Globaal bestond Nederland in het jaar 1000 uit hoge zandgronden in het oosten en zuiden en smalle zanderige duinenrij in het westen en daar tussen een groot gebied van uitgestrekte veenmoerassen. De oudste bewoning van ons land was op de zandgronden. Vanaf ongeveer 700 maar vooral na 1000 begon een grootscheepse ontginning van het veenmoeras. Dit proces ging vanaf de duinenrij en vanaf hoger gelegen gebieden in het veenmoeras. Het was een gebied dat in voortdurende staat van verandering was en dat enige meters boven de zeespiegel uitstak. Het is niet helemaal duidelijk welke factoren de mensen er toe aanzetten grote delen van het veenmoeras te gaan ontginnen; mogelijk was het de druk van een groeiende bevolking, misschien was het gemakkelijker geworden omdat door het ontstaan van nieuwe zeegaten de ontwatering van het veen verbeterde.
De ontginners groeven sloten loodrecht op natuurlijke waterlopen die in verbindingen stonden met getijde water. Zo werd het veen geschikt voor agrarische productie; voornamelijk de verbouw van graan. Aan het einde van de ontgonnen kavels werd ook een brede ontwateringssloot gegraven en vandaar werden opnieuw ontwateringssloten dieper het veen ingegraven.
Maar veen dat wordt ontwaterd gaat oxideren en inklinken en daardoor krimpen. Dit leidt tot een daling van het maaiveld. Al spoedig moest men het land beschermen met kaden. Verder begon men met de bouw van dijken langs rivieren en er ontstonden dijkringen langs de kust zoals de Westfriese Omringdijk. Rond 1250 waren er rond West-Friesland, de Zeevang en de Zaanstreek reeds omringdijken.
Aan het einde van de Middeleeuwen was er een groot stelsel van dijken. Dat kon leiden tot het blokkeren van afwateringsgeulen. Hierin werden de eerste primitieve spuisluizen gebouw; soms niet meer dan een uitgeholde boomstam met een primitieve klep. Een gebied met een gezamenlijke afwatering is een polder.
De snelle maaivelddaling leidde er toe dat men van de dertiende eeuw moest overgaan tot het afdammen van ontwateringsgeulen. Plaatsen als Amsterdam en Zaandam danken hieraan hun ontstaan. Nog lang heeft men getracht de ontwatering te verbeteren door het graven van ontwateringskanalen naar punten van lage waterstand. De ontginningen hadden zelf het ontstaan van zwakke plekken tot gevolg die bij stormvloeden er toe leidden dat het land aan de zee verloren ging.
|
|
Aanvankelijk maakte men met behulp van duikers gebruik van natuurlijke ontwatering.
Een voorbeeld van een duiker is te zien op deze ets van Gerrit de Jong uit 1967: Weiland met hooimijten met rechts de Wormerringdijk, op de voorgrond een duiker.
Ets: Gemeente Archief Zaanstad
|
|
|
|
In dammen, zoals de Dam in de Zaan (foto links) kwamen duikersluizen die het mogelijk maakten om bij eb overtollig binnenwater op het buitenwater te lozen. Foto: P.Oosterhuis 1870
De sluis te Nauerna bestaat eigenlijk uit twee gedeelten: de schutsluis en de minder bekende spuisluis (foto rechts). Voordat het watergemaal te Zaandam er was, moest het water van de Schermerboezem op peil worden gehouden door afvloeiing. Men kon alleen spuien als het water in het Noordzeekanaal lager was dan in de Nauernaschevaart. Het Noordzeekanaal kon op zijn beurt alleen spuien op de Noordzee als deze lager was. Om dit spuien mogelijk te maken was er een grote schuif aangebracht die men verticaal kon bewegen door middel van een grote kaapstander. In latere jaren is deze kaapstander vervangen door een elektromotor.
Foto: H.A.Beernink Wormerveer 1925. (bron: Gemeente Archief Zaanstad)
Foto’s: Gemeente Archief Zaanstad
|
Wateropvoerwerktuigen
|
|
Tekening boven: Teekening van de Tweede of Middelste Water-molen staande in de Binnen-dijksche-Buiten-veldersche-Polder in 1836 van een Scheprad in een Vijzel gereconstrueerd. Door J. van Maurik.
Tekening rechts: Teekening van een scheprad watermolen. Bovenmolen of uitmaalder van de bedijkte Beemster op Schermer boezem, gebouwd bij Schermerhorn in den jare 1816 door F. Schoorl.
Bron: Provinciale Atlas Noord-Holland
Collectie Technische tekeningen
|
|
Een tekening uit het ‘Proefexamen Afvalverbranding BE Elektrotechniek’.
In de tekening is een dwarsdoorsnede van een centrifugaalpomp weergegeven.
Beantwoord de volgende vragen:
- Geef met een pijl de draairichting van de waaier aan.
- Waarom wordt de ruimte tussen het huis en de waaier steeds groter zoals in de tekening te zien is?
- Waarom wordt de doortocht van de perstuit groter?
- Noem 3 toepassingen van centrifugaalpompen.
|
Opstelling schroefpomp door W.C. & K. de Wit, ingenieurs Amsterdam.
Bron: Provinciale Atlas Noord-Holland
Collectie Technische tekeningen
|
|
|
De Sint-Elisabethsvloed van 1421 die de Groote Waard in de Biesbosch veranderde is de bekendste maar zeker niet de enige. (Stol. T. “Wassend water, dalend land” ( Utrecht, 1993 )pagina 21-47). In het laatste kwart van de 12de eeuw zorgde een serie stormvloeden er voor dat de duinenrij tussen het Zijpe en Texel op twee plaatsen werd doorbroken. Er ontstonden nieuwe zeegaten en na een stormvloed in 1170 een verbinding tussen de zee en het Almere. Naast de ontginning was de vervening voor de winning van turf een belangrijke factor in de verzwakking van het land. Dat in Holland turf als brandstof werd gebruikt was al in de Romeinse tijd bekend. Ook zoutwinning door het verbranden van zouthoudend veen leidde tot een belangrijk verlies van land.
Wateroverlast en overstromingen in beelden van het Gemeente Archief Zaanstad
Grote delen van Noord-Holland, waaronder de Oostelijke Zaanstreek werden in 1825 en 1916 getroffen door ernstige overstromingen door een doorbraak in de dijken van de Zuiderzee. Maar ook later werden delen van de Zaanstreek getroffen door wateroverlast. Zonder gemalen houdt de Zaanstreek het niet droog.
|
|
Gezicht der overstroming achter Buiksloot op 5 februari 1825. Boeren en burgers proberen het vee in veiligheid te brengen
Rechts enkele woonhuizen met erachter net zichtbaar een kerkje. Boven de woonhuizen een felle bliksemschicht.
Gravure door W. Schults
|
|
|
Links: Het doorbreken van de dijk van de Wijde Wormer in de morgen van 6 februari 1825 van Purmerland gezien. Links een boerderij en in het verschiet een kerk en enkele molens.
Gravure van W. van Senus naar een tekening van H.P. Oosterhuis.
Rechts: Gezicht op de dijkdoorbraak in de Wijde Wormer waardoor grote delen van Waterland en de Zaanstreek onder water kwamen te staan. Toegestroomd publiek bekijkt het gat wat in de dijk is geslagen. Op de achtergrond Purmerend (of het Kalf te Zaandam)
Gekleurde gravure uit de collectie: Zaanlandse Oudheidkundige Vereniging
|
Litho: Gezicht op de plek van een dijkdoorbraak in de dijk van de Wijde Wormer.
Door deze ramp kwam een groot deel van Noord-Holland en de Zaanstreek onder water te staan.
Hier de plaats van een doorbraak met toeschouwers en vluchtelingen.
|
|
|
Links: Gezicht op de dijkdoorbraak te Wijde Wormer op 5 februari 1825. Achter de dijk een molen, woonhuizen en boerderijen. In het gat dat ontstaan is na de doorbraak liggen 3 schuiten met personen en op de dijk ook nog enkele personen.
Gravure D. Betlem
Rechts: Gezicht van de overstroming te Koog aan de Zaan en het wegspoelen van de Lagendijk op 5 februari 1825.
Gravure A. kramer
De watersnoodramp van 1916
In de nacht van 13 en 14 januari 1916 woedde er over heel Nederland een geweldige storm, die van het zuidwesten naar het noordwesten liep. Het water in de Zuiderzee bereikte een ongekende hoogte. In die nacht bezweken bij zware storm de dijken bij Durgerdam en Anna Paulowna. In zeer korte tijd stroomden de polders bij Edam en Monnickendam onder.
|
Doorbraak Kleine Glop in de Oostzijde in Zaandam.
Op 16 januari werd de toestand voor de oostelijke Zaanstreek uiterst benard en stroomde het Oostzijderveld onder. De watersnood van 1916 had ernstige gevolgen voor grote delen van de provincie Noord Holland.
|
|
|
Links: Oostzaan. Rechts: De Belgische straat in Zaandam.
|
|
|
Links: De gasfabriek van Oostzaan . Rechts: Gezicht op het Oostzijderveld tijdens de watersnood 1916.
|
|
Text: Jur Kingma - mei 2009
Beeldmateriaal: Archief Jur Kingma, tenzij anders aangegeven
|
|