De eerste poldermolen stond in 1316 in de buurt van Gent in Vlaanderen. In Vlaanderen zijn ook de oudste polders van West Europa. In Holland is de poldermolen tot verdere ontwikkeling gekomen.
De ontwatering van polders geschiedde eerst met spuisluizen. Door de voorgaande maaivelddaling werd deze manier van ontwateren op den duur onmogelijk omdat het laagwaterpeil van het buitenwater hoger werd als het polderpeil. Men heeft aanvankelijk met hand- en rosmolens geprobeerd de ontwatering te verbeteren maar ook deze mogelijkheid schoot te kort. De Hollandse eerste windmolen om te ontwateren werd gebouwd bij Alkmaar in 1407 of 1408. Deze molen was gebouwd door Heer Floris van Alkemade en Jan Grietensoen.
Floris van Alkemade was een belangrijk ridder in het graafschap Holland. Hij was o.a. kastelein van het slot Heemskerk, pachter van de visrechten van de Haarlemmermeer, rentmeester van Amstelland, Waterland en de Zeevang en duinmeyer van Gooiland. Jan Grietensoen was tussen 1383 en 1418 schepen en burgermeester van Leiden. Samen met Floris van Alkemade was hij betrokken bij een onderzoek naar een doorgraving van de duinen bij Katwijk. Waarom beide mannen een watermolen in de buurt van Alkmaar oprichtten en waar deze heeft gestaan is niet bekend. Maar reeds binnen een jaar liet hij een tweede molen bouwen in het ambacht Zoeterwoude. Deze molen stond waarschijnlijk bij het Huis Cronestein. Voor het jaar 1413 bouwde Philips de Blote, baljuw van Delfland een windwatermolen in Schipluiden want in dat jaar kreeg hij het recht op deze windmolen ook koren te malen. Reeds in 1425 kwam men zich vanuit Sint-Omer in Frans-Vlaanderen in Holland op de hoogte stellen over de bouw van poldermolens.
Het aantal poldermolens in het graafschap Holland nam geleidelijk toe.
(Note: Bicker Caarten A., ‘Middeleeuwse watermolens in Hollands polderland’ (Wormerveer, 1990 ) 44-56)
De oudste poldermolens waren achtkanten houten binnen kruiers die waren ontwikkeld uit ronde stenen torenmolens waarvan de eerste in 1383 bij Geervliet werd gebouwd. De introductie van de poldermolens leidde tot een samenhangend systeem van polders en boezems. Een boezem is een stelsel van waterlopen en meren dat is afgesloten van de polders en van het buitenwater en dat als tijdelijke berging van het uitgemalen water uit polders kan dienen.
(Note: v.d.Ven 106.)
Rond 1500 ontstond een nieuw type poldermolen; de wipmolen. Deze werd ontwikkeld uit de standerdmolen en werd het eerst aangetroffen in de Krimpenerwaard, IJsselmonde en Schieland. In 1486 werd de Hooge Boezem achter Haastrecht aangelegd. Dit was de eerste keer dat een tijdelijk opslagreservoir werd gemaakt waar men boezemwater van verschillende boezems kon opslaan in afwachting van natuurlijke lozing bij laag water. Lammoraal Graaf van Egmond legde als eerste in 1542 een kleine veenplas in West-Friesland droog.
(Note: Bicker Caarten 211-214)
|
|
Wipmolen in veenweidengebied. J.H.Weisenbruch (1824-1903) Groninger museum
|
|
Vele verbeteringen aan de windmolens
Het scheprad was aanvankelijk het wateropvoerwerktuig in de windmolen. Dit scheprad had een beperkte opvoerhoogte tot 1,75 meter. Door de voorgaande maaivelddaling schoot ook dit werktuig op den duur te kort. Simon Stevin kreeg in 1600 een patent voor een getrapte bemaling waarbij molens via een systeem van molenkolken steeds een trap hoger konden malen. Een grote doorbraak was de introductie van de vijzel als opvoerwerktuig in 1635 door Simon Hulsebos waardoor enige meters diep kon worden gemalen.
(Note: Keunen G.H., ‘Waterbeheersing en de ontwikkeling van de bemalingstechniek in West-Nederland. De historische ontwikkeling van poldermolens en gemalen tot heden.’ in ‘Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden’ Vol. 103 No.4 (1988) 572-577.)
|
|
|
Tekening boven: Poldermolens in de buurt van Alkmaar.
Arnout Colnot (1887-1983) Stedelijk Museum Alkmaar
Tekening rechts: Deze bezoekersinformatie van het museum schermermolens laat zien hoe een vijzelmolen werkt.
Tekening onder: Polderkaart van Noord-Holland verdeeld in 5 aparte kaarten
1622 -Petrus Kerius,- Lucas Jansen, M. Sinck, Henricus Hondius
1e kaart: plattegrond van de polder de Zijpe
2e kaart: plattegrond van de polder de Beemster
3e kaart: plattegrond van de polder de Purmer
4e kaart: plattegrond van de polder de Wormer
5e kaart: plattegrond van Waterland
|
|
|
De oppervlakte van de eerste droogmakerij, de Achtermeer bij Alkmaar, bedroeg 35 ha. Maar twintig jaar later, in 1564, was er al een flinke schaalvergroting opgetreden met de droogmaking met de Egmondermeer van 686 ha en de Bergermeer van 620 ha. Deze ontwikkeling culmineerde in de drooglegging van de Beemster in 1612 waarbij 7100 ha werd droog gelegd. In de 16e eeuw werden in Noord Holland in totaal 19 meren met een gezamenlijke oppervlakte van 2747 ha drooggelegd en in de 17de eeuw waren dit 48 meren met 27000 ha. In de 18de eeuw verschoof het centrum van de droogmakerij naar Zuid-Holland.
De enorme hoeveelheid windmolens die voor deze activiteiten nodig waren leidde tot een groot aantal verbeteringen aan de molen. In de eerste helft van de zeventiende eeuw onderging het wiekkruis belangrijke veranderingen en in het midden van die eeuw werden de houten windborden van de wieken vervangen door zeilen. De vlucht van de poldermolens groeide in de loop van 25 meter tot maximaal 29 meter zodat het vermogen toenam. Er waren nog talloze andere kleine verbeteringen toegepast, zoals het haspelkruis en de Vlaamse vang.
(Note: Keunen G.H., ‘De poldermolens in Noord-Holland’ in ‘Molens in Noord-Holland’ (Wormerveer , 1981 ) 17-40.)
In de tweede helft van de 18e eeuw werden op grote schaal proeven gedaan om bepaalde windmolens met elkaar te vergelijken. Er werden nieuwe pogingen tot verbetering gedaan zoals het hellend scheprad, de gietijzeren askop en een combinatie van een groot en een klein scheprad.
(Note: v.d.Ven 146-149)
Beelden van Zaanse poldermolens uit het Gemeentearchief Zaanstad
|
|
|
Links: Watermolen Het Leven. In het uiterst noordelijk gedeelte van Zaandijk stond watermolen ‘Het Leven’, in 1633 gebouwd toen de polder werd ingedijkt.
Rechts: Zaandam, de Kalverringdijk met de poldermolen Pinksternakel, met op de achtergrond molen het Zwarte Kalf. Het bouwjaar van de poldermolen is 1636, toen het Haaldersbroek werd omdijkt. De naam is een verbastering van pastinkale, dat is een witte wortel- of peensoort, die in 't wild groeit. De watermolen werd in 1913 geheel onttakeld en ook zijn vijzel werd verwijderd. Er werd een oliemotor met centrifugaalpomp in geplaatst, doch deze verandering bleek geen verbetering te zijn.
|
|
|
Links: Poldermolen van de polder Buitenhuizen bij Assendelft.
Rechts: Polder ‘Het Woud’ met poldermolen ‘De Woudaap’. Gebouwd in 1651. Bemaalt de polder Het Woud, ook wel de Wouden genoemd. Hoewel staande op grondgebied der gemeente Uitgeest, is hij dicht bij, ten N.W. van West-Knollendam gelegen, waardoor velen hem beschouwen als behorende tot de Zaanse molens.
|
Text: Jur Kingma - mei 2009
Beeldmateriaal: Archief Jur Kingma, tenzij anders aangegeven
|
|