Dit is deel 2 van:

De Zaanstreek

uit haar verleden en heden

Door P.G. Kuijk, uitgegeven in 1923
Bewerkt voor deze website door Cees Kingma

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1 Deel 2 Naar deel 3

De 17e en 18e eeuw hadden dus de opkomst en grote bloei van den Zaanlandschen handel en industrie gezien. Toch waren aan het einde van de 18e eeuw reeds vele takken van bestaan verdwenen of in een staat van verval. In het vorige hoofdstuk werden o.a. de wereldberoemde beschuitbakkerijen uit Wormer beschreven. Aan het einde van de 18e eeuw ging deze industrie door tegenwerking en concurrentie door Amsterdam geheel verloren. Voor Wormer een geweldige tegenslag.

De grootscheepsbouw aan de Achterzaan verdween in het jaar 1718 maar werd, door de aan de voorzaan gelegen werven, nog gedurende de gehele eeuw voortgezet. Omstreek 1770 werden er nog jaarlijks 20 tot 25 schepen gebouwd, in 1793 nog slechts één !
Van het eens zo machtige vak der scheepsbouwers was niet veel meer over. Van het groot aantal scheepstimmerwerven waren er nog slechts een paar over.

Ook de Groenlandsvaart ging, door concurrentie van Engeland, ten onder. Daarbij speelden de verschillende oorlogen die Holland met Engeland had een zeer belangrijke rol. In 1780/81 werden er niet minder dan tweehonderd Nederlandse schepen door de Engelse in beslag genomen.

De handel op de Oostzeehavens werd door deze oorlog ernstig bedreigd. In 1780 voeren er 2058 schepen onder Nederlandse vlag door de Sund. In 1781, tijdens de oorlog met Engeland, waren dat er slechts zes.

Terwijl in de opbloei periode de verschillende industrieën elkaar versterkte ontstond nu een omgekeerde trent; de diverse ondernemingen sleepte elkaar mee in de neergang. Het houtzaagbedrijf gevoelde de ondergang van de scheepstimmerbedrijven die op hun beurt teruggang bij de Groenlandsvaart merkte. Circa honderd houtzaagmolens werden er in de 2e helft van 18e eeuw gesloopt.

De malaise in de Zaanstreek nam steeds grotere afmetingen aan. Pelmolens werden gesloopt en de honderd linnenbleekerijen die eens in Oostzaan gevestigd waren, verdwenen.

Kuyk besluit deze inleiding in mineur:
De zon van voorspoed en geluk was aan het dalen. Sombere tijden waren voor ons land en niet het minst voor de Zaanstreek in aantocht.

Er braken zeer onrustige tijden aan. De omwentelingen na de Franse revolutie in 1789 hadden een verlammende werking op de ondernemingsgeest. Elke opleving van handel en industrie in de revolutiejaren van 1789 tot 1793 was onmogelijk. De verhoudingen met Engeland werden er niet beter op toen Holland in 1795 de 'Bataafsche Republiek" uitriep en zich verbroederde met Frankrijk. Wat er nog van de vloot over was werd door de Engelse in beslag genomen.
In 1798 gingen er van de 31 schepen die toen nog vanuit de Zaanstreek naar Groenland en Straat Davids voeren, 29 verloren.

Dat was de genadeslag voor de Groenlandsvaart. Met haar verdwenen ook die andere takken van bestaan die in onmiddellijk verband stonden met de walvisvangst, zoals bijvoorbeeld de traankokerijen.

P.G. Kuyk gaat vervolgens in op de diverse veldslagen en oorlogshandelingen die plaatsvonden in Noord-Holland in het algemeen en in de Zaanstreek in het bijzonder. Hij besteed verder aandacht aan het verzet door een aantal Zaankanters tegen de Franse overheersing. In april 1813 werden op de Burcht te Zaandam een aantal Zaankanters gefusilleerd door de Franse i.v.m. verzet tegen de overheersers.

Na de nederlagen van Napoleon bij Leipzig en Waterloo kwam er wel weer rust in het politieke leven, maar van opbloei van de handel en de industrie was nog lang geen sprake.
De zeildoekfabrieken in Krommenie kregen concurrentie vanuit Rusland. De papierindustrie had in Engeland een machtige concurrent. De Engelse introduceerde in 1816 het zogenaamde 'machine papier aan rollen'. Een tegenslag voor de al kwakkelende Zaanse industrie.

Ook natuurrampen bleven de geplaagde economie niet bespaard. In 1825 teisterde een ontzettende watersnood de Zaanlanden. Vanaf Durgerdam tot Krommenie werd de gehele streek overstroomd. Vluchten boeren brachten hun vee in veiligheid in de Ned.-Hervormde Kerken, Oostzijde en Westzijde.

Kuyk geeft hier nog toch een positieve wending aan z'n verhaal:

Maar...nog altijd stonden daar, van Oost tot West, van Zuid tot Noord, trouwe molens, die nog eenmaal weder zouden opleven om aan de Zaanstreek een deel van haar bedrijvigheid terug te geven !
Honderden stonden er nog

Zij hadden de stormen van het politieke en economische leven voor een groot deel doorstaan, al waren er ook velen hunner verdwenen.
Nog een groot deel der 19e eeuw zouden zij voor de Zaanstreek een bron van inkomen zijn, om daarna te moeten plaats maken voor een machtiger wapen in de handen van de fabrikant...de stoom.

Reeds aan het einde der 18e eeuw was hun vijand opgestaan. "Zij waren ten doode opgeschreven!"


Want in 1765 was aan de overzijde van het Kanaal door James Watt de eerste stoommachine gebouwd. Hoewel het nog vele tientallen jaren zou duren voordat de Zaanstreek rijp zou zijn om haar gehele productie systeem van wind- op stoomkracht om te zetten, was het toch onafwendbaar dat de stoommachine eens de Zaanse windmolen zou overwinnen.

Wessanen
Fabriekencomplex der N.V. Wessanen's Koninklijke Fabrieken te Wormerveer (omstreeks 1923)
Uit 'De Zaanstreek - uit haar verleden en heden'

Ook hier illustreert Kuyk z'n historische beschrijvingen weer met een aardige anekdote. Terwijl hij beschrijft hoe belangrijk een aantal Zaanse families waren voor de opbouw van Zaanse industrie gaat hij in detail in op het ontstaan van de firma Wessanen & Laan te Wormerveer (thans, in 1923, bekend als N.V. Wessanen's Koninklijke Fabrieken).

Het was in het jaar 1761, dat Dirk Laan, de grondlegger van de hierboven genoemde firma, bij zijn oom Jan Hartog in dienst trad, "bizonder ten behoeve der zaad-negotie, tegen vergoeding van zes dagen kost per week, zes stuivers zakgeld en vrij bovenkleederen om te reizen".

In 1762 wordt vermeld dat zijn loon verhoogd werd tot 25 stuiver en in 1764 na het overlijden van den oom, tot f 5.50 per week, 'doch zonder kost'.


Na het overlijden van de weduwe Hartog verviel de zaak aan Adriaan Wessanen, die echter met Dirk Laan overeen kwam dat deze als compagnon bij hem zou blijven.

Zoo werd den 22 Maart 1765 ten overstaan van Simon Jongewaard, Notaris te Westzaan, opgericht de firma Wessanen en Laan.
Deze vennootschap duurde tot 1789 in welk jaar Dirk Laan het recht verkreeg de zaken alleen onder dezelfde firma voort te zetten.
Was Dirk Laan dus de grondvester der thans wereldbekende firma, hij was tevens zoowel uit familie als uit commercieel oogpunt, de stamvader van al de andere bekende Wormerveersche firma's, die den naam 'laan' in hun firmanaam hebben, zoals Bloemendaal & Laan, Crok & Laan, Gebr. Laan.

Verder noemt Kuyk nog de familie bedrijven van bijvoorbeeld Heijme Vis & Zn te Zaandam, Pieter Schoen & Zn te Zaandam en de olieslager familie Honig. Hij besluit het overzicht met de papierfirma Van Gelder Zonen. Hoewel deze firma niet meer specifiek Zaansche genoemd kan worden (haar hoofdkantoor is te Amsterdam), heeft zij toch nog een fabriek van groote importantie in de gemeente Wormer.

VGZ Wormer
Pakpapierfabriek te Wormer (in 1923)
zijnde een der vijf fabrieken van de N.V. Vereenigde Kon. Papierfabrieken der Firma Van Gelder Zonen. De andere fabrieken zijn gevestigd te Apeldoorn, Renkum en Velsen. Hoofdkantoor te Amsterdam, Singel 230-234.
Uit 'De Zaanstreek - uit haar verleden en heden'

De stichter der tegenwoordige firma Van Gelder Zonen was Marten Schouten, die in het jaar 1783 met zijn schoonzoon P. Smidt van Gelder, het vak begon met den windmolen 'De Eendragt' te Wormer. Dit was de oorsprong van de thans in verschillende deelen van ons land met vijf groote fabrieken werkende wereldfirma.

Als bijzonderheid merkt Kuyk verder op dat “de papierfirma in het jaar 1836 een request tot Koning Willem I richtte, waarin gevraagd werd een stoommachine te mogen plaatsen op welk verzoek 2½ jaar later via Gedeputeerde Staten goedgunstig werd beschikt, doch op voorwaarde dat de op te richten stoommachine.....niet met steenkool zou worden gestookt”

Zwaardemaker
Fabriekencomplex te Zaandam (in 1923)
Links Zwaardemaker's Fabrieken, rechts de vroegere Rijstpellerij van de Firma Klaas Blans, thans pakhuizen der N.V. Blauwhoedenveem-Vriesseveem.
Uit 'De Zaanstreek - uit haar verleden en heden'

Een van de overlevende 'gortpellers' uit het begin van de 19e eeuw is de firma Zwaardemaker te Zaandam, en thans (1923) bekend onder de naam N.V. Zwaardemakers Handel en Industrie. Het was Dirk Zwaardemaker Jansz. die in het jaar 1810 'pelder met één molen' werd en daarmede als grondvester der tegenwoordige firma optrad. In 1816 verbond hij zich met zijn broeder Hendrik Zwaardemaker en zo ontstond de naam D. en H. Zwaardemaker.

De eerste rijstpeller in de Zaanstreek was Albert Vis te Wormerveer die omstreeks het jaar 1823 'dit voor onze streek later zoo belangrijke vak begon met den windmolen De Jonge Voorn'.

Hollandia
Rijstpellerij 'Hollandia' der firma Bloemendaal & Laan te Wormerveer (1923)
Uit 'De Zaanstreek - uit haar verleden en heden'

Verder noemt Kuyk nog de bedrijven D. en M. Grootes Cacao- en chocoladefabriek (1825) te Westzaan, de Olieslagersfirma P. H. Kaars Sijpestein (1840) en de zeildoekweverij van de firma D. v. Leijden & Zn (1847) beide uit Krommenie en de firma T. Duyvis Jz. (1850) te Koog aan de Zaan.

Na de val van Napoleon was er op een kleine opleving waar te nemen. Een aantal grote industrieën en bedrijven zou echter niet meer terugkeren. Kuyk beschrijft het industrialisatie proces als volgt:

Langzamerhand begonnen zich dan ook teekenen van meerdere bedrijvigheid te vertoonen. En toch mankeerde er iets aan de mentaliteit van de Zaankanters dier dagen, waardoor hun blik, wat de toekomst betrof, min of meer verduisterd werd, hetgeen waarschijnlijk oorzaak was, dat de vooruitgang der 19e eeuw zooveel later is gekomen, dan gekund had.

Men was bang voor het nieuwe.

Te veel zat heel ons economische leven vast aan het systeem der windmolens, te veel dacht men met dit eenvoudige productie-systeem de nieuwe methode nog lang buiten "de Zaansche grenzen" te kunnen houden.

Men wilde niet scheiden van de aloude windmolens wier bestaan gedurende honderden jaren het bestaan der Zaankanters was geweest.


De eerste stoommachine werd in 1837 in de Zaanstreek geïntroduceerd door de Blauwselfabriek in Westzaan. Twee jaar later volgde Van Gelder Zonen dit voorbeeld door een stoommachine te bouwen voor de papierfabricatie.

De strijd op leven en dood tusschen stoomfabriek en windmolen was begonnen besluit kuyk dit hoofdstuk van de Zaanse geschiedenis.

Wat echter wel spoedig werd aanvaard was de stoombootverbinding tussen de Zaanstreek en Amsterdam. Dat was een vinding die de windmolens geen kwaad deed dus stapte in 1829 iedereen deftig op de stoomboot 'Mercurius' voor de reis naar Amsterdam. Hoe bewonderde men de 'geweldige' snelheid der boot, die alle schippers voorbij voer.

Zo kabbelde men voort tot de vijftiger jaren. Het bericht dat de firma Prins te Wormerveer een stoom-olieslagerij ging bouwen (in 1850) werd ervaren als een donderslag bij heldere hemel. Kuyk citeert een oud Zaans dagboek “Prins te Wormerveer gaat een stoomolieslagerij bouwen. Dat is het werk des duivels!”

Voorstanders van deze moderne technologie moest men blijkbaar met een lantarentje zoeken. De firma Prins ontving dreigbrieven waarin werd gewaarschuwd voor het verbranden van de gebouwen. Vóór 1850 waren er dus nog maar enkele stoommachines aan de Zaan te vinden. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit een opgave uit 1847 welke is gepubliceerd door de 'Maatschappij van Nijverheid'.

oliemolens 112
pelmolens 48
houtzaagmolens 106
verfmolens 22
papiermolens 21

In totaal bevat deze opgave nog altijd meer dan 300 windmolens met slechts 2 stoomfabriekjes, één pelmolen kon door stoom worden aangedreven en één papierfabriek had een stoommachine. Nadat de firma Prins de eerste stormen had doorstaan volgde er echter snel een aantal andere bedrijven die in stoom investeerde.

Ook m.b.t. het vervoer werden er in die tijd grote werken uitgevoerd. In 1830 werd de Oostzijdersloot in Zaandam gedempt en in 1857 werd de Westzijde tot een brede verkeersweg gemaakt. Ook de omliggende dorpen worden beter toegankelijk gemaakt. In 1859 werd het Weerpad naar Oostzaan in gebruik genomen.

In 1865 werden de IJ-polders drooggelegd. in 1869/'70 werd de spoorbaan naar Uitgeest gelegd en in 1876 werd het Noordzeekanaal geopend waardoor ook de Zaanstreek een directe verbinding met de Noorzee kreeg. En tenslotte werd in 1885 nog de spoorbaan Amsterdam-Enkhuizen geopend. Alle factoren die de Zaanstreek een nieuwe tijd van bloei en ontplooiing van de handel en industrie zouden bezorgen.

In deel 3 beschrijft P.G. Kuyk de stormachtige ontwikkelingen in de Zaanse industrie na 1860 en na de introductie van eerste stoomachines.

Terug naar deel 1 Terug naar deel 1 Deel 2 Naar deel 3