Jaap Kaal

Jaap Kaal
1893 - 1960

Een schilder in dialoog met de traditie

Woord vooraf

De naam Jaap Kaal is voor slechts enkele kunstkenners een begrip. Daarom richt het leeuwendeel van dit boek zich, na een biografisch hoofdstuk, op het oeuvre van de kunstenaar. Voor dit accent is gekozen omdat de makers van het boek van mening zijn dat Jaap Kaals werk deze aandacht ten volle verdient en omdat zij het hoog tijd vinden dat het uit zijn sluimerend bestaan wordt gewekt. Het is immers al bijna vijfenveertig jaar geleden dat Adriaan Bosbooms monografie Joop Kaal. Een inleiding tot zijn werk verscheen, terwijl de laatste aan de schilder gewijde tentoonstelling in 1970 plaatsvond. Daarna volgden nog slechts twee exposities waarop hij met enkele werken was vertegenwoordigd: Noordhollandse figuratieven in Arti et Amicitiae (Amsterdam, 1972/73) en Kunst zonder rugwind in het Zaans Museum (Zaandam, 1999). Voor het overige leidde zijn werk een voor het publiek verborgen bestaan in particuliere collecties, in museumdepots en in een nalatenschap waarvan vrijwel niemand wist waar deze zich bevond.
Pas na afronding van een in 2005 begonnen inventarisatie van het werk was het mogelijk, het gehele oeuvre van Jaap Kaal te overzien en artistieke ontwikkelingen waar te nemen die niet eerder waren opgemerkt. Het project vormde een stevig fundament voor de kunsthistorische bijdragen in dit boek. Lies Netel beschouwt het werk van Jaap Kaal in het perspectief van de internationale ontwikkelingen in de beeldende kunst van de twintigste eeuw. Zij legt daarbij de nadruk op Kaals creatieve relatie tot de schildertraditie en het werk van enkele kunstenaars van zijn eigen tijd. Henk Heijnen concentreert zich in het bijzonder op de Zaanse artistieke context en belicht de intenties en de ontwikkeling van Jaap Kaals werk aan de hand van exposities en recensies. Paul Op de Coul vat de resultaten van het inventarisatieproject samen en geeft een overzicht van de omvang van het oeuvre, de gekozen genres en de toegepaste technieken.

Jaap Kaal heeft het zijn biograaf niet makkelijk gemaakt. Vanuit de overtuiging dat uitsluitend zijn werk als kunstenaar telde en dat kennis over zijn persoonlijke leven en opvattingen uiteindelijk irrelevant was, verbrandde hij enkele maanden voor zijn dood al zijn correspondentie. Het is niet onmogelijk dat toen ook nog andere persoonlijke documenten in vlammen zijn opgegaan. Gespaard werden alleen een aantal foto's en een paar brieven die hem kennelijk bijzonder dierbaar waren. Gezien deze omstandigheden waren gesprekken met degenen die Jaap Kaal goed hebben gekend (of wier ouders hem goed kenden) van onschatbare waarde voor het biografische onderzoek. Het thematisch opgezette hoofdstuk over het leven van Jaap Kaal wil meer zijn dan een feitelijk curriculum vitae en schuwt de interpretatie niet, omdat alleen zo licht kan worden geworpen op de drijfveren van zijn persoonlijke en artistieke ontwikkeling.
De drie fotokaternen geven een chronologisch overzicht van een selectie van circa honderd werken van Jaap Kaal, ontstaan tussen 1916 en 1959. Titels die Kaal zelf heeft gegeven zijn in de onderschriften bij de foto's gehandhaafd. Daarbij gaat het om titels die in zijn handschrift op een tekening of op het spieraam van een schilderij staan of in een expositie tijdens zijn leven zijn gebruikt. Doorgaans zijn ook gehandhaafd de titels die alleen gedocumenteerd zijn door postume tentoonstellingen en de monografie van Adriaan Bosboom, omdat zij in deze gevallen afkomstig zijn van de weduwe van de schilder. Tenslotte is een aantal nieuwe titels tot stand gekomen op grond van wat het werk laat zien. De herkomst van de titels wordt in de onderschriften niet nader verantwoord, want het betreft hier immers geen wetenschappelijke oeuvrecatalogus. Omdat de schilder zijn werk niet altijd dateerde - vooral bij olieverfschilderijen liet hij dit nogal eens na - moest in een aantal gevallen worden volstaan met dateringen als: 'wsch. 1950', 'ca. 1950' en 'jaren '50'. Om bovengenoemde reden worden de dateringen evenmin verantwoord, ook niet als zij alleen konden worden vastgesteld op grond van stilistische kenmerken of circumstancial evidence.

Aan al diegenen die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze publicatie ben ik veel dank verschuldigd. Hun namen worden op een van de laatste bladzijden vermeld. Op deze plaats wil ik één persoon bijzonder danken: Anneke Soekardiman-Kolijn, de weduwe van de schilder, zonder wier medewerking dit boek niet had kunnen worden gemaakt.

Paul Op de Coul

Jaap Kaal
Jaap Kaal met pijp in de jaren vijftig
Foto door zijn neef Jaap Kaal

Jaap Kaal (1893-1960) werkte gedurende ruim vier decennia aan een intens oeuvre, waarin hij zocht naar de kern van de zichtbare werkelijkheid.
Hij experimenteerde met de fundamenten van de schilderkunst: lijn, vlak en de materie van olieverf of houtskool. Op eigenzinnige wijze combineerde hij deze experimenten met datgene wat hij van Rembrandt, Permeke, Modersohn-Becker, Van Gogh en Picasso had geleerd.
Karakteristiek voor zijn landschappen, portretten en stillevens zijn een radicale soberheid inzake vorm en kleur, een gerichtheid op het constructieve in plaats van op het pittoreske en een verstilde expressiviteit.
De monografie over Jaap Kaal is het resultaat van nieuw onderzoek naar leven en werk van de kunstenaar. Paul Op de Coul, musicoloog en samensteller van het boek, schreef het biografische gedeelte. De essays over het werk zijn van de hand van de kunsthistorici Lies Netel en Henk Heijnen. Het boek bevat een honderdtal foto's van schilderijen, gouaches, tekeningen en etsen uit alle periodes van het oeuvre.

UITVOERING BOEK:
Uitgave:Stichting Uitgeverij Noord-Holland
i.s.m. Stichting Jaap Kaal
Samenstelling en redactie:Paul Op de Coul
Tekst:Paul Op de Coul, Lies Netel en Henk Heijnen
Fotografie:Arjen Gaarenstroom
Vormgeving:Rolf Kliffen
Omvang:144 pagina's
Formaat:24,5 x 23 cm
ISBN:978 90 78381 29 7