Streekplan Voor Het Noordzeekanaalgebied 1967

Streekplan Voor Het Noordzeekanaalgebied 1967

Beschrijving van de Meest Gewenste Ontwikkeling in Hoofdlijnen

Inleiding

Het gewest, waarin dit streekplangebied ligt, is gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid met als gevolg een in absolute zin grote aanwas van de bevolking, welke plaats vindt in een tijdperk met een ongekend snelle technologische ontwikkeling en met althans op langere termijn bezien, gunstige mogelijkheden voor een verdere vergroting van de welvaart. Deze situatie stelt steeds moeilijker te vervullen eisen aan de inrichting van het gebied; de gegeven omstandigheden leiden tot een toenemende ruimtebehoefte ten aanzien van wonen, werken, verkeer en recreatie. Hierbij komt dat gebieden met een voorheen vrijwel autonome ontwikkeling betrokken raken bij ontwikkelingen elders of zelfs opgaan in een groter geheel, een proces dat aangeduid wordt met het begrip schaalvergroting.

Wanneer het aantal inwoners in een gebied toeneemt, terwijl tevens, ter realisering van nieuwe welvaartsmogelijkheden, de ruimtebehoefte per hoofd groter wordt, neemt de behoefte aan een duidelijk ruimtelijk beleid toe. Een eerste opgave voor een dergelijk beleid is het uitstippelen van een ontwikkelingsprogramma op lange termijn, zodat geen incidentele groei in de naaste toekomst de ontwikkeling in een latere periode ernstig remt of onmogelijk maakt.

Een van de middelen om de vergroting van de groei van welvaart en welzijn te bevorderen en verkeerde ontwikkelingen te voorkomen, is het vastleggen van de hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkeling in een streekplan. Hierbij worden vele vormen van ruimtegebruik, ook in de tijd gezien, zodanig op elkaar afgestemd, dat de delen van het geheel noch aan elkaar, noch aan het geheel afbreuk doen, doch elkaar aanvallen en versterken.

Nadere aanduiding van de ontwikkeling

De gebieden rond en nabij het Noordzeekanaal bezitten, naast een gunstige verkeersligging, een rijk gevarieerde en hoog ontwikkelde economische, maatschappelijke en culturele structuur. Hier ligt de hoofdstad van Nederland en is de zetel van het provinciaal bestuur gevestigd. Men vindt er zware basisindustrie, het hoogoven-en staalbedrijf. In de naaste toekomst wordt deze basis verbreed door de vestiging van petrochemische industrieën. Verder van industrie en havenbedrijven georiënteerd op diep vaarwater. Dit gebied bezit in Amsterdam een nationaal en internationaal centrum op het gebied van handel, geld- en bankwezen en cultuur. Verder treffen we in dit deel van de provincie de nationale luchthaven Schiphol en het nationale centrum voor radio en televisie aan.

De ontwikkelingsmogelijkheden van deze veelheid aan hoogwaardige activiteiten, waarvan er vele van nationaal en internationaal belang zijn, dienen te worden verzekerd en verder gestimuleerd, waarbij het vooral gaat om verbetering van het kwalitatieve peil. De verbetering van het kwalitatieve peil zal in verband met de vestigingsfactoren en/of de hoogte der inkomens vergezeld gaan van een verschuiving van bepaalde activiteiten naar elders, onder andere het noorden der provincie. Met name het Noordzeekanaalgebied is de meest geschikte vestigingsplaats voor zeer kapitaalintensieve bedrijven (met hoge toegevoegde waarde per arbeidskracht) en in de centra zal een hoogwaardig dienstverleningsapparaat zijn plaats moeten behouden en verder moeten worden versterkt. De mogelijkheden van de ontwikkeling in een verdere toekomst hangen af van de inrichting en uitrusting van het gebied. Men zal moeten zorgen dat in stedebouwkundig en economisch opzicht een harmonisch geheel ontstaat. Hiertoe is het noodzakelijk de nu en in de toekomst benodigde voorzieningen te treffen en hier ruimten voor te reserveren. In de eerste plaats komt het er op aan de kwaliteit van het woonmilieu te handhaven en zo mogelijk te verbeteren, waartoe bestaande en te projecteren woongebieden moeten worden beschermd tegen en afgeschermd van de vaak niet te voorkomen overlast, die vooral wordt veroorzaakt door de primaire bestaansbronnen (het hoogoven- en staalbedrijf, de petrochemische industrie, de luchthaven etc.)" Daartoe behoren ruimten van formaat, ingericht voor hun scheidende en milieu-vormende taak, tussen de woongebieden enerzijds en werkgebieden anderzijds, gehandhaafd te worden. Van evengroot belang zijn zones van formaat, als scheidende en geledende groene ruimten tussen stedelijke complexen. Van niet minder grote betekenis is de mogelijkheid om het verkeers- en vervoersapparaat ook in de toekomst te vernieuwen en verder uit te kunnen bouwen. Wat dit laatste aspect betreft nadert snel het stadium, waarbij de mogelijkheden voor het volgen van de ontwikkelingen vrijwel nihil zijn; reservering van de nog mogelijke en in de toekomst nodig te achten tracés is dan ook een urgente zaak.

Mede door het nemen van voorgaande maatregelen kan de (dreigende) congestie in het zuidelijk deel (van de provincie) op velerlei terrein binnen de perken worden gehouden. Bedacht moet worden dat de economische positie van het zuidelijk deel van de provincie, ingeval genoemde maatregelen achterwege zouden worden gelaten ongunstig zou worden beïnvloed, nog afgezien van de zeer hoge kosten waarvoor de gemeenschap als gevolg van de congestieverschijnselen later zou komen te staan.

Ter wille van een goede ruimtelijke ontwikkeling, zal het nodig zijn in het Noordzeekanaalgebied vooral die activiteiten te versterken of te entameren, welke daar de meest geëigende vestigingsplaats vinden. Hierdoor kan dit gebied zijn taak als één der economische pijlers van Nederland verder vervullen.

Ten gevolge van een daartoe te voeren selectief beleid, en verder door de eisen gesteld door de toenemende ruimtebehoefte per inwoner, mede door de noodzaak van verbetering van het milieu ten behoeve van een toekomstige bevolking, welke hogere eisen zal stellen aan het milieu, kunnen de mogelijkheden voor het wonen en het vestigen van bepaalde bedrijfstakken in het gebied nog slechts op beperkte schaal worden uitgebreid. Anderzijds maken de veelzijdige en in kwalitatief opzicht belangrijke werkgelegenheid, en daarbij de hoogwaardige voorzieningen op maatschappelijk en cultureel gebied, een grote bevolkingsomvang in de naaste omgeving tot een vereiste of althans tot een wenselijkheid.

De hiervoor aangeduide evolutie in de ontwikkeling betekent dat de vier sectoren van het Noordzeekanaalgebied, te weten Groot-Amsterdam, Zaanstreek, IJmond-Noord en Zuid-Kennemerland niet langer afzonderlijk kunnen worden bezien. Men kan zonder meer stellen dat de taak waarvoor deze agglomeraties gezamenlijk geplaatst zijn, dit gebied te boven gaan, waardoor aanliggende en verder afgelegen streken bij de ontwikkeling betrokken raken.

Hierbij tekenen zich de volgende hoofdlijnen af:

De noodzaak en de prioriteit van het streekplan

Ten gevolge van het bewuste beleid de havenmond te IJmuiden, het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal op grootscheepse wijze te verruimen, waardoor het Noordzeekanaalgebied blijft beschikken over volwaardige waterwegen, en het ruimtegebrek in met het Noordzeekanaalgebied vergelijkbare gebieden, wordt een snelle ontwikkeling van basisactiviteiten georiënteerd op diep vaarwater hier mogelijk. Daar het Noordzeekanaalgebied de motor is voor de economische ontwikkeling van geheel Noord-Holland, is het van belang de economische positie van dit gebied verder te versterken. Daar hierbij de belangen gemoeid zijn van geheel Noord-Holland, en niet alleen in economisch opzicht, diende het streekplan voor het Noordzeekanaalgebied prioriteit te krijgen boven die voor de Meerlanden, Waterland en West-Friesland.

De omvang van het streekplangebied

Met het begrip 'Noordzeekanaalgebied' wordt afwisselend aangeduid het gedachte haven- en industriegebied ter weerszijden van het Noordzeekanaal; een gebied bestaande uit Groot-Amsterdam, Zaanstreek, IJmond-Noord, Zuid-Kennemerland en Meerlanden; en zelfs een gebied waarbij nog zijn begrepen Noord-Kennemerland, Waterland, delen van de (toekomstige) Markerwaard en Zuidelijk Flevoland en het Gooi en de Vechtstreek.

De praktische noodzaak, de ontwikkeling van het haven en industriegebied in een streekplan te regelen, noopt tot het kiezen van een streekplangebied overeenkomend met de eerstgenoemde omvang. Dit gebied beslaat de nagenoeg nog geheel open ruimte tussen vorengenoemde vier stedelijke gebieden rond het Noordzeekanaal. Deze ruimte is deels opgenomen in de vigerende streekplannen voor Zuid-Kennemerland, IJmond-Noord en Zaanstreek, en voorts gelegen in de Meerlanden, waarvoor een streekplan in voorbereiding is, en in het gebied voor Groot-Amsterdam. Daar het hier gaat om één samenhangend haven- en industriegebied, waarvan de groene zone het onmisbaar complement vormt, is het noodzakelijk dit gebied niet in zes afzonderlijke, maar in één streekplan te bezien.

Past men voor de begrenzing het criterium toe, dat genoemd wordt in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (art. 4: De omvang van een streekplan wordt zoveel mogelijk aangepast aan de werkingssfeer van de voornaamste factoren, die de ruimtelijke structuur van een gebied bepalen), dan zou men een ruimere begrenzing kunnen verdedigen. Het sterker wordende verband binnen een veel groter gebied maakt het dan ook noodzakelijk de omliggende streken bij de uitwerking van dit streekplan mee in beschouwing te nemen.

Kaart streekplan 1967

Detail van 'Streekplankaart' uit het Streekplan voor het Noordzeekanaalgebied. Datering: januari 1967
Wat onmiddelijk opvalt aan deze plankaart is:

Kaart streekplan 1967

Detail van 'Streekplankaart' uit het Streekplan voor het Noordzeekanaalgebied. Datering: januari 1967
Wat onmiddelijk opvalt aan dit detail van de plankaart is:

UITVOERING BOEK:

Uitvoering/Formaat:Softcover, 20,5 x 29 cm
Aantal pagina's:31