Papiermolens

De papiermolens
in de provincie
Noord-Holland

Voorwoord

Voor de geschiedenis der papierindustrie bestaat een merkwaardig grote belangstelling. Aan het verleden van deze industrie zijn talrijke geschriften gewijd en er bestaan zowel hier als in het buitenland instellingen, die zich speciaal bezighouden met dit onderdeel van de economische geschiedenis. Ter verklaring van deze belangstelling kan men twee redenen aanvoeren. In de eerste plaats zien velen in de geschiedenis van het papier iets meer, dan alleen maar een stukje economische geschiedenis. Evenals de geschiedenis van de boekdrukkunst dit is, vormt ook de geschiedenis van het papier een belangrijk onderdeel van de beschavingsgeschiedenis. Dat de uitvinding en verbreiding van de boekdrukkunst een belangrijke factor is geweest in de sociale, politieke en economische ontwikkelingsgeschiedenis van Europa, wordt door niemand ontkend. Dat de boekdrukkunst deze belangrijke rol heeft kunnen vervullen, is echter alleen mogelijk geweest door de verbreiding van de papiermakerij. De tweede reden voor de grote belangstelling, die de geschiedenis van het papier geniet, is de groeiende betekenis der watermerkkunde als historische hulpwetenschap. Sinds de Zwitser Charles Moïse Briquet in 1907 de grondslag legde voor deze wetenschap, welke het dateren van een document op grond van het watermerk in het papier mogelijk tracht te maken, is de belangstelling voor het papier en zijn geschiedenis andermaal toegenomen. Voor de watermerkkunde is immers niet alleen een uitvoerig watermerken-archief, maar ook een exacte historische beschrijving van de papiermolens onontbeerlijk.

In ons land bewegen zich op het gebied der 'papiergeschiedenis' twee instellingen. De oudste hiervan is 'The Paper Publications Society' te Hilversum, welke onder leiding van de heer E. J. Labarre sinds 1950 een reeks van belangrijke werken over de watermerkkunde publiceert onder de titel Monumenta Chartae Papyraceae Historiam Illustrantia. De tweede instelling op papierhistorisch gebied in ons land is de 'Stichting voor het Onderzoek van de Geschiedenis der Papierindustrie in Nederland', gevestigd te Haarlem. Deze stichting is in 1954 in het leven geroepen door de Vereeniging van Nederlandsche Papierfabrikanten te Haarlem. Volgens artikel 2a van de statuten, heeft de stichting tot doel 'de bestudering en optekening van de geschiedenis der papierfabricage in Nederland, alsmede van de daarbij betrokken ondernemingen. De studie zal ook omvatten het onderzoek naar de economische en maatschappelijke omstandigheden, welke de ontwikkeling der Nederlandse papierindustrie tot haar huidige staat hebben bepaald'. Het bestuur der stichting wordt gevormd door de heren prof. ir. E. L. Selleger, D. Cramer en H. J. van 't Lindenhout; directeur der stichting is H. Voorn.

De taak van deze stichting is zeer omvangrijk. De Nederlandse papierindustrie heeft een lang verleden en het aantal papiermolens is zeer groot geweest. Het werk is begonnen met een onderzoek naar de geschiedenis der papiermolens in Noord-Holland, vooral de Zaanse molens. Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in dit boek, dat als eerste deel van een volledige geschiedenis der Nederlandse papierindustrie verschijnt. Het tweede deel zal worden gewijd aan de papiermolens van Zuid-Holland en Zeeland. Het materiaal voor dit werk werd verkregen door een uitgebreid onderzoek in het Rijksarchief voor de Provincie Noord-Holland, waarbij onder andere van alle betrokken Zaangemeenten de akten van eigendomsoverdracht van onroerend goed volledig, de notariële protocollen vrijwel volledig werden bewerkt. Ook de Staatboeken der Weeskamers bleken belangrijke gegevens te bevatten, terwijl in bepaalde gevallen ook de Schepenrollen zijn geraadpleegd. Van de uitgebreide literatuur over het Zaanse economische en sociale leven werd vanzelfsprekend dankbaar gebruik gemaakt; de belangrijkste publikaties worden achter in dit boek bij de bronvermelding genoemd. Een woord van hartelijke dank dient te worden gericht aan de velen, die de schrijver met raad en daad terzijde hebben gestaan: de ambtenaren der verschillende archieven, dr. S. Hart te Amsterdam, de heren J. W.van Santé, J. Honig en wijlen G. J. Honig te Zaandijk en vele anderen. Het feitenmateriaal in dit boek is geordend naar molens en de molens zijn naar gemeenten gerangschikt. Een andere ordening was evenzeer mogelijk geweest: de min of meer kunstmatige rangschikking volgens toevallige gemeentegrenzen zou vervangen kunnen worden door een rangschikking volgens standplaats, waarbij dan bij voorbeeld alle molens aan het Guispad, of alle molens langs de Nauernasche Vaart bij elkaar worden geplaatst. De rangschikking volgens gemeenten is gekozen, omdat deze het beste bij de archivalia aansluit. Van veel groter principiële betekenis is de ordening der feiten naar molens en niet naar papiermakersfirma's. Rangschikking naar molens betekent soms een versnippering der firma-geschiedenis over meerdere hoofdstukken; bij rangschikking naar firma's zou echter de molengeschiedenis vaak over meerdere hoofdstukken worden verbrokkeld. Ik heb, zij het niet zonder aarzelen, de molen tot het middelpunt van mijn betoog gemaakt en ik heb getracht de bezwaren zoveel mogelijk te ondervangen door de geschiedenis van firma's, die meer dan één molen exploiteerden, te concentreren in het hoofdstuk over hun belangrijkste molen. De beslissing, om de molen tot uitgangspunt te nemen, is gevallen toen het bleek dat voor de toekomstige beschrijving der papiermolens in andere provincies de rangschikking naar firma's niet goed te handhaven zou zijn.

Ik ben de lezer een woord van verklaring schuldig voor het merkwaardige feit, dat men in dit boek vergeefs zal zoeken naar de talloze voetnoten, die in een dergelijk werk gebruikelijk zijn. Tegen het gebruik van voetnoten zijn vele bezwaren aan te voeren. Ze interesseren de meeste lezers slechts matig, ze vormen hinderlijke onderbrekingen bij de lezing, de typograaf heeft esthetische bezwaren tegen hun gebruik, en de uitgever bemerkt dat voetnoten de kostprijs van een boek sterk doen stijgen. Voetnoten zijn echter niet nutteloos: behalve minder belangrijke feiten, vermelden ze ook de bron, waaraan de schrijver zijn wetenschap ontleent. Door bewust van het gebruik van voetnoten af te zien, moesten nu ook wel eens minder belangrijke feiten in de tekst worden verwerkt. Het daaraan verbonden gevaar van wijdlopigheid en afdwalingen op zijwegen heb ik binnen aanvaardbare grenzen trachten te houden. Het probleem der bronvermelding heb ik trachten op te lossen door bij het citeren van een schrijver in de tekst de naam van de betrokken auteur en zo nodig de korte titel van zijn boek te noemen; in de literatuurlijst vindt men desgewenst de volledige titel. Ook de gebruikte archivalia kan de belangstellende lezer gemakkelijk terugvinden, door het raadplegen van de inventarissen van het Notarieel en van het Oud-Rechterlijk archief der Provincie Noord-Holland. Doordat steeds de datum van iedere acte is aangegeven, en eventueel ook de naam van de betrokken notaris, kost het weinig moeite het originele stuk terug te vinden, hetzij in de notariële protocollen, hetzij in de transportregisters, veil- of hypotheekboeken van de betrokken plaats. Ook indien van andere archiefbronnen gebruik is gemaakt, heb ik er zorg voor gedragen, dat voldoende gegevens verstrekt werden om de bron desgewenst terug te vinden. Voor Amsterdam en Alkmaar vindt men de bronnen niet in het Rijksarchief, maar in de plaatselijke gemeente-archieven.

Hoewel met deze publikatie het onderzoek naar de geschiedenis der papiermolens van Noord-Holland is afgesloten, houdt de Stichting zich toch gaarne aanbevolen voor toezending van gegevens over de Noordhollandse (en andere) papiermolens, waarmede het archief van de Stichting dan kan worden bijgewerkt. Het adres luidt: Stichting voor het Onderzoek van de Geschiedenis der Papierindustrie in Nederland, Lorentzkade 186, Haarlem.

UITVOERING BOEK:
Uitgave:In opdracht van de Stichting voor het onderzoek
van de geschiedenis der Nederlandse Papierindustrie
uitgegeven door de Papierwereld te Haarlem 1960
i.s.m. Meijer's Industriële Uitgeverij
Tekst:H. Voorn
Oplage:Gedrukt in 750 genummerde exemplaren
Papier:80-grams offsetdruk, vervaardigd door Van Gelder Zonen nv, Apeldoorn
Omvang:565 pagina's
Formaat:20 x 30 cm