Van lompen en hout tot papier

Van lompen en hout tot papier

Inleiding

Het artikel papier is in de moderne samenleving niet weg te denken, zodat het alleszins verantwoord is om daaraan eens bijzondere aandacht te schenken. En waar de Zaanstreek in de ontwikkelingsgeschiedenis van de Nederlandse papiermakerij een grote rol heeft gespeeld en als centrum van papierverwerkende industrie nog van veel belang is, kan de papiertentoonstelling goede diensten bewijzen bij het heemkunde-onderwijs. Tot de eerste helft van de 19e eeuw was de wereldproductie van papier nog van vrij geringe betekenis: het was nog bijna uitsluitend handwerk en de benodigde grondstoffen (lompen) waren niet onbeperkt verkrijgbaar, beide factoren hielden de productie laag. Pas toen men er in geslaagd was de vezels van het naaldhout aan de papierproductie dienstbaar te maken, kon aan de steeds stijgende papierbehoefte voldaan worden, ging de wereldproductie met sprongen omhoog en steeg van ± 10.000 ton in 1800 tot 8 miljoen ton in 1900 en 45 miljoen ton in 1950.
Van die totale productie bestond 20% uit courantenpapier hetgeen gezien de rol, die de pers in de internationale en nationale politiek speelt en de enorme omvang en het aantal dagbladen en tijdschriften geen verwondering wekt.

Het papierverbruik per hoofd der bevolking is het hoogst in de landen met een hoge levensstandaard en hierin staan (in 1950) de V.S. bovenaan met 173 kg. Canada volgt met 125 kg. Nederland komt op de 8e plaats met 47 kg. Van dit belangrijke Nederlandse papierverbruik komt ruim 60% voor rekening van verpakking en reclame, voor dagbladen en tijdschriften wordt 30% en voor boeken slechts 2½% van de jaarproductie gebruikt. Het restant, ruim 5%, dient voor administratieve- en onderwijsdoeleinden. De naam papier is afkomstig van de Egyptische papyrusplant, waarvan de stengels in smalle stroken gesneden en kruiselings over elkaar werden geplakt. De aldus gevormde laag werd geklopt, gehamerd, geperst en gedroogd, waarna het oppervlak met een steen of schelp glad gemaakt en gepolijst met olie, waardoor het blad papyrus gereed tot gebruik was. Deze werkwijze, omstreeks 3000 j. v. Chr. bedacht, heeft stand gehouden tot het jaar 800. Wie enig inzicht in de samenstelling van het artikel papier heeft, zal bemerken dat papyrus slechts de naam aan dit product heeft gegeven maar er verder niets mee gemeen heeft.
Het principe van de papierbereiding werd in 105 n. Chr. uitgevonden door de Chinees T'sai Lun, die papier ging maken van plantaardige vezels en wiens werkwijze nog steeds de grondslag vormt voor het moderne papiermaker sbedrijf. T'sai Lun maakte een brijachtige massa van uitgeplozen touw en fijngewreven bast van de moerbeiboom, verdunde die sterk en schepte met een bamboezeef je een dunne laag, welke na geperst en gedroogd te zijn het eerste blad papier op aarde was. Het bamboezeefje is vervangen door kopergaas, de grondstof, hoewel van andere samenstelling, nog steeds in hoofdzaak plantaardige vezels en de geringe productie van T'sai Lun is uitgebreid tot de voor een moderne papiermachine normale hoeveelheid van 3 à 5000 kg per uur,. . . maar het principe is hetzelfde gebleven en heeft door de eeuwen heen zijn deugdelijkheid bewezen. Hoe is nu deze werkwijze naar Europa gekomen? Volgens sommige geschiedschrijvers kwamen de op roof uitgetrokken Arabieren met deze kunde in Noord-Afrika, anderen menen dat Chinezen die in krijgsgevangenschap waren geraakt, hun werkwijze aan de Arabieren hebben doorgegeven. Als grondstof werd hennep en oud linnen gebruikt en in Fez, een papiermakerscentrum der Oudheid, waren reeds omstreeks het jaar 900 door waterkracht gedreven lompenstampers in gebruik. Het zou nog twee eeuwen duren voor "de witte kunst" z'n intrede in Europa deed.
Via Frankrijk en Italië komt in 1586 de eerste papiermolen in Dordrecht tot stand. Lang voordat die eerste papiermolen in ons land gebouwd werd, werd reeds vrij veel papier gebruikt. In de grafelijke rekening van 1352 wordt de aankoop van papier vermeld, dat in Antwerpen en Brugge gekocht werd. Op deze markten kochten veel Nederlanders steeds hun papier, dat uit Frankrijk en Italië afkomstig was. Het italiaanse werd "Lombards", het franse "Troys" genoemd, dit laatste naar het belangrijke papiermakerscentrum Troyes in Frankrijk. Ook duits en Zwitsers papier werd ingevoerd, maar het Lombards en Troys moet beter geweest zijn. Papier was een belangrijk artikel, men was er zich van bewust dat het moest dienen voor zulk een belangrijk doel als het vastleggen voor het nageslacht, wat de overheid had bepaald, of wat de wetenschap had gevonden. Reeds vroeg gaat de Overheid zich met de kwaliteit er van inlaten. In 1530 bepaalt Keizer Karel V dat niemand in de Nederlandse gewesten zal mogen invoeren of verkopen andere witte papieren dan die, welke deugdelijk zijn en op beide zijden zonder te vloeien kunnen worden beschreven. Knoeierijen kwamen ook toen al voor: vele kooplieden maakten te goeder faam bekend staande watermerken na en daarom moest ieder die van zodanig slecht papier voorzien was, dit binnen zes weken wederom uitvoeren op straffe van confiscatie, boete van een gouden reaal en verbeurte van het recht om ooit hier te lande papier te mogen verkopen.

Papiermerk
Papiermerk met afbeelding van een papiermolen
Collectie Zaanlands Museum

In 1586 kregen twee burgers van de stad Dordrecht een consent van de graaf van Leycester om in hun woonplaats twee papiermolens op te richten. Dit consent werd in 1589 voor vijfjaar door de Staten van Holland vernieuwd. In 1591 werd door 3 Alkmaarders bij de Staten octrooi aangevraagd voor de stichting van twee papiermolens voor wit en grauw en ander papier. Deze molens werden alle door paardenkracht aangedreven. Of er met deze molens ooit winst behaald is staat te bezien, want de eigenaars beklagen zich "dat de papiermakerij onbekend is en er geen geschikte arbeiders voor zijn te bekomen". De beide Alkmaarse molens waren een paardenmolen en een "gemalen metten wynde" een windmolen dus.

Treffen we de oudste papiermolens in ons land dus in Dordrecht en Alkmaar aan, het oudste centrum van papiermakers is in een geheel andere streek tot stand gekomen, n.l. op de Veluwe, waar voldoende geschikt water was en de beekjes verval genoeg hadden om het waterrad te drijven. De Dordtse en Alkmaarse molens leidden een kort en kwijnend bestaan, maar de Veluwse molens wisten zich dank zij de gunstige waterfactor te handhaven en te ontwikkelen, zodat er in korte tijd tal van bedrijfjes ontstonden. De eerste Gelderse papiermolen dateert waarschijnlijk van voor 1592 en heeft gestaan binnen het schependom van de stad Arnhem. In 1598 wordt melding gemaakt van een papiermolen bij Hattem en in het eerste kwart van de 17e eeuw worden er tientallen gebouwd. De meest bekende Gelderse papiermaker in die tijd was Martin Orges, die als refugé naar ons land is gekomen. In 1606 verkrijgt hij vergunning om onder Beekbergen een papiermolen te vestigen, die echter waarschijnlijk in 1613 te Ugchelen is gesticht. De familie Orges kreeg grote vermaardheid als papiermakers. Verscheidene Gelderse molens kwamen in handen van de Orges-familie. De Veluwse papierindustrie ontwikkelde zich snel en voorspoedig, hoewel de kwaliteit lang zeer matig geweest moet zijn. In 1740 telde de Veluwe 170 papiermolens, bijna alle ingericht met hamerbakken en slechts één schepkuip rijk. Het waren kleine bedrijfjes met een productie van ongeveer 70 kg per dag.

De eerste papiermolen aan de Zaan is waarschijnlijk te Zaandijk gebouwd, in welk jaar is tot heden onbekend, maar in 1605 was hij reeds aanwezig. In 1616 verrees in West-Zaandam de papiermolen "de Kauwer", die op gezag van Adraan Loosjes eeuwenlang voor de eerste onder de Zaanse papiermolens is gehouden. Mr. D. Vis vond echter bij archiefonderzoek dat hij te Zaandijk een oudere voorganger had gehad. Aan "de Kauwer", die ook wel de "oude papiermolen" werd genoemd, ontleent het nog bestaande Kauwerspad z'n naam. Dit Kauwerspad heette, omdat er drie papiermolens aan gestaan hebben, ook wel "Papierpad".
De Zaanse papier molens waarvan het aantal zich in de loop der jaren voortdurend uitbreidde, werden tot 1674 uitsluitend gebruikt tot het maken van de zg. grauwe, blauwe, basterd en bordpapieren. In dat jaar werden de molens "de Vergulde Bij korf" te Zaandijk en "de Wever" te Koog aan de Zaan ingericht voor fabriceren van wit papier. Volgens overlevering zouden Gelderse papiermakers die voor de legers van de Franse Koning Lodewijk XIV uit hun land waren gevlucht, de Zaanse papiermakers hebben bewogen zich ook op het maken van wit papier toe te leggen. Omstreeks die tijd werd in de Zaanstreek een belangrijke uitvinding gedaan door het construeren van een maalwerktuig, waardoor het langdurige stampproces der vodden tot op een vierde van de tijd werd bekort en waardoor men ook een beter product verkreeg. Deze maalbak, die hier en in het buitenland nog algemeen de naam van "Hollander" draagt, is in gewijzigde vorm nog steeds een belangrijk instrument in de papierindustrie. De uitvinding van de Hollander heeft de kwaliteit van het Zaanse papier ten zeerste verbeterd, zodat de roem van het product tot ver in het buitenland verspreid werd. Aan het einde van de 17e eeuw telde men in de Zaanstreek zestig papier molens alle ingericht met 2 of 3 schep kuipen.
Natuurlijk inspireerde het succes van het Zaanse papier ook het buitenland tot navolging. Knappe deskundigen kwamen naar ons land om de werking van de papiermolens te bestuderen en het duurde niet lang of molens naar Zaans voorbeeld en door Zaankanters gebouwd, werkten in Zweden, Rusland en Noorwegen.
Papiermakers werden tegen aantrekkelijke voorwaarden gehuurd om de buitenlandse arbeiders in de geheimen van het vak in te wijden. Geen wonder dat men daar hier op de duur de weerslag van ondervond. In het midden van de 18e eeuw was er sprake van overproductie en werd met de Gelderse collega's afgesproken om gedurende de maand januari 1740 de schepkuipen te laten rusten. Ook kochten verenigde papierfabriceurs soms een concurrent weg om de productie te beperken.
In 1800 blijkt uit een enquête, ingesteld door de Agent voor de Nationale Economie, dat er aan de Zaan nog 37 papiermolens in bedrijf zijn. Algemeen zijn de klachten over de buitenlandse concurrentie, het verbod van uitvoer van lompen uit de door Frankrijk bezette gebieden en de hoge belastingen op tal van grondstoffen. Na de Franse tijd beleefden de papiermakers aanvankelijk nog een periode van welvaart, hetgeen voornamelijk te danken was aan het maken van velin papier, een fijne gladde papiersoort, die in de beginne beter met de hand dan op de machine gemaakt kon worden.
Schema papierfabricage Het was echter zonder meer duidelijk, gelet op de industriële ontwikkeling, die mede veroorzaakt werd door toepassing van de stoommachine, dat men ook in de papiermakerij geheel nieuwe wegen moest inslaan, wilde men niet door de "industriële revolutie" geheel ten onder gaan. Het was de firma Van Gelder Zonen die in Nederland de eerste machinale fabriek ging inrichten in de papiermolen "het Fortuin" aan het Guispad te Zaandijk. De firma werkte toen met vier molens, n.l. "de Eendragt" te Wormer, "de Bok" en "de Soldaat" te Wormerveer en "de Kruiskerk" te Zaandam met totaal 7 witte en 6 basterdkuipen. De overgang van het handwerk naar de machine en daarmee naar de stoom als drijfkracht in plaats van de wind, is van enorme betekenis geweest voor de Nederlandse papierindustrie. Dit experiment, het zonder ervaring inrichten van een geheel nieuwe fabriek, welks installatie geheel in het buitenland vervaardigd moest worden, kostte enorme sommen en slaagde mede door grote tegenwerking van overheid en concurrentie niet, maar bracht de bloeiende firma zelfs tot aan de rand van de ondergang. De dure machines bleken even duur in gebruik te zijn en verslonden enorme hoeveelheden kostbare brandstof. Het bedrijf leverde geen winst op en na 6 jaar nam men het besluit de machine buiten werking te stellen en later voor oud ijzer te verkopen.

Toch was men niet geheel ontmoedigd, men wist dat het met de hand geschepte papier had afgedaan en de toekomst slechts aan het machinale papier behoorde. Men besloot "de Eendragt" te Wormer tot stoomfabriek in te richten, men had meer ervaring opgedaan en dank zij een grote mate van ondernemingsgeest en doorzettingsvermogen, slaagde men er in de nieuwe fabriek tot bloei te brengen.

De andere papiermakers aan de Zaan, die het oude handwerk trouw bleven, leidden allen een min of meer kwijnend bestaan en moesten de een na de ander liquideren. De firma Jan Honig en Comp te Zaandijk die met "het Fortuin" het langst gewerkt heeft, had juist plannen de molen geheel te mechaniseren, toen deze in 1894 tot de grond toe afbrandde. De firma Gebrs. de Jong te Westzaan, die met de molens "de Vergulde Bijkorf" en "de Witte Veer" te Zaandijk en "de Schoolmeester" te Westzaan werkte, zag in 1903 "de Bijkorf" in vlammen opgaan. Wel werd toen naast "de Schoolmeester" een kleine fabriek gebouwd, maar het debiet in het op de oude wijze van lompen vervaardigde papier, liep hoe langer hoe meer terug. Zo is slechts een enkele papiermolen, door wind gedreven, blijven bestaan en de firma Gebrs. de Jong past een woord van hulde, dat zij deze laatste molen voor ons bewaard heeft. Daardoor toch is het, beter dan op welke wijze ook, mogelijk zich een juist beeld te vormen van de wijze waarop eeuwenlang het artikel papier vervaardigd werd. De molen werd in 1692 gebouwd voor het maken van verschillende soorten pakpapier en werd nimmer gebruikt om fijn wit papier te fabriceren. De wellen die bij de molen zijn gelegen en het voor de productie benodigde water leveren, zijn nl. ijzerhoudend, waardoor het zonder intense zuivering niet mogelijk is om duurzaam witblijvend papier te maken.

Omstreeks 1880 werd een eenvoudige papierschepmachine geplaatst, waardoor het handscheppen verviel. Maar de gehele verdere bewerking van het papier geschiedt nog op dezelfde wijze als toen de molen gebouwd werd. De enige grondstoffen voor dit papier gebruikt zijn lompen, touw en water. Geen lijm, hars, chinaklei of kleurstoffen, dan wel bleekmiddelen, worden toegepast. De meest bijzondere papiersoort welke hier gemaakt wordt is het z.g. "mospapier", dat voor 90% uit veenmos en voor 10% uit lompen bestaat. Het wordt gebruikt na in teer gedrenkt te zijn, bij de uitvoering van bepaalde waterbouwkundige werken en bij scheepsbouw.

UITVOERING BOEK:
Uitgave:Heemkunde - Gemeente Zaandam - Voorlichting
Tekst:F. Mars
Omvang:38 pagina's
Formaat:17 x 23 cm