"Ons primaire doel is, binnen de door monumentenzorg aangegeven kaders, het realiseren van betaalbare huisvesting binnen Zwaardemaker."
Paul Vreke
Directeur woningstichting Rochdale
"Waarom kiezen de mensen voor een appartement in een oude fabriek? Grote kans dat het uitstraling van zo'n monumentaal fabriekspand is dat de mensen trekt. Nou, laat dan ook zien dat het een oude fabriek is."
Ron Baltussen, architect
Hooyschuur architecten - Wormerveer
"Waar vind je, zo dicht bij het centrum langs de Zaan een woonkamer van 4½ meter hoogte in zo'n karakteristiek pand?"
Geer Karman, projectmanager ontwikkeling
BAM Woningbouw bv - Vestiging Alkmaar
"Over enige tijd staat de Zaanoever vol met moderne appartementen, dan zijn deze karakteristieke fabrieks appartementen goud waard."
Bob Kuijs, makelaar
Kuijs Reinder Kakes Makelaars - Zaandam
Het monument Zwaardemaker, de voormalige gortpellerij uit 1913 aan de Oostzijde in Zaandam, wordt het centrale punt in een grootschalige modernisering van de Oostzijder Zaanoever. Delen van het complex worden afgebroken en maken plaats voor nieuwbouw. Waar bij vroegere renovatie projecten aan diezelfde Oostzijde nog complete fabriekscomplexen werden afgebroken, is nu gekozen om markante monumenten zoveel mogelijk in nieuwbouw te integreren. Om commerciële exploitatie van het monument mogelijk te maken heeft de eigenaar een plan ontwikkeld waarin ook plaats is voor een modern appartementencomplex met zowel sociale woningbouw als vrije sector woningen.
Door Cees Kingma - Oktober 2004
De gortpellerij is gebouwd in 1913-1914 naar het ontwerp van de Rijswijkse architect B. Schelling. Het ruim 33 meter hoge, in betonskeletbouw uitgevoerde fabrieksgebouw werd gebouwd in opdracht van de N.V. Stoomgortpellerij v/h J. Zwaardemaker Hzn. Het naastgelegen fabrieksgebouw uit 1900 was te klein geworden. Op 30 januari 1913 werd, na goedkeuring door de gemeenteadvocaat, door de gemeente Zaandam een bouwvergunning verleend.
Architect Schelling werd gekozen op grond van zijn specifieke kennis op het gebied van silobouw. Aannemer was de N.V. Nederlandsche Betonijzerbouw te Amsterdam. Op 1 augustus 1914 werd het dienstverband met de aannemer beëindigd.
(bron: Monumenten inventarisatie)
Het monumentale fabrieksgebouw bestaat uit vier onderdelen:
Het geheel bestaat dus uit vier blokvormige bouwvolumes van verschillende grootte met verschillende functies. Tegen de noordgevel van de fabriek verrees in 1957 een 10 bouwlagen hoge in Neboho silosteen uitgevoerde mengsilo. Doordat het bouwjaar van deze beeldbepalende mengsilo buiten Monumenten Inventarisatie Periode (MIP) (1850-1940) valt, maakte hij geen deel uit van de bescherming die wel voor het monument geldt. Deze silo is inmiddels gesloopt.
De vier hierboven genoemde onderdelen zijn op een L-vormig grondplan opgetrokken. Naast elkaar aan de Zaan staan een 19 m hoog pakhuis van vijf bouwlagen en aan de zuidkant hiervan een zes bouwlagen tellend en ruim 23 m hoog reinigingsgebouw. Beide gebouwen zijn ruim 17 m. diep. Het pakhuis is circa 16,5 m breed, het reinigingsgebouw 14 m.
Ten oosten van het pakhuis staat, haaks op de twee eerder genoemde gebouwen, een silogebouw met een rechthoekig grondplan van 18,60 m bij 7,50 m. De hoogte van dit gebouw is 30 m. Tussen het silogebouw en het pakhuis staat een elevatortoren van 5 m bij 12 m. Dit gebouw steekt met 4 bouwlagen boven het pakhuis uit. De totale hoogte is 33,5 m.
Op 3 febr. 1900 delen de Burgemeester en Wethouders van Zaandam mede dat er geene bedenkingen bestaan, zooveel betreft de Algemeene Politie Verordering tegen de plannen voor het bouwen eene stoomgortpellery in de Oostzyde door de Firma J. Zwaardemaker Hz..
Links op de foto ziet u de fabriek 'Alkmaar' in vol bedrijf. Rechts staat een gedeelte van de met de bouwaanvraag meegestuurde tekening. | |
Links de nieuwe gortpellerij in aanbouw. Rechts het complete Zwaardemaker complex direct na de opening. De grote ronde tanks zijn nog niet op het dak geplaatst. |
Het gebouw is geheel uitgevoerd in gewapend beton (gietbouw). Het betonskelet is samengesteld uit kolommen die op een onderlinge afstand van circa 4,60 m hart op hart geplaatst zijn in een vierkant rasterpatroon. De kolommen worden met elkaar verbonden door betonnen liggers die de vloer dragen.
Het silogebouw is tussen de begane grond en de onder het dak gelegen verdieping onderverdeeld in 20 silo's van drie verschillende groottes, alle met een hoogte van ruim 20 meter.
Alle gebouwen zijn voorzien van een plat dak met overstek.
Het gehele complex werd gefundeerd op 1050 'bovenlandsche dennenpalen' van 15 meter lang, waarvan de bovenkant komt te liggen op 1,90 meter beneden de begane grondvloeren. De palen werden per grid in blokken geheid, waarbij langs de Zaan per blok 1 paal meer werd geslagen (13 palen per blok). Aan de Zaankant werden dikke palen gebruikt, die om de 5 à 6 gekalenderd werden.
Bij het storten van de fundatie van de silo's werd melding gemaakt van het feit dat het beton voor het eerst met machinale kracht vervaardigd werd.
Op 3 juli 1914 werd aan de Oostzijde een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een transformatorgebouw want het bedrijf kreeg in 1914 elektriciteit.
De oorspronkelijke westgevel (rechts) en de westgevel zoals die was voordat er met de renovatie werd begonnen (links). |
De zuidgevel (links) en de oostgevel (rechts) voor de renovatie. |
Het fabrieksgebouw is van algemeen belang wegens de architectonische- en cultuurhistorische waarde als een merendeels gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een gortpellerij uit de jaren '10 van de 20ste eeuw, uitgevoerd in betonskeletbouw. Het silogebouw heeft tevens constructieve waarde als een van de vroegste voorbeelden van een volledig betonnen silogebouw in Nederland. Daarnaast heeft het fabrieksgebouw situationele waarde vanwege de sterk beeldbepalende ligging aan de Zaan en ensemblewaarde in relatie tot de overige grootschalige industriële bebouwing langs beide Zaanoevers.
Op 3 juli 2001 werd Oostzijde 193 in Zaandam, de voormalige gortpellerij, opgenomen in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988. Het is dus vanaf 2001 een Rijksmonument.
Het fabrieksgebouw werd gebouwd in opdracht van de N.V. Stoomgortpellerij v/h J. Zwaardemaker Hzn.
Het ondernemersgeslacht Zwaardemaker bezat aan het einde van de 19e eeuw drie pelmolens te Oostzaandam: 'De Koning David', 'De Liefde' en 'Het Wapen van Friesland'. De familie Zwaardemaker had een vooraanstaande plaats in de Zaandamse gemeenschap; verscheidene leden ervan zaten in de gemeenteraad, terwijl de liberaal J. Zwaardemaker lid werd van de Provinciale Staten. In 1899 werd begonnen met de bouw van de stoomgortpellerij 'De Alkmaar', die in december 1900 werd geopend. Er werd begonnen met 19 medewerkers in deze toen zeer moderne fabriek. Het personeelsbestand zou nadien snel groeien. Het hierboven beschreven monument met de voor de Oostzijde beeldbepalende 32 meter hoge silo, kwam in 1914 gereed.
Het bedrijf werd streng gecontroleerd door de overheid; gort was volksvoedsel. Aan het einde van de eerste wereldoorlog werd er een bijkantoor in Amsterdam geopend, dat echter in 1930 weer werd gesloten.
In 1930 werd de naam van het bedrijf omgezet in 'Zwaardemaker's Handel en Industrie nv'. Ook werd in dat jaar begonnen met de afdeling 'Concordia' voor gemengde veevoeders. Doordat de zuivelindustrie met de produktie van gortenpap begon, bleef de gortpellerij aanvankelijk nog goed bijdragen aan de bedrijfsresultaten. Maar de grootste groei kwam van de mengvoeders. In 1939 werkten er 114 mensen bij het bedrijf.
Na de tweede wereldoorlog werd gort als goedkoop volksvoedsel al snel door andere levensmiddelen vervangen. Zwaardemaker werd nu geheel afhankelijk van de mengvoeders.
Het bedrijf werd overgenomen door concurrent Koudijs uit Den Bosch, die Zwaardemaker in 1967 sloot. De bedrijfsgebouwen van Zwaardemaker werden 1973 in gebruik genomen door G.J. van Gelder - Zaadhandel en -fabriek te Zaandam.
De zaadhandel G.J. van Gelder werd opgericht in augustus 1848 door Gerrit Jacob van Gelder (telg uit het papiermakersgeslacht van Gelder). Hij werkte tot die tijd als volontair op de afdeling fijne zaden van Wessanen en Laan. Wessanen besloot in 1848 de zaadhandel af te stoten en droeg die over aan van Gelder. Hij werkte de eerste jaren vanuit het pakhuis Amsterdam aan de Zaanweg te Wormerveer.
De zoon van Van Gelder voelde zich geen handelaar. De zaak werd daarom overgedragen aan neef Hendrik Boekenoogen. Hendrik werd opgevolgd door zijn zoon Martinus Lucas Frederik Boekenoogen. In de crisisjaren (1938) moest hij echter noodgedwongen gaan samenwerken met de firma P. De Jong Pz uit Bloemendaal. Deze firma had een fabriek en pakhuizen in Groningen en hield zich vooral bezig met de export van fijne zaden. De handel van Van Gelder in peulvruchten en vogelzaden was voornamelijk op het binnenland gericht. Hierdoor vulden beide bedrijven elkaar uitstekend aan.
In 1952 waren de pakhuizen in Wormerveer verouderd, waarna dit deel van het bedrijf werd gesloten en verplaatst naar de pakhuizen van De Jong te Groningen. Het kantoor bleef in de Zaanstreek. In Groningen volgden uitbreidingen met o.a. een nieuwe silo en door aankoop van een belendend perceel.
Ondanks de uitbreidingen te Groningen bleef de vraag naar meer opslagruimte bestaan. Daarom werd in 1973 overgegaan tot de aankoop van de opstallen van veevoederfabriek Zwaardemaker aan de Oostzijde te Zaandam. In 1977 werd een groot deel van deze opslagruimte door brand verwoest, waarna op dezelfde locatie een nieuwe opslagplaats en een expeditieafdeling werden gebouwd. Een investering van ca. 5 miljoen gulden.
Brand bij Van Gelder, Oostzijde 193. Bij de aankomst van de brandweer liet het zich ernstig aanzien. In rap tempo werden zeven autospuiten en twee blusboten opgeroepen, met een gezamenlijke capaciteit van 26.400 liter/minuut. Het vuur was moeilijk te bestrijden door de hokkige en aaneengebouwde situatie, waarbij moest worden opgepast voor instortingsgevaar. Met de nablussing waren overigens nog
verscheidene dagen gemoeid.
De restanten van de fabriek 'Alkmaar' zijn later achter een gevelbeplating verdwenen. Bij het slopen van het complex kwamen deze restanten weer tevoorschijn, inclusief de stalen kozijnen uit 1900. | |
In 1977 werd een groot deel van de opslagruimte door brand verwoest, waarna ter plaatse een nieuwe opslagplaats en expeditie afdeling werden gebouwd. Een investering van ca. 5 miljoen gulden. Dit gedeelte van het complex is inmiddels gesloopt waarbij de restanten van de fabriek 'Alkmaar' weer tevoorschijn kwamen. |
Het pand was tot het jaar 2000 in gebruik als productie- en opslaggebouw voor van Gelder (later onderdeel van het bedrijf Silberheger).
(bron: Encyclopedie van de Zaanstreek)
In 1998 werd de Woningstichting Patrimonium eigenaar van het complex.
Tot de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de omzet bij Van Gelder behaald door de handel in peulvruchten. Nadien nam de omzet van de handel in vogelzaad en fijne zaden sterk toe, terwijl in 1977 met de handel in huisdiervoeders werd begonnen.
Van Gelder hield zich bezig met het schonen en veredelen van zaden en met de handel. Een groot deel van de goederen werd geïmporteerd en weer geëxporteerd. De belangrijkste produkten in 1991 waren: fijne zaden (mosterd-, blauwmaan-, sesam-, en ander zaad), specerijen voor de voedingsmiddelenindustrie, vogelzaden en huisdiervoeders. De omzet bedroeg circa fl 25 mln. Het bedrijf richtte zich vooral op de Nederlandse en West-Europese markt, maar men handelde in principe over de gehele wereld. Circa 75% van de produkten werd geëxporteerd. In 1991 waren er 30 personen in dienst bij G.J. van Gelder.
(bron: Encyclopedie van de Zaanstreek)
In 1998 werd woningstichting Patrimonium eigenaar van het complex Zwaardemaker. Per 1 januari 2004 zijn de Bouwvereniging Rochdale en Woningstichting Patrimonium gezamenlijk verder gegaan onder de naam Woningstichting Rochdale.
Directeur Paul Vreke benadrukt dat de prioriteit van de woningstichting Rochdale ligt bij volkshuisvesting. Zo is er dus in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden van het totale complex Zwaardemaker: hoe kunnen we hierin betaalbare woningen creëren?
Hij geeft verder aan dat de kwaliteit van de omgeving ook een zeer belangrijke rol speelt. Een gebouw heeft niet alleen een binnenkant maar ook een buitenkant. Een in goede staat verkerende 'buitenhuid' van een historisch, industrieel monument verhoogt de kwaliteit van de omgeving. Rochdale realiseert zich dat ze in het geval van Zwaardemaker altijd meer klanten heeft aan de buitenkant dan aan de binnenkant van het gebouw. De beleving van het gebouw is in de wijk, waarin veel Rochdale huurders wonen, een zeer belangrijke factor: het is hun ankerpunt in de woonomgeving.
Woningstichting Patrimonium heeft zich reeds eerder gemanifesteerd aan de oevers van de Zaan. Vlak voor de eeuwwisseling werd de 'Zaanwerf' opgeleverd. Op de ongeveer 3,5 hectare grote locatie van de voormalige bedrijfsterreinen van Marvelo en Sigma ontstond de locatie die model heeft gestaan voor de ontwikkeling van het Zwaardemakercomplex. Met dit verschil dat het exterieur van dit monumentale pand gespaard is gebleven.
De uitstekende relatie met BAM afdeling 'Ontwikkeling' bij dit project was voor Rochdale de reden om opnieuw contact te zoeken met deze ontwikkelaar. BAM heeft zich vervolgens ook financieel verbonden met het project.
Werd er voor het Zaanwerf-project nog gekozen voor een ideeënprijsvraag, voor het Zwaardemaker project werd er direct contakt gezocht met een lokale architect die inmiddels z'n sporen in renovatieprojecten ook ten behoeve van volkshuisvesting heeft verdiend; Hooyschuur- architecten uit Wormerveer.
Manager woonzaken, Hans van Haastrecht, beaamt dat hij heeft moeten wennen aan de discussies met bijvoorbeeld monumentenzorg van de gemeente Zaanstad. Hij bevestigt verder dat hij "voldoende stof tot nadenken heeft overgehouden aan deze discussie". Van Haastrecht noemt het gesprek een bijdrage tot een zekere 'bewustwording' en is in voorkomende nieuwe gevallen vast van plan in een eerder stadium met de erfgoedverenigingen en monumentenzorg in contact te treden om te bekijken waar eventueel waardevolle, fabrieksspecifieke industriële elementen niet alleen van het exterieur, maar ook van het interieur behouden kunnen blijven.
De fraai uitgevoerde verkoop brochure voor de 36 'vrij indeelbare appartementen' in het Rijksmonument Zwaardemaker tonen een strakke gevel aan de Zaan. In december 2003 ontvangt de heer Karman van BAM Woningbouw bv echter de reactie van B&W van Zaanstad op de aanvraag voor herbestemming, renovatie en restauratie van het rijksmonument Oostzijde 193 te Zaandam (Zwaardemaker). Een van de door B&W genomen besluiten is dat: "de zuigermond met zwenkarm aan de Zaanzijde gehandhaafd dient te blijven".
"...de zuigermond met zwenkarm aan de Zaanzijde gehandhaafd dient te blijven...". |
Dat is een voorbeeld van een specifiek probleem waarmee je in een normale nieuwbouw of renovatie niet direct mee te maken krijgt. Een gemeentelijke monumentencommissie en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg moeten instemmen met de voorgenomen renovatie van een monument. Deze diensten stellen hun eisen vanuit een geheel andere achtergrond dan waar je bij normale bouwwerken aan denkt. Die zuigermond met zwenkarm is beeldbepalend en is een goed voorbeeld van de industriële uitstraling van pand. Dus deze dient te blijven zitten aan de Zaanzijde.
Direct na de bouwvakvakantie van 2004 loop ik met Geer Karman (projectmanager ontwikkeling) en Marco Beenakker (hoofduitvoerder) van BAM Woningbouw uit Alkmaar door het al grotendeels gestripte monument. De grote stille ruimten boezemen ontzag in. Hier en daar lekt er wat water uit half verwijderde leidingen. Met snijbranders worden fabrieksinstallaties ontmanteld. De beide BAM medewerkers vertellen enthousiast over de plannen: "Kijk eens, het is hier bijna 4,5 meter hoog, als je nu eens hier je woonkamer hebt zo direct aan de Zaan!". Later, als we boven op het gebouw staan raken ze niet uitgepraat over dat geweldige uitzicht over de Zaan.
Karman is al vanaf 1998 bij de ontwikkeling van dit plan betrokken. Veel tijd is gestoken in onderzoek naar de conditie van bijvoorbeeld, het betonskelet, de fundering en de buitenmuren. Het pand bleek in een perfecte staat te verkeren. Vervolgens moesten er plannen worden gemaakt om het pand economisch exploitabel te maken. In overleg met de architect, de gemeente Zaanstad en de makelaar werd uiteindelijk tot een bepaalde verdeling van de diverse ruimtes besloten.
De fabriek maakte voor de produktie in belangrijke mate nog gebruik van de originele mechanische installatie. De besturing daarvan was in de loop der jaren geautomatiseerd. Bij de oplevering van het gebouw aan BAM bevonden zich nog veel originele produktieonderdelen in het monument. Daaronder waren bijvoorbeeld een houten stofkast voor het schonen van de zaden van het stof, een spiraalvormige ijzeren glijbaan voor het transport van zakken en een gietijzeren oliezuiveringsmachine van de zaden.
De spiraalvormige ijzeren glijbaan voor het transport van zakken | De gietijzeren oliezuiveringsmachine van de zaden |
Het bouwteam (ontwikkelaar en architect) heeft met diverse erfgoed verenigingen en organisaties zoals het Zaans Museum contact opgenomen om te bekijken of er belangstelling was voor een deel van dit machinepark. Verder werd er met de architect bekeken of delen, zoals de zakken glijbaan in een te creëren publieke ruimte in het monument kunnen worden geplaatst.
Omdat vooraf de staat van het te verkopen koopappartement geheel omschreven dient te zijn (in een technische omschrijving en tekeningen), heeft BAM het handhaven van 'oude' inventaris van het gebouw nooit overwogen. Ook omdat vooraf de staat hiervan niet bekend was.
Op het terrein van de voormalige gortpellerij worden verder het koopappartementencomplex 'Kroonenburg' (67 appartementen) en het huurwoningen gebouw 'Houtlust' (20 huurwoningen) gerealiseerd. Het Rijksmonument Zwaardemaker moet dus worden geïntegreerd met twee strakke en moderne gebouwen die gedeeltelijk boven het monument uitsteken.
De BAM heeft vaker met dergelijke grootschalige projecten gewerkt. Het meedenken en meekijken van de diverse monumentenorganisaties is echter nieuw. De vele vergaderingen die er zijn geweest tussen de BAM en de gemeente Zaanstad hebben niet kunnen voorkomen dat de positie van de monumentenorganisaties nog niet juist worden ingeschat. Bovendien is er natuurlijk nog weinig ervaring met de reacties van bewoners in industriële monumenten. Er moet worden afgewacht hoe de nieuwe bewoners zullen reageren op de specifieke kernmerken van een fabrieksgebouw, zoals de zelfsluitende brandwerende deuren ,voorzien van oploopscharnieren met tegenwicht, die ook in het monument gehandhaafd dienen te worden.
In het gebouw zijn nog overal de goten voor de transportband te vinden. Buiten ligt inmiddels een gedeelte van de transportband klaar voor transport naar de schroot. |
Beenakker krijgt nu de opdracht de plannen, zoals die zijn uitgewerkt in de ontwikkel fase, ten uitvoer te brengen. Natuurlijk is er gedegen onderzoek naar de constructie van het gebouw gedaan, maar nu pas zal blijken of die extra vloeren en muren ook echt zo gebouwd kunnen worden. In de indeling van de woningen wordt ernaar gestreefd het raster van de constructie waar mogelijk zichtbaar te houden. Dit komt met name tot uitdrukking in de positionering van de nieuwe metal-stud wanden ten opzichte van deze kolommen.
Ook de balken, en natuurlijk ook de aansluitingen van de balken op de kolommen blijven zoveel mogelijk in het zicht. Toevoeging van isolerend materiaal in het vloerpakket vindt dan ook voornamelijk aan de bovenzijde plaats.
Na de excursie door dit pand ben ik onder de indruk van het enthousiasme en doorzettingsvermogen van deze twee BAM-medewerkers. Straks, op het hoogtepunt van de bouw, zullen er ruim 100 arbeiders op dit complex werkzaam zijn. Bouwvakkers, elektriciens, loodgieters, schilders, etc. Ik hoop dat zij zich ook zullen realiseren, net zoals Karman en Beenakker dat het Zwaardemakerproject toch wel een heel uniek project is.
Ondanks het feit dat een bedrijf als BAM uiteraard met een winstoogmerk handelt, heeft het wel degelijk de nek uitgestoken om dit project gerealiseerd te krijgen.
Ron Baltussen van Hooyschuur-architecten uit Wormerveer is ook vanaf 1998 betrokken bij dit renovatie project. Vele tekeningen en ontwerpen zijn in de afgelopen jaren bejubeld en tenslotte toch weer afgewezen. Uit het gesprek met Baltussen wordt duidelijk dat er meer dan alleen maar een 'leuke en creatieve' oplossing van een architect gevraagd wordt. Allerlei economische en commerciële afwegingen dienen in het plan te worden meegewogen. Bovendien wordt, bij de renovatie van een industrieel monument, ook gekeken naar elementen die behouden kunnen blijven om het oorspronkelijke karakter van het gebouw, een fabriek, tot uiting te laten komen.
Het is goed voorstelbaar dat het uitgangspunt van de opdrachtgever zo geformuleerd was: "Ontwerp voor dit gebouw een indeling waardoor er marktconforme woningen ontstaan die in de Zaanse woningmarkt goed verkoopbaar zijn". Het was echter niet reëel te denken dat het haalbaar zou zijn de restauratie van het monument en de verdere inrichting van het complex te financieren uit de verkoop van appartementen in het monument. Zeker niet als er ook nog de specifieke verdeelsleutel marktconform/sociale woningbouw op moet worden toegepast. Het gerestaureerde monument moest dus onderdeel gaan uitmaken van een groter opgezet plan. Een plan waarin ook nieuwbouw zou worden opgenomen. Op voorstel van Baltussen wordt het 'Marvelo-principe' basis voor de verdere uitwerking van dit plan.
Het Marvelo-principe behelst een aantal afspraken die zijn ontstaan na de afbraak van het Marvelo-complex op dezelfde Zaanoever. De nieuwbouw die daarvoor in de plaats kwam moest o.a. aan de volgende voorwaarde voldoen:
Deze specifieke eisen ondersteunen de architect in z'n streven het monument vrij op te stellen in een open ruimte zodat men aan alle kanten om het monument kan wandelen. Het geeft hem bovendien de mogelijkheid de tegen de noordgevel van de fabriek gebouwde hoge silo uit 1957 te laten vervallen. Deze silo heeft geen beschermde status en mag worden gesloopt.
Verder werden er in de loop van het project diverse discussies gevoerd over het al dan niet behouden van karakteristieken elementen die het nog een fabriek maken. "Stel je eens voor dat we de silo-monden zouden kunnen bewaren in het silo gebouw" zegt Baltussen. De ruim 20 m hoge silo's eindigen 1,5 m boven de vloer van de eerste verdieping. De begane grond is daar ruim 4,5 m hoog terwijl de verdiepings vloer bij de silo's ontbreekt. Dat creëert een ruimt van minstens 6 m hoogte. Als daar nu eens een publieke ruimte kan worden gerealiseerd dan blijft dit een pracht plek met een hoge 'fabrieks uitstraling'.
De silo-monden in het silo gebouw hebben de sloop helaas niet overleefd. |
Helaas hebben deze plannen de economische afwegingen niet overleefd. Er zouden tenslotte tenminste 4 appartementen minder worden gebouwd en dat is een te grote hap uit het budget voor de restauratie.
Ron Baltussen heeft goede herinneringen aan discussies met de medewerkers van de afdeling Wonen, Monumenten en Bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad waarin wel overeenstemming kon worden bereikt over delen van het monument die konden worden gered. Zo kon de grote stalen ketel op het dak van het reinigingsgebouw, een beeldbepalend onderdeel van het monument, behouden blijven. In deze ketel wordt de technische installatie, zoals de centrale verwarming, ondergebracht. Het blijft altijd een spel tussen wat wenselijk is en wat economisch haalbaar is.
De woningmarktconsultants van Kuijs Reinder Kakes analyseren de markt en kunnen daarmee opdrachtgevers zoals bijvoorbeeld ontwikkelaars, gemeenten en woningcorporaties, en individuele consumenten adviseren.
Bob Kuijs legt uit dat zijn team ook voor het project Zwaardemaker een marktanalyse heeft gemaakt. Uit dit marktonderzoek en uit de bestudering van de mogelijkheden voor dit monument bleek dat men zich zou moeten richten op twee doelgroepen:
Voor de overige groepen woningzoekenden zou het gemis aan buitenruimte of tuin in veel gevallen een te grote belemmering vormen. Voor de jonge startende woningzoekende zou vooral in de lagere prijsklasse gebouwd moeten worden. In het monument zijn dan ook een groot aantal kleinere appartementen opgenomen.
Oudere woningzoekenden hechten veel waarde aan de karakteristieke eigenschappen van dit monument. Kuijs gaat in op de speciale beleving van het monument: "Je krijgt dingen mee, die je niet in de moderne nieuwbouw meekrijgt. Je wordt bij de inrichting door de bestaande constructie anders gestuurd".
Robert de Joode, directeur Kuijs Reinder Kakes woningmakelaardij Zaandam, vertelt over een ouder echtpaar dat weer graag naar de Zaanstreek wil terug verhuizen: "Na het zien van het monument waren ze direct verkocht en begonnen al gelijk aan de indeling". Vooral de uitstraling van het pand zo dicht bij het centrum op zo'n mooi punt aan de Zaan sprak ze aan.
Kuijs en de Joode zijn uitgesproken over het handhaven van bestaande 'fabrieks specifieke'; onderdelen: "Als je het kan bewaren, moet je het bewaren, mits het bruikbaar wordt gemaakt. Van de ontwikkelaar mag wat dit betreft, best wat meer durf worden verwacht".
Aan de andere kant moeten de monumentenorganisaties en erfgoedverenigingen niet te 'dogmatisch denken'.Bob Kuijs had bijvoorbeeld graag balkons aan het monument gezien zodat voor een aantal appartementen ook een 'buitenplek' gecreëerd kan worden. Hij gaat in op mijn uitdaging om in een voorkomend volgende project eens samen met de leden van de erfgoedverenigingen door het project te lopen, nog voordat er een potlood op het papier is gezet.