Schutsluizen

sluizenl Het is onbekend waar en door wie de eerste schutsluis is gebouwd. De eerste beschrijvingen van schutsluizen stammen uit de vijftiende eeuw: Leon Battista Alberti (1402-1471) nam een schutsluis op in zijn De Re Edificatoria, en van Leonardo de Vinci (1452-1519) is bekend dat hij kanalen met schutsluizen ontwierp en in opdracht uitvoerde.
De uitvinding van de schutsluis had grote gevolgen: eindelijk konden wateren van ongelijk niveau “verbonden” worden, waardoor de lading van schepen niet meer behoefde te worden overgeslagen, of schepen door middel van overhalen en overtomen over een dijk moesten worden getrokken.
Dankzij de schutsluizen verwierven de waterwegen zich de positie van zeer belangrijke transportverbindingen; pas in de negentiende eeuw moesten zij deze aan de verharde straatwegen en ten slotte aan de spoorwegen afstaan.

Met de bouw van een schutsluis waren hoge kosten gemoeid. Hierdoor bleven overhalen aanvankelijk nog dikwijls in gebruik en werden de gerealiseerde sluizen doorgaans in hout gebouwd. Alleen belangrijke (zee)sluizen werden reeds vroeg in baksteen uitgevoerd.
Aan deze praktijk van houten sluizen kwam abrupt een einde door de komst van de paalvorm. Als gevolg hiervan zijn vrijwel alle sluizen in de loop van de achttiende eeuw in baksteen herbouwd.

Sluizen hebben van oorsprong een buitengewoon belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de lokale en regionale economie. De meeste poldersluizen gaan dan ook qua locatie terug tot de middeleeuwen.
Sinds de opkomst van het railtransport in de negentiende en het wegtransport in de twintigste eeuw hebben deze sluizen aan betekenis verloren. Thans bieden zij nog slechts aanknopingspunten voor een denkbeeldige reconstructie van lokaal en regionaal verkeer en handel. Hun functie is vrijwel geheel beperkt tot het doorlaten van pleziervaarten op zomerse dagen.

Zeer bepalend voor de verschijningsvorm van de sluis is de waterstaatkundige ligging. Er is een groot onderscheid tussen zeesluizen en de sluizen die slechts binnenwateren behoeven te keren.
Zeesluizen zijn opgenomen in zware zeedijken die hoog zijn opgetrokken. Het buitensluishoofd is dientengevolge tot dezelfde hoogte opgebouwd, maar omdat de kolk en het binnensluishoofd lager liggen, wordt de zeesluis gekenmerkt door niveauverschillen.

Veel lichter van constructie (en zonder niveauverschil) zijn de kanaal- en poldersluizen, omdat zij in dijken van minder groot waterstaatkundig belang zijn aangelegd.

Een tweede bepalende factor voor de aard van de sluis was het formaat van het scheepvaartverkeer dat er gebruik van maakte. De zeesluizen zijn niet per definitie de grootste sluizen.

Bronnen