Historische Studiën

Historische Studiën over de Zaanstreek

S. Lootsma
Tweede bundel

Ter inleiding en ter verantwoording

Nu de tweede bundel van mijn "Historische Studiën over de Zaanstreek" het licht ziet, voel ik mij gedrongen een woord van warmen dank te spreken voor de groote waardeering, die mijn vorige arbeid mocht genieten in zeer verschillenden kring. Aan één van mijn beoordeelaars ben ik een afzonderlijk woord verplicht, omdat het den opzet mijner Studiën betreft. Ik bedoel den Zeer Eerwaarden Heer J. C. van der Loos, pastoor te Uitgeest. Zijn recensie, opgenomen in "De Maasbode" van 2 Augustus 1939, getuigt van hooge waardeering - een oordeel, dat ik wegens de groote capaciteiten van hem, die het neerschreef, ten zeerste apprecieer.
Pastoor van der Loos zegt: "...wat de schrijver behandelde, heeft hij met grooten speurzin doorzocht; en met warmte heeft hij getracht bij den lezer genegenheid en belangstelling op te wekken voor de plaatselijke geschiedenis. Het wil mij echter voorkomen, dat hij daarin slechts voor den ontwikkelden man is geslaagd. Naar den vorm zijn de Studiën te geleerd, werd de tekst te veel onderbroken door officieele stukken en documenten, welke grootendeels voor het gemak van den eenvoudigen lezer beter als bijlagen op hun plaats waren geweest."

Wanneer de geachte recensent bemerkt, dat de opzet van dit tweede deel niet anders is, concludeere hij niet, dat schrijver dezes van een zóó ervaren man niet gaarne een goeden raad zou accepteeren! De reden om met zekere "koppigheid" - den Fries eigen - toch op dezen weg door te gaan, ligt in "iets", dat aan de samenstelling dezer beide bundels voorafging.

Reeds sedert 1926/27 publiceer ik opstellen over onderzoek in Zaansche archieven in plaatselijke bladen en periodieken (het meest in het streekblad "de Zaanlander"). Naast deze honderden stukjes, die "Klein-malerei" genoemd kunnen worden, is het aantal lezingen, voor de meest verschillende organisaties gehouden, langzamerhand tot ettelijke tientallen gestegen. Verder zijn door mij in hoogste klassen van Lagere en Mulo-scholen in meerdere Zaanplaatsen "Zaansche proeflessen" gegeven en trad ik herhaaldelijk op als leider van excursies naar "de Zaansche Oudheidkamer".

Zóó -meen ik - heeft een groot deel van het publiek, dat ik tot dit moment toe met mijn historischen arbeid kon bereiken, een zekere scholing doorgemaakt, en behoeft de redactie en de spelling van 17e- en 18e-eeuwsche stukken geen beletsel meer te zijn voor de leesbaarheid der geciteerde bronnen. Wie door de stof heen wil bijten, zal wel de ervaring opdoen, dat een woordenboek hem daarbij uitnemende diensten kan bewijzen. Het is wel degelijk mijn streven den niet zoozeer "ontwikkelden man" tot studie aan te sporen. Dat heeft onze tijd noodig en is van den Zaankanter niet te veel gevergd. Bovendien is de historische naslagwaarde van het werk ermee gebaat, dat de voor velen moeilijk bereikbare bronnen zóó de volle waardeering genieten. Zouden ze - in bijlagen min of meer "opgeborgen" - niet gemakkelijk worden... "vergeten" ?

Mogen wij ter verdediging van ons standpunt in dezen nog iets citeeren uit het "Vorwort" van de "Beitrage zur Geschichte des deutschen Seeschiffbaues und der Schiffbaupolitik" (1899) van den bekwamen Duitschen "Wirtschaftshistoriker" Dr. Ernst Baasch ? Hij heeft het daar over degenen, "die stets bereit sind, streng an die Quellen sich haltende Darstellungen geringschatzig als blosse ,Aktenauszüge', ,Materialsammlungen' u. dgl. zu bezeichnen".
Nu is mij niemand "te na" geweest, en heb ik dus geenerlei reden tot sarcasme, zooals in Baasch' woorden is te bespeuren. Maar wij onderschrijven zijn meening, dat publicaties als de onze trots de zeer vele aanhalingen iets meer zijn dan "Aktenauszüge". Ze zijn ook bedoeld voor den behoorlijk ontwikkelden leek.

Gedeeltelijk is ook deze bundel weer economisch-historisch van inhoud. Die zijde der Zaansche geschiedbeschrijving is m.i. wel de belangrijkste. Maar gelukkig schoot er nog eenige ruimte over voor wat ik in het voorbericht van den eersten bundel noemde: de "andere" zijde van het leven - de Zaankanters in hun onderling en huiselijk verkeer. De lezer verwondere zich niet over mijn verlangen en vurige hoop, dat "andere" tot zijn volle recht te doen komen in nóg een bundel...
De aandacht-naar-buiten wordt meer getrokken door wat hier op economisch gebied voorviel en voorvalt. Niemand kan meer dan schrijver dezes verheugd zijn over het feit, dat in den laatsten tijd studenten scripties over het economisch deel der Zaansche historie samenstelden. En evenzeer stemt het tot groote voldoening, dat een in bewerking zijnd proefschrift zijn stof ontleent aan dat gebied.

Deze tweede bundel van
LOOTSMA'S HISTORISCHE STUDIËN
verschijnt juist tien jaren na den dood van den schrijver.
Onder auspiciën van de
Zaanlandsche Oudheidkundige Vereeniging "Jacob Honig Janszoon Junior",
die zijn wetenschappelijke nalatenschap verwierf,
waaronder het manuscript van dit werk,
met financieele steun van verschillende Zaansche industrieën en personen
en door de zorgen van eenige toegewijde vrienden
is deze uitgave tot stand gekomen, waardoor zij daadwerkelijk
zijn nagedachtenis hebben willen eeren.
UITVOERING BOEK:
Uitgave:P. Out NV - Koog aan de Zaan
Tekst:S. Lootsma
Omvang:255 pagina's
Formaat:17 x 25 cm