Ooit was Wessanen's Koninklijke Fabrieken N.V. een van de belangrijkste bedrijven in de Zaanstreek. Nu is de naam Wessanen nog wel te vinden op de koerslijsten van de Amsterdamse beurs, maar activiteiten in en rond Wormerveer - bakermat van het concern - zijn er niet meer.
Door Cees van Dalsem
Kort geleden kwam het bericht, dat ook Brokking, sinds een aantal jaren eigenaar van de vroegere veevoerfabriek ‘De Ster’ van Wessanen aan de Noorddijk, de poorten gaat sluiten. Dat betekent ter plaatse het einde aan een activiteit waarin Wessanen jarenlang zowel nationaal als internationaal een toonaangevende rol speelde.
De proefboerderij in Wijdewormer ±1957. Links de grote kippenstal, in het midden de rundveestal en de open loopstal en rechts van boven naar beneden het woonhuis, de kalverstal, de varkenstal en de mestkuikenstal. |
Als bewijs toont hij een krant uit 1965, waarin de kop: Kippen in moderne hokjes hebben geen last van flatneurose. Inmiddels weet men beter en heeft de ‘legbatterij’ geen
ereplaats verworven in het leerboek der dierverzorging.
Wat kippen betreft verbleven er op ‘Reigersbosch’ gemiddeld 3000 dieren. In verschillende hokken kregen zij verschillende soorten voer. Ruim de helft verbleef in redelijk ruime hokken, in tomen van 100 stuks. Die hadden een betrekkelijk goed leventje (volgens het beperkte kippenverstand).
Kippen in de legbatterij |
Mestkuikens in een strooisel van houtmot |
Met slachtkuikens ging het al weinig anders. Ze werden omschreven als ‘luie en vadsige wezens.’ Dat waren overigens niet direct aangeboren eigenschappen: er werd alles aan gedaan om ze lui en vadsig te maken en te houden. Zo konden ze in acht weken van eendagskuiken worden opgefokt tot een mals stukje kippenvlees van 12 ons.
Luiheid en vadsigheid werden ‘aangekweekt’ door ze bij hun komst te stoppen in hokken met een temperatuur van 35 graden Celsius. Elke week werd het iets ‘kouder’, maar door hun groeiend verenpak merkten de kuikentjes daar weinig van. Bij hun aftocht naar de slachterij was het altijd nog 20 graden.
Hoe luier het kuiken leeft, des te malser is het vlees, zo was het motto. Daarom werd er ook alles aan gedaan om te voorkomen, dat het dier met zijn broertjes aan het vechten zou slaan.
Alle raampjes van de hokken werden rood of blauw geschilderd om zonnestralen buiten te houden. In het directe zonlicht zouden ze jeuk kunnen krijgen en gaan pikken. Als daar bloed bij zou vloeien zouden ook andere kippen het figuurlijk op hun heupen kunnen krijgen en zouden de veren in het rond vliegen. Eerdergenoemde Reitsma zag al een toekomst van kippenhokken zonder ramen. Dan leven ze alleen bij kunstlicht. De vitaminen die de dieren nodig hebben zitten in het voer.
Bij Wessanen dacht men ooit, dat er grote konijnenfokkerijen zouden kunnen komen. Vandaar de proeven om deze dieren snel vet te mesten. Van huppelende beestjes in het malse gras was geen sprake. Ze krijgen hier geen sprietje gras, zo werd er trots medegedeeld, Alleen maar gemengd voer. En toch wegen ze na 10 weken reeds 2,5 kg. Voor zover bekend was Wessanen het enige bedrijf in Nederland waar konijnen geen gras meer kregen.
Wil Davids nu: Bedrijfsmatig konijnen houden was als je terugkijkt natuurlijk veel te kleinschalig en arbeidsintensief. Voor een paar kilo vlees moest je heel wat handelingen verrichten. Die tijd kon je beter besteden aan varkens.
Er werd precies genoteerd met welke soort en hoeveelheid voer een varken het meest in gewicht toenam. |
De mestvarkens hadden zowel een binnen als een buitenhok. |
Aan het gedrag van de dieren in relatie tot hun huisvesting werd niet of nauwelijks aandacht besteed. Dat kwam pas later, vertelt Davids, Het welzijn van het dier stond niet op de voorgrond. Men stond er gewoonweg niet bij stil, dat het anders zou moeten.
Een belangrijke stimulans voor een huisvestingsonderzoek kwam van de Zaandijker fabrikant C.J. (Cees) Honig, die op aandeelhoudersvergaderingen van Wessanen ageerde tegen de uitbuiting van dieren. Bij het streven naar winst mag je niet uit het oog verliezen, dat men de dieren zo goed mogelijk dient te behandelen. Honig stelde zijn dividend ter beschikking om een onderzoek naar de gevolgen van de levensomstandigheden van varkens.
Dat onderzoek werd op ‘Reigersbosch’ uitgevoerd. Doel: welke huisvesting is het beste c.q. het minst nadelig voor de dieren.
Ir. J. Dammers leidde dat onderzoek. Zijn eerste probleem was dat nergens het ‘normale gedrag’ van varkens in een stal was beschreven. Daarom werden twee groepen biggen met elkaar vergeleken. De ene groep kreeg de best mogelijke omstandigheden (ruim hok met stro) toebedeeld; de andere verbleef in een z.g. flatdeck, waarbij de biggen in een vroeg stadium bij de zeug werden weggehaald.
Aan de vergelijkbaarheid werd grote zorg besteed: de moeders waren zusters, gedekt door dezelfde beer en een geplande geboorte op vrijwel hetzelfde tijdstip. Er werd zelfs een derde zusterzeug in reserve gehouden voor nog een aantal vergelijkbare biggen.
De eerste drie weken bleven de biggen bij de zeug. Daarna kwam de scheiding: een groep met de zeug in een hok met stro, de andere groep zonder zeug in de biggenbatterij.
Gedurende drie tot zes weken werd elke week op één dag 24 uur achtereen het gedrag van elke big vastgelegd aan de hand van waarnemingen om de twee minuten. Daar werden speciaal mensen voor aangenomen, herinnert Davids zich, Die mensen werden eerst beoordeeld op hun kundigheid en op het nachtwerk. Er viel een vrouw af, die ‘s nachts niet tegen de stilte kon.
Er was een speciaal ‘gedragsklavier’ ontwikkeld om het biggengedrag goed te kunnen vastleggen: elke big had een eigen nummer en 16
gedragsmogelijkheden: lopen, staan, vechten, slapen, wroeten, spelen enz. De gegevens werden via druktoetsen in een bandje geponst. Om de waarnemers wakker te houden ging er om de twee minuten een pieptoon: er moest weer waargenomen worden.
Wessanen was vooral toonaangevend bij de opfok van mestkalveren. Gijs Eikelenboom, zo vertelt Davids, was de man achter de ontwikkeling van Nukamel, afkorting van Nuchtere Kalveren Melk. Het was een meelproduct, grondstof voor het maken van een ‘babypapje’. Door een gebrek aan mineralen in de Nukamel werd kunstmatig bloedarmoede opgewekt. Daardoor leverden de kalveren het bij de consumenten zo geliefde ‘blanke vlees’. Per dag nam een kalf ongeveer een kilo in gewicht toe. Het waren overigens geen kistkalveren (meer). Op ‘Reigersbosch’ stonden de ongeveer 150 kalveren in twee rijen vrij nauwe hokken. Het kalf heeft de mogelijkheid zich te bewegen, het kan zich uitrekken en af en toe een pootje verzetten.
De proefboerderij telde 24 melkkoeien. Hiervan werden er 20 op de gebruikelijke manier gehouden. Vier dieren waren echter voorzien van een ‘pensfistel’, die het mogelijk maakte direct in de maag te kijken hoe de koe op het voer reageerde.
Door een operatieve ingreep hadden deze dieren een extra uitgang in hun pens (een van de magen) gekregen, die regelrecht door de huid naar buiten ging. Op de koeienhuid was alleen een plastic dopje te zien.
Schroefde men dat er af dan kon men rechtstreeks een monstertje nemen uit de maaginhoud. Daardoor kon de reactie op bepaalde soorten voer worden vastgesteld.
De koeien schijnen helemaal geen last te hebben van het apparaatje, schreef een krant, die als bewijs aanvoerde dat een koe er al vier jaar mee rondliep. En zij springt elke zomer weer even lustig door het weiland.
De proefboerderij trok belangstelling uit binnen en buitenland. Uit heel Europa en zelfs uit Peru kwamen
vee-deskundigen en boeren kijken hoe wij het hier deden. Het erf stond regelmatig vol met bussen, vertelt Davids, Het was ook heel uniek.
Wessanen had in die jaren in verscheidene landen (Frankrijk, België, Italië, Spanje) fabrieken van veevoer. Vooral de Nukamel was een onomstreden succesproduct.
In de jaren daarna veranderde de veehouderij in snel tempo. Wessanen ging zich meer en meer op andere activiteiten toeleggen. De proefboerderij werd in 1980 gesloten. Momenteel is het veehoudersbedrijf Van Dam er gevestigd. Davids koos voor een andere functie binnen het concern: hij werd directie-chauffeur.
Prakkers
De Zaanstreek had in het verleden verscheidene kleine handelaren in veevoer. Deze kochten granen bij de groothandel, maalden deze en maakten er diverse soorten mengvoeder van. In de volksmond werden zij wel prakkers genoemd omdat zij als het ware de voerbestanddelen door elkaar prakten om een bepaald soort veevoer te fabriceren.
|