Cornelis de Jong

Cornelis de Jong

architectuur als ambacht

door: Maja de Jong-de Herder

Niet alleen architect was hij maar ook actievoerder, rebel, wereldverbeteraar. Een aantal vrienden opperde dat er een boek over Cornelis moest komen, waarin al die verhalen maar eens bij elkaar geveegd moesten worden. Op de hts had hij les van Jellema, die gebruik maakte van zijn tekentalenten en hem honderden gereedschappen liet tekenen voor een bouwkunde boek, maar ook zette hij zich in voor een verboden schoolvereniging en een clandestiene schoolkrant. Op de Academie van Bouwkunst trof hij Aldo van Eyck als inspirerend docent, maar organiseerde hij ook culturele- en feestavonden. Opgegroeid in een joodse wijk in Amsterdam werd hij, na traumatische oorlogservaringen, een idealistisch lid van de CPN maar knapte, met vele anderen, teleurgesteld af toen het grove falen van het communistische systeem in de Sovjet Unie bekend werd.

Na het behalen van zijn architectentitel ontvluchtte hij de grote stad en kwam in het verpauperde 17de eeuwse dorp De Rijp terecht, waar hij museumbeheerder werd en zijn eerste restauratieklus onder handen kreeg. Dit leverde hem een jarenlange verbintenis op als architect aan de Zaanse Schans en het Zuiderzeemuseum. De Rijp dreigde halverwege de twintigste eeuw, in de drang naar vernieuwing, veel van haar moois te verliezen en Cor richtte met een groepje geestverwanten de Stichting Redt de Rijp en later de politieke partij Dorpsbelangen op. Ruzie met de autoriteiten, maar ook erkenning voor De Rijp als Beschermd Dorpsgezicht waren het resultaat. Na achttien jaar De Rijp verhuisde hij in 1977 met zijn architectenbureau naar Middenbeemster, naar een fraaie stolpboerderij, om korte tijd later bestuurslid te worden van de boerderijenstichting Noord-Holland Vrienden van de stolp. Hij heeft op zijn bureau meer dan tweehonderd boerderijen onder handen gehad: verbouwingen, restauraties en nieuwbouw.

Zijn archief telt meer dan twaalfhonderd werknummers, waaronder nieuwe gemeentehuizen voor Beemster en Akersloot, een grote uitbreiding aan De Zandhoeve in Bergen, woningen, fabriekjes, kleuterschool, scheepswerf, hotels, kerkjes, werk in Marken en Spakenburg, op Urk, tot zelfs in Japan. Wonen in Amsterdam tijdens de jaren des onderscheids heeft bij hem geleid tot grote waardering voor de bouwwijze van de Amsterdamse school. Zijn eigen ontwerpen zijn mensvriendelijk en ambachtelijk, met veel oog voor de omgeving en aandacht voor het detail. Recentelijk ontlokte een interviewer hem de uitspraak: 'Ik heb een verschrikkelijke drang het heel goed te doen, misschien een beetje een naar trekje, maar zo zit het beestje nu eenmaal in elkaar.'

Cornelis de Jong
Portret Cornelis door Luis Fileer, 1973

Inleiding

door Hilde de Haan en Ids Haagsma

Er zijn mensen die Cornelis de Jong liefdevol beschouwen als een van de laatste vertegenwoordigers van een uitstervend ras: een man die nog, als was hij een latemiddeleeuwer, het ambacht en het detail in de bouwkunst koestert.

Zij hebben het mis.

Cornelis behoort tot een fascinerende voorhoede, noem het avant-garde, die een nieuw licht werpt op de plaats van de architectuur in de maatschappij.

Vanaf het begin van de twintigste eeuw heeft het idee post gevat dat bouwen strak, efficiënt, functiegericht en vooral rationeel en eigentijds moest zijn. Met zijn dwarse karakter voelde Cornelis de Jong als jongeling intuïtief aan dat deze uitgangspunten op zichzelf wel goed waren, maar dat er bij architectuur meer speelde dan dat. Zijn rebelse eigenzinnigheid maar vooral zijn norse vechtersmentaliteit hebben hem behoed om het bouwen zo beperkt te laten zijn als velen in de twintigste eeuw als uitgangspunt namen.

Cornelis de Jong beseft dat je gebouwen moet zien in een lange historische geschiedenis en dat het geen pas geeft om moedwillig en kortzichtig een modern hiaat in die historie aan te brengen. Dat het daarom ook noodzakelijk is gebouwen te zien in hun omgeving die er al was voor we geboren waren en die er, als we er behoedzaam mee omspringen, nog vele generaties zal zijn als we er niet meer zijn.

Dat alomvattende idee van architectuur als uiting van een eeuwenlang continuüm is niet zo maar uit de lucht komen vallen. Het is moeizaam herontdekt, en nog altijd zijn er velen die er niet aan willen. Daarom behoort Cornelis tot een voorhoede.

Zijn besef van het ware karakter van de architectuur groeide door zijn verliefdheid op oude gebouwen, door zijn wil hun geschiedenis en eigenaardigheden te doorgronden en vooral door zijn overtuiging dat het steeds bouwsels van en voor mensen waren.

Zijn werk voor de openluchtmusea aan de Zaanse Schans en het IJsselmeer in Enkhuizen zijn van onschatbare waarde en vele decennia later beschouwt men het algemeen als een opluchting dat het ooit strakke, rechthoekige verkavelingsplan voor het Buitenmuseum in Enkhuizen mede door Cornelis' toedoen niet is gerealiseerd. Het kan gezien worden als een van de eerste successen van de nieuwe avant-garde.

Toch zijn die openluchtmusea maar een tussenstap. Het is goed het cultureel erfgoed te bewaren en voor een ieder toegankelijk te maken. Maar in feite worden hier vele gebouwen gedeporteerd, weggerukt uit hun historische context en zijn ze ontdaan van een basisfunctie: een anker en richtsnoer zijn waaraan de nieuwe bebouwing haar bestaansrecht ontleent.

In zijn nieuwbouwplannen probeert Cornelis de Jong het goede voorbeeld te geven. Zijn gebouwen hebben niet de voorpagina's gehaald van de glanzende architectuur-tijdschriften. Gelukkig niet. Want gebouwen zijn er niet om opzichtig te schitteren of als onderwerp te dienen voor fotograferende, in de waan van de dag gelovende architectuurtoeristen. Gebouwen horen bijna nederig hun plaats te kennen in de omgeving, of het nu een landschap of een stad is. Ze horen vooral de mensen te dienen die ze dagelijks gebruiken. Inderdaad, als een maatpak.

Dit boek beschrijft naar de Verhalen van Cor' zijn levensloop en ervaringen. Gelukkig is het geen hagiografie geworden, want Cornelis de Jong is alles behalve een heilige.

Maar het boek valt ook te lezen als een ontstaansgeschiedenis van nieuwe, hervonden opvattingen over gebouwen. Dan komen zijn jaren op de Academie van Bouwkunst, zijn 'leertijd op het land', zijn acties in De Rijp, zijn restauraties in een heel ander, ruimer perspectief te staan.
Want ook bevlogen initiatiefnemers van voorhoedegevechten zijn geen heiligen. Alle eeuwen door zijn het ook maar mensen geweest die benauwd achter hun schuldeisers aangingen, die vaak ook getwijfeld, getobd en gezocht hebben en die brommerig moesten constateren dat hun naam weer eens niet genoemd werd.

"Ghy moet altijdt soecken u werk te maecken dat het lieflijk is om te sien: Soo sult ghy de gunst van alle liefhebbers verkrijgen".

De kern van deze uitspraak is vooral het zoeken. Cornelis de Jong heeft gezocht. En vele liefhebbers hebben hem gevonden. Het zullen er steeds meer en meer worden. Zodat zijn werk echt meerwaarde krijgt.

UITVOERING BOEK:

Uitvoering/Formaat:Softcover, 21 x 27 cm
Aantal pagina's:192
Auteur:Maja de Jong
Vormgeving:Lense Elzinga, De Rijp
Fotografische bewerking:Floris de Jong, Amsterdam
ISBN:90-9018232-2
Uitgave:Cornelis en Maja de Jong, Middenbeemster