Met Stoom - Nummer 36 - zomer 2000

Van oliekoeken tot kalvermelk

Wessanen en het ontstaan van de Nederlandse bio-industrie

De heer Verspyck, voorzitter van de directie van de onderneming die toen nog Wessanen's Koninklijke Fabrieken heette, zag het als volgt: “het grasland bracht de inwoners van Nederland tot veeteelt en het wintervoer voor de veestapel, de koek, was de oorspronkelijke aanleiding voor de olieslagerij in Nederland.” Het is een originele kijk op de industrie van de olieslagerij. De olie was immers het kostbaarste product dat met het persen van oliehoudende zaden gewonnen werd. De koeken waren een bijproduct, die men aan de veehouderij bleek kwijt te kunnen. Dat de heer Verspyck in de jaren vijftig deze denktrant volgde, is echter wel te verklaren; van een bijproduct was veevoeder voor Wessanen een van de belangrijkste producten geworden. Met behulp van kunstmelk voor mestkalveren, een revolutionair nieuw product, slaagde het bedrijf erin te groeien van een typisch Zaans familiebedrijf tot een internationale onderneming.

Door Vibeke Kingma

Oliemolen Het Fortuin

De eerste banden tussen Wessanen en de veeteeltindustrie dateren van 1839. Toen kocht het bedrijf zijn eerste oliemolen aan en deed het zijn eerste stappen in het bedrijf van de olieslagerij. De olieslagerij in Noord Holland was al eind l6de eeuw opgekomen en kwam in de Zaanstreek tot bloei in de l7de eeuw. Na de drooglegging van de Beemster was koolzaad uitgezaaid om de nieuwe grond te ontzilten. De oogst van het zaad kwam terecht bij de Zaanse oliemolens. Met behulp van de techniek van de oliemolens kon men een hoger percentage olie uit de zaden persen. Olie kwam daardoor in grotere hoeveelheden op de markt en werd voor een groter publiek bereikbaar. De olie werd in huishoudens gebruikt voor olielampen en in de keuken. De vraag naar olie steeg en daarmee ook het aantal oliemolens in de Zaanstreek. Door het stampen van de heien in de molen werden de zaden gescheiden in een vloeibaar en een vast deel. Dat vloeibare deel was de olie, het vaste deel de koek. Deze zgn. “voorslag-koeken” zijn nogal hard. Door ze opnieuw te breken en te persen ontstond een zachtere variant, de “naslag-koeken”. Deze koeken, in de murwe of halfzachte variant, vonden hun afzet als veevoeder.

Wessanen & Laan, opgericht in 1765, was oorspronkelijk een zaadhandel. Naast mosterdzaden verhandelde de firma hennep-, lijn-, maan- en karwijzaad. Het meeste werd verdiend op kanariezaad, dat met mudden tegelijk de deur uitging. In eerste instantie werd de handel uitgebreid met nieuwe producten; rijst en kaas kwamen erbij. Pas in 1839 maakt de firma de overstap van handelsbedrijf naar industrie, met de aankoop van oliemolen Het Fortuin. In de volgende jaren werden al snel vijf nieuwe oliemolens en een pelmolen aangekocht. De nadruk kwam steeds meer te liggen op de verwerking van grondstoffen tot halfproducten in plaats van op de handel. In 1857 bouwde Wessanen stoomoliefabriek De Tijd. In 1861 werd meelfabriek De Vlijt opgericht. Bij het 100-jarig jubileum in 1865 beschikte Wessanen over twee stoomfabrieken, vijf oliemolens en drie pelmolens. Inmiddels waren er meer dan 100 mensen in dienst.

De oliemolens en stoomoliefabriek van Wessanen verwerkten vooral lijn- en raapzaad. De oliekoeken werden oorspronkelijk met behulp van de heien in de molen zachter gemaakt, waarbij de zogenaamde murwe lijnkoeken gemaakt werden. In de stoomoliefabriek werden die stampers vervangen door persen. In 1895 werden hydraulische persen aangeschaft. Daarmee kon meer olie uit de zaden worden gewonnen, maar zij produceerden uitsluitend voorslag-koeken. Met behulp van speciale Anglo-Amerikaanse naslagpersen maakte men toen de halfzachte en murwe lijnkoeken. De veekoeken werden op provinciale markten rechtstreeks aan de fouragehandel verkocht. Uit de l9de eeuwse verkoopboeken van Wessanen blijkt, dat de klanten in het hele land zaten, met een concentratie van klanten in Noord- en Zuid-Holland.

Aan het begin van de 20ste eeuw waren bij de veeboeren al een aantal kenmerken van veevoer bekend. Men ging er toen van uit dat men varkens kon vetmesten op maïs, gerst, rogge of aardappelen. Een koe gaf meer melk als men haar lijnmeel, lijnkoek, grondnoten­meel of sojaolie voerde. Samengestelde veevoeders kende men niet. Wel bleek Wessanen ook de afvalproducten van haar meelfabriek, kwijt te kunnen aan de boeren; gort en gries werden aan de varkens gevoerd en zemelen en pulp aan de runderen. Langzamerhand ging men bij Wessanen de bijproducten van oliefabriek De Tijd en meelfabriek De Vlijt samenvoegen. Men ging over tot de fabricage van zeer eenvoudige rundveekoekjes in De Tijd. De veevoederfabricage werd echter steeds meer verfijnd. Boeren gingen de noodzaak van het gebruik van mengvoeder inzien en de vraag steeg. In 1938 werd daarom mengvoederfabriek De Pijl overgenomen, die werd omgedoopt tot De Ster.

De Ster
Foto Gemeente Archief Zaanstad

In het begin van de jaren dertig (de crisisjaren) ging het enige tijd zeer slecht met de verkoop van oliekoeken; de prijzen daalden onrustbarend. In 1935 werd daarom een koekenkartel opgericht tussen de verschillende producenten. Dit werkte enige jaren, tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Veel Zaanse bedrijven gingen echter in de crisis ten onder. Alleen de oliefabrieken van Kaars Sijpestijn, Crok & Laan, Bloemendaal & Laan, Duyvis, Adriaan Honig en Wessanen hielden stand. In de eerste jaren na de oorlog waren grondstoffen schaars en werden ze via een bonnensysteem door de overheid verdeeld.
De situatie in de olie- en vettenindustrie was inmiddels ingrijpend veranderd. Voor de oorlog werden aan de Zaan enorme hoeveelheden lijnzaad uit Argentinië verwerkt. In dat land was echter door Peron in de oorlogsjaren een industrialisatiepolitiek gevoerd en men had zelf de verwerking van haar oogsten ter hand genomen. De in Argentinië geproduceerde lijnolie en lijnkoeken werden vervolgens tegen zeer lage prijzen op de Europese markt gebracht. Deze concurrentie betekende het einde van de verwerking van lijnzaad aan de Zaan.
Vanwege het gebrek aan grondstoffen werd men gedwongen steeds meer te gaan mengen.

De mengvoeders bleken goed aan te slaan in de veehouderij. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog maakte de mengvoederindustrie grote ontwikkelingen door. Veehouders gingen letten op de toevoeging van eiwit, vet, vitaminen en mineralen in de voeding. In plaats van 4 tot 5 grondstoffen, diende men er in De Ster 12 te gaan mengen om een mengvoeder te produceren. Oliefabriek De Tijd werd deels ingericht om de benodigde vitaminen en mineralen te produceren.
De toevoegingen hadden grote gevolgen; in 1925 produceerde een Nederlandse kip gemiddeld 130 eieren per jaar. In 1940 waren dat er 150 en in 1955 was dat al opgelopen tot 220 tot 230 per jaar.

Koeken persen in De Ster omstreeks 1955
Foto Gemeente Archief Zaanstad

Om deze producten aan de man te brengen, moest de verkooporganisatie van Wessanen veranderd worden. In plaats van een handelaar, die enkelvoudige producten als lijnkoek, cocoskoek, zemelen en voerhavermout verkocht, moest het bedrijf zich gaan profileren als kenner op het gebied van vee en veevoeding. Daartoe werd in de Wijde Wormer een proefboerderij geopend. Daar werden de nieuwe producten uitgebreid op vee getest, met behulp waarvan de goede resultaten van de producten werden aangetoond.

Na uitgebreide research op deze proefboerderij kwam Wessanen in 1955 met een revolutionair nieuw product op de markt. Men vond een procédé uit, waardoor melkpoeder verrijkt kon worden met melkvreemde vetten. Dit resulteerde in een speciale fokmelk voor kalveren, die goedkoper was dan zuivere koemelk. De fokmelk werd gefabriceerd onder de namen Fokkamel en Nukamel en was een groot succes. De capaciteit moest voortdurend uitgebreid worden om aan de vraag te kunnen voldoen. Het nieuwe product gaf de stoot tot de Europeanisering van het bedrijf. Omstreeks 1961 werden kalvermelkfabrieken geopend in België en Frankrijk, in 1965 en in 1967 fabrieken in Italië en in 1971 een fabriek in Spanje. Er werkten in 1965 inmiddels 2100 mensen hij Wessanen.

Tenslotte ging Wessanen ook zelf kalveren, varkens en kippen houden, in de stallen van contractanten. Ook ging men er toe over slachterijen en aanverwante bedrijven over te nemen, zoals de Nieuwe Vlees Combinatie en de Darmenhandel Twente. Ook werden enkele zuivelfabrieken ingelijfd. Het werd echter steeds moeilijker om een goede omzet te behalen in de agrarische sector, wat volgens Wessanen met name te wijten was aan de strengere EEG-regelgeving. Omdat het beleid van Wessanen gericht was op een verdere uitbreiding van de consumentenproducten in de levensmiddelensector en vanwege de Europese regelgeving, trok Wessanen zich aan het eind van de jaren zeventig en in de jaren tachtig terug uit de agrarische sector. De kunstmelkactiviteiten, de kalvermesterij, slachterij, vleesverwerking en vleeshandel werden stilgelegd of verkocht. In plaats daarvan ging men belangen opbouwen in Amerika, waar in eerste instantie fabrieken op het gebied van zuivel en consumptie-ijs en later andere levensmiddelenfabrieken overgenomen werden.

Wessanen heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld van een handelsbedrijf tot een veredelaar van grondstoffen, een fabrikant van halfproducten, tot een producent van op de consument gerichte eindproducten. Veevoeder heeft in de ontwikkeling van Wessanen een belangrijke rol gespeeld. Het bedrijf heeft vanaf het begin haar afzet ook buiten de Zaanstreek gezocht. De proefboerderij in de Wijde Wormer is het duidelijkste voorbeeld van contact tussen Wessanen en Zaanse agrariërs.

Bijschrift bij deze foto die een artikel over De Tijd illustreerde: “Boer Thijssen in Luyksgestel (NB) mestte een kalf met Nukamel. U ziet 't beestje hier met Mevr. Thijssen en drie van haar kinderen op de foto. De Heer Thijssen verdiende aan dit kalf niet minder dan fl. 223,50! (0f onze “Nukamel” ook goed is!).

Literatuurlijst