Oorspronkelijk was de Oostzijderkerk een kapel, welke ondergeschikt was aan de parochiekerk van Oostzaan. Waarschijnlijk is deze kapel in de 2e helft van de 14e eeuw gebouwd, doch zekerheid hierover ontbreekt. Het eerste schriftelijke bericht dateert van 1411. In 1449 is de kapel al bouwvallig en te klein voor het toenemende aantal gelovigen, waarna besloten wordt de kapel te vergroten. Eerst in 1460 wordt de kapel opnieuw ingewijd. Kort daarna bouwt men op het dak een toren. Door onvoorzichtigheid van staatse soldaten, die op het kerkhof rond de kerk gelegeerd waren, brandde deze bijna geheel uit in 1576. Na een voorlopig herstel vond de definitieve herbouw plaats in 1592. Reeds in 1623 was de kerk weer te klein door het zich uitbreidende aantal inwoners van Oost-Zaandam en werd opnieuw overgegaan tot vergroting van de kerk. Rond 1680 bleek uitbreiding evenwel opnieuw onontkoombaar. De kerk, tot die tijd een pseudobasilicaal bouwwerk, bestaande uit een hoofdbeuk met 2 lagere zijbeuken, werd vergroot door de zuiderbeuk af te breken, en op die plaats een nieuw gedeelte aan te bouwen, even groot als de reeds bestaande hoofdbeuk. De kerk bestond toen dus uit 2 even grote beuken met aan de noordzijde een lagere zijbeuk. Na het gereedkomen van deze vernieuwde kerk werd het interieur verrijkt met verschillende nieuwe stukken zoals de schitterende serie van 6 gebrandschilderde ramen en de lichtkronen.
Gedurende de 18e eeuw hebben zich verder geen grote wijzigingen aan het kerkgebouw voltrokken. Maar in het begin van de 19e eeuw werd al gauw duidelijk dat de kerk tal van gebreken vertoonde en zelfs bouwvallig begon te worden. Al in 1847 werd de toren gesloopt, die sinds eeuwen op het dak van de noorderbeuk stond, om het onderliggende gedeelte van het gebouw te ontlasten. Kort daarna vernieuwde men de zuidelijke helft van de voorgevel. In 1850 begon de ingrijpende verbouwing die de Oostzijderkerk zijn huidige aanzien zou geven.
Binnen in de kerk werd het houten tongewelf van de noorderhoofdbeuk, geheel in de trant van de tijd, vervangen door een wit stucgewelf, waarbij ijzeren trekstangen de plaats innamen van de houten trekbalken.
| |
Links de Oostzijderkerk en rechts het gemeentehuis.
|
Met de verbouwing van 1850 verkreeg de Oostzijderkerk, zowel van binnen als van buiten, haar huidige aanzien; een twee-beukige hallenkerk, de enige in de Zaanstreek, waarin de beide beuken van elkaar gescheiden zijn door rondbogen op Toscaanse zuilen. |
|
De aanwezigheid van zes 17e eeuwse gebrandschilderde ramen is zonder overdrijving uniek te noemen. Deze ramen vormen dan ook een kostbaar bezit voor de kerk. Ze zijn alle aangebracht na de
voltooiing van de vergroting der kerk in 1685. Vanzelfsprekend zijn de ramen de eeuwen niet ongeschonden doorgekomen. Verschillende reparaties zijn uitgevoerd. Nadat ze om veiligheidsreden in juni 1943 uit de kerk waren verwijderd en veilig opgeborgen, zijn na de oorlog alle ramen volledig gerestaureerd door het atelier Bogtman in Haarlem. Na herplaatsing in de kerk vond een plechtige overdracht plaats op 5 maart 1948. Links naast de preekstoel in de zuidelijke wand van de kerk bevindt zich het raam Scheepstimmerlieden dat wordt toegeschreven aan Catherina Oostfries. Het raam is geschonken door 13 houtverkopers en scheepsbouwers.
Het glas is in 6 horizontale banen verdeeld. Elke baan bevat 3 panelen en vormt een
afzonderlijk tafereel. Op de bovenste baan zien we het kappen van bomen onder toezicht van houtkopers. Daaronder het vervoer over land van gezaagd hout. Gezaagde kromstukken voor de scheepsbouw liggen op vervoer te wachten.
De laatste baan, waarvan hier geen afbeelding is opgenomen, bevat de namen van de schenkers. |
Door: Cees Kingma, september 2006
Bron: Oostzijderkerk te kijk - een rondgang door de Oostzijderkerk te Zaandam.
Uitgegeven door de Vereniging Vrienden van de Oostzijderkerk.
Beeldmateriaal: Archief Cees Kingma, tenzij anders aangegeven.