Op 10 december 2008 werd in restaurant De Koekfabriek, een onderdeel van de voormalige Verkadefabriek aan Westzijde in Zaandam de nieuwste uitgaven van de Vereniging Zaans Erfgoed gepresenteerd; ‘Van wind naar stoom’, een eeuw industriecultuur in de Zaanstreek. Het boek is geschreven door ir. Jaap Schipper en drs. Maura Huig.
Mevr. Tiesinga, de eerste voorzitter van MBTZ, overhandigde een exemplaar van het boek aan de twee bestuurlijk vertegenwoordigers van Zaanstad en Wormerland, de wethouders H. Luiten en P. Roos. Bovendien kreeg co-auteur Maura Huig twee exemplaren, een boek was de symbolische copie voor Jaap Schipper, die helaas door omstandigheden niet aanwezig kon zijn. Jur Kingma, lid van de redactie commissie van het boek, hield een inleiding over de achtergronden van het ontstaan van dit boek. De volledige tekst van deze inleiding volgt hieronder. Cees Kingma, beeldredacteur van het boek, hield een inleiding over het mogelijke vervolgtraject voor dit boek; een inventarisatie van monumenten van de wederopbouw periode na 1945. Het huidige boek houdt op bij 1940. Cees Kingma - december 2008 | |
Van Wind naar StoomJaap Schipper en 30 jaar Industriële Archeologie, behoud en hergebruik van fabrieksgebouwen in de Zaanstreek.
Waarin verschilt de Zaanstreek van andere industriegebieden? Het boek ‘Basic Forms of Industrial Buildings’ van het Duitse fotografen echtpaar Bernd & Hilla Becher toont hoogovens, mijnbokken, gashouders, compressorhallen, koeltorens, watertorens, cokesovens en andere grote gebouwen. Al deze gebouwen horen bij het steenkooltijdperk en de steenkooleconomie.
Ik ga het kort met u hebben over Industriële Archeologie, de Zaanse industriegeschiedenis, MBTZ en natuurlijk Jaap Schipper en Maura Huig. En natuurlijk wat het nieuwe boek ons aan nieuwe inzichten heeft gegeven. Industriële Archeologie is de bestudering van de geschiedenis van de industrie aan de hand van materiele overblijfselen zoals gebouwen, machines, tekeningen en industriële producten. Het woord is in 1955 bedacht door de Engelse amateur historicus Michael Rix. In Groot-Brittanië gaat het vooral over de geschiedenis van de industrie revolutie. Dat is de periode in de 18de en 19de eeuw waarin de omvorming plaats vond van een voornamelijk agrarische plattelandssamenleving naar een stedelijke industriële samenleving. De Vlaamse definitie legt vooral de nadruk op de waardebepaling van industrieel erfgoed. Daarbij worden ook transport en landbouw betrokken. We hebben dus materiele overblijfselen nodig om de industriegeschiedenis te bestuderen. We willen ook criteria om de waarde van oude industriële gebouwen te bepalen. Met deze zaken heeft de ‘Verenging tot Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek’ (MBTZ) zich bezig gehouden. Daarover straks meer. Maar eerst een kort overzicht van de Zaanse industriegeschiedenis. Sinds ongeveer 1600 heeft de Zaanstreek zich ontwikkeld tot een industriegebied. Begunstigende factoren voor deze ontwikkeling waren:
Er kwamen scheepswerven, industriemolens, stijfselhuizen, blubberkokerijen, zeildoekweverijen, beschuitbakkerijen. De industriemolens werden gebruikt voor het slaan van olie, het pellen van gort, het malen van meel, het kloppen van hennep, het maken van papier, het malen van verfstof en het zagen van hout. In Groot-Brittannië ontstond een economie gebaseerd op steenkool met stoompompen voor de mijnbouw, stoomlocomotieven, stoomschepen en stoommachines voor fabrieken. Twee andere belangrijke pijlers van de Britse industrie revolutie waren de expansie van de textielindustrie en de ijzer- en staalbereiding. Deze innovaties werden elders overgenomen. Bijvoorbeeld door de Twentse textielindustrie en de ijzerindustrie in het Duitse Ruhr gebied. Het hoogtepunt van de Zaanse industrie lang rond 1730, daarna volgde de geleidelijke neergang. Amsterdam was toen al begonnen aan een geleidelijke achteruitgang. Oorzaken waren o.a de verandering in de machtsverhoudingen in Europa en de oriëntatie van de Europese handel op het Atlantische bekken; de Amerika's. Voor de Zaanstreek speelde het feit een rol dat ijzer en staal hout gingen vervangen als universeel constructiemateriaal. De Zaanse industrie bleek een grote veerkracht te hebben. Er kwamen uit de traditionele industrie nieuwe producten zoals gepelde rijst, tras, specerijen, chocola en veevoer. Stoom had aanvankelijk geen kosten voordeel. Er ontstond wel een concentratie van molenbezit. Er was een lage toetredingsdrempel voor nieuwkomers; de pettenbazen. In de tweede helft van de 19de eeuw ontstond globalisering door het vrijhandelsstelsel. Ongepelde rijst kwam uit Birma. Gepelde rijst ging naar Zuid Amerika. Cellulose en houtslijp uit Scandinavië werd tot papier verwerkt en ging de wereld weer over. Vele nieuwe infrastructurele werken begunstigden de industriële ontwikkeling: Noordzeekanaal, Zaandamse zeehaven. Wilhelminasluis, aanleg spoorweg. Maar ook de bouw van gasfabrieken, de aanleg van waterleiding en later elektriciteitsnet waren begunstigende factoren.
De overgang van wind naar stoom duurde een halve eeuw. Bedrijven trokken naar de oevers van de Zaan en naar de Voorzaan. Er kwamen nieuwe bedrijven. Houtverwerking zoals Bruynzeel, maar ook kano's en jachtbouw. De bestaande bedrijven legden zich toe op consumentenproducten; soepen, pudding, maïzena, zeep, linoleum.
De komst van elektriciteit en verbrandingsmotor maakten dat fabriekscomplexen groter konden worden, maar dat ook de toetredingsdrempel lager werd. Nieuwe bedrijven maakten o.a. geur- en smaakstoffen, Norit, drukinkt, lakken en vernissen. Transport werd efficiënter door het motorbinnenvaartschip en de vrachtwagen. Een kort woord over het verval van de Zaanse fabriek en de oprichting van MBTZ. Economische recessie in de tachtiger jaren leidde tot sluiten en sloop van fabrieken. In 1978 vroeg Guus Tiesinga in de gemeenteraad van Zaanstad aandacht voor het behoud van fabrieken en 14 april 1980 was de eerste vergadering van de werkgroep MBTZ. Marie Louise Tiesinga-Autsema werd voorzitter. Op 15 oktober 1980 vond de eerste ledenvergadering van vereniging MBTZ plaats waarna de verenging formeel werd opgericht in 1981.
Al in het eerste jaar werd ir. Jaap Schipper bij MBTZ betrokken. Hij was betrokken bij de stichting ‘Pal tegen Verval’. Hij was voorzitter van de monumentencommissie van de Culturele Raad van de Provincie Noord Holland. Jaap is natuurlijk ook de man van het idee van de Zaanse Schans.
Hier heb ik de versie uit 2001! De stichting Zaans Erfgoed wierp zich op als uitgever. Maura Huig werd opnieuw betrokken bij het werk aan het boek. Zij werd ondersteund door een redactieraad. Er kwam een beeldredactie aan te pas. De uitgever en de vormgever hebben een belangrijke rol gespeeld. En natuurlijk de vereniging Zaans Erfgoed. De erfopvolger van MBTZ. Wat heeft de studie van Jaap Schipper en Maura Huig ons nu aan nieuwe inzichten gegeven?
Aanvankelijk bleef de plattegrond van de windmolen bewaard. Maar voor de nieuwe ‘stoomfabriek’ werd een apart stenen gebouw tussen de molenschuren geplaatst. De vormgeving was gebaseerd op bestaande vormen van architectuur uit de huizenbouw.
Amsterdamse architecten vervulden een belangrijke rol. Maar ook Zaanse aannemers, architecten en molenbouwers hebben fabrieken ontworpen. Er ontstond een ondernemersarchitectuur die een belangrijke rol speelde in de beeldvorming. Fabrieken waren symbolen van de nieuwe tijd.
Helaas ontbreekt de tijd om op dit moment in te gaan op de rol van het hergebruik van fabrieksgebouwen. Maar de hergebruikte Zaanse fabrieken zijn uniek in de geschiedenis van de fabrieksbouw omdat ze een voortzetting vormden van een eeuwenoude molenindustrie. Zij zijn geen kopieën van buitenlandse fabrieken maar zijn lokaal ontwikkeld met een eigen vormentaal. Nieuwe bouwmaterialen zoals staal en beton hebben bijgedragen aan die nieuwe vormentaal. Ze kunnen zelfs worden gezien als voorlopers van het Nieuwe Bouwen in Nederland.
Jur Kingma |
Beeldmateriaal: Jan Verhoeven |
Tijdens zijn lezing met lichtbeelden vroeg Cees Kingma aandacht voor de industriële monumenten van de ‘wederopbouw’. Aan de hand van een beeldende beschrijving van de opbouw van het imponerende fabriekscomplex van de Van Gelder Papierfabriek in Wormer uit 1957 beschreef hij een uniek voorbeeld van industriële architectuur uit die wederopbouw periode. Helaas is deze fabriek inmiddels weer afgebroken. In de huidige inventarisatie van wederopbouw monumenten voor de Zaanstreek is nog geen monument geïdentificeerd. Terwijl er, ook in de Zaanstreek, toch een aantal aansprekende gebouwen zijn gebouwd. Als voorbeeld besluit Kingma zijn lezing met een dia waarop diverse gebouwen van het Bruynzeel complex in Zaandam staan. De gebouwen worden in 2008 weer geleidelijk ingericht voor een nieuwe bestemming. Een aantal van deze gebouwen dateren van voor de Tweede Wereldoorlog. Een aantal zijn er echter gebouwd in de periode direct na 1945. Nu lijkt het er op dat de gebouwen vrij ongeschonden een nieuw leven krijgen. Voor de veiligstelling van dit complex zou een monumentale status deze toekomst echter kunnen borgen. |
|
Door: Cees Kingma, december 2008
Beeldmateriaal: Cees Kingma, tenzij anders aangegeven |