringt slechts langzaam door. De kans is groot dat buitenlandse projectontwikkelaars wel kansen zien voor hergebruik van oude industriële gebouwen. Ik hoop dat gemeentebestuurders hen dan behulpzaam zullen zijn bij het verwezenlijken van hun plannen.
Op het symposion in Maastricht formuleerde Prof. F. Seyffert het zo: "Oude fabrieken zijn net als Bach en Mozart een onderdeel van onze cultuur en ze bepalen mede ons welzijn".
Overigens legde hij in zijn betoog ook uit waarom hergebruik vaak goedkoper en rationeler is dan sloop en nieuwbouw. Hij pleitte daarom voor praktisch idealisme bij het behoud van oude fabrieken. Ik hoop dat in Nederland er ook verschillende praktische Utopia's komen. De dadendrang van PIE zal hier mogelijk het fundament voor leggen. De vier nieuwe publicaties vormen hiervoor een uitstekende bijdrage.
De boeken zijn te bestellen in de boekhandel of rechtstreeks bij SAVE Britain’s heritage, 68 Battersea High Street London SW1 1 3HX
Bij PIE , Postbus 948, 3700 AX Zeist zijn te bestellen: