Zaandam in de middeleeuwen

Fragmenten van de Zaanse geschiedenis

Zaandam in de middeleeuwen - ingeleid
Door A. van Braam

Inleiding gehouden op 25 november 1993 ter gelegenheid
van de presentatie van het boek Zaandam in de middeleeuwen

Mevrouw de voorzitter, dames en heren

In toenemende mate hoort men in de Zaanstreek de reclameleuze dat de Zaanstreek het oudste industriegebied van Nederland, ja zelfs van de wereld is. Als men de geschiedenis omstreeks 1600 wil laten beginnen dan heeft deze bewering kans van empirische bevestiging. Het begin van de eerste industrialisatiefase in de Zaanstreek moet op ongeveer 1600 worden gedateerd. In de zeventiende eeuw ontwikkelde de streek zich tot een belangrijk industrialiserend en verstedelijkend plattelandsgebied in de noordelijke Nederlanden. De zeventiende en de achttiende eeuw zijn voor de Zaanstreek een periode van economische expansie en spectaculaire groei geweest. Het is niet verwonderlijk dat juist deze tijd de lokale geschiedschrijvers het meest heeft aangesproken. Dat heeft als onbedoeld gevolg gehad dat de negentiende en twintigste eeuw en de lange geschiedenis vóór 1600 onderbelicht zijn gebleven.

Deze onevenwichtigheid in de plaatselijke historische belangstelling heeft mij parten gespeeld van het ogenblik af dat ik besloot mijn meer dan vijftigjarige bemoeienis met de Zaanse geschiedenis af te ronden met het schrijven van een samenvattende studie over de geschiedenis van mijn geboorteplaats Zaandam. Het eerste hoofdstuk van deze studie zou moeten heten Zaandam in de middeleeuwen, want, zo dacht ik, de geschiedenis van Zaandam zal wel ergens in de middeleeuwen zijn begonnen.
Doordat in de beschikbare literatuur een duidelijk en samenhangend beeld van de geschiedenis der Zaanstreek vóór de Spaanse tijd bleek te ontbreken was het ondoenlijk om op basis van deze literatuur dat eerste hoofdstuk te schrijven. Ik was genoodzaakt zélf nader onderzoek te verrichten. Dat onderzoek heeft mij te pakken gekregen en leverde over de middeleeuwse geschiedenis van de Zaanstreek zó veel nieuwe gegevens en gezichtspunten op dat ik het hoofdstuk 'Zaandam in de middeleeuwen' tot een afzonderlijk boek zag uitgroeien. Ik ging op zoek naar de oorsprong van Zaandam en het Zaandammerland en raakte mede door interessante vondsten in het Gemeente-archief van Zaanstad steeds verder verzeild in boeiende geologische en archeologische beschouwingen over Zaan-lands verre verleden. Over de late middeleeuwen bleken veel meer oorkonden dan tot nu toe gebruikt waren interessante informatie over de Zaanstreek te bevatten. Ik voelde mij als een ontdekkingsreiziger in de geschiedenis van de streek die ik toch aardig meende te kennen. De resultaten van al mijn naspeuringen heb ik vastgelegd in het boek 'Zaandam in de middeleeuwen' dat vanavond hier door de Historische Vereniging Holland en de uitgeverij Verloren te Hilversum wordt gepresenteerd.

Degenen die verwachten dat in de middeleeuwse geschiedenis van Zaandam of van de Zaanstreek gronden zouden kunnen worden gevonden voor de stelling dat de Zaanstreek het oudste industriegebied van Nederland, respectievelijk van de wereld, óók vóór 1600 zou zijn geweest, moet ik teleurstellen. In de middeleeuwen viel er in de streek, behoudens enige scheepsbouw in Wormer en Jisp en wat zuivelmakerij en huisindustriële weverij in Assendelft tegen het einde van de vijftiende eeuw, geen specifieke ambachtelijke of nijverheidsactiviteit te bespeuren. Zaandam als middeleeuws dubbel-dorp aan de beide zijden van de Hogendam werd vrijwel uitsluitend bewoond door boeren, vissers en scheepsgezellen.

Zaandam in de middeleeuwen is opgebouwd uit drie onderdelen. In het eerste deel heb ik de resultaten beschreven van een onderzoek naar de oorsprong en de landschappelijke ontwikkeling van de Zaanstreek, meer in het bijzonder van het Zaandammerland, vóór 1500. Ik heb dit onderzoek kunnen doen doordat ik in de loop van mijn naspeuringen in het gemeente-archief van Zaanstad meer dan 150 uitslagen van grondboringen had gevonden, verspreid over de gehele streek. Deze boringen hadden plaatsgevonden bij de aanleg van havenwerken in het Voorzaangebied en bij de aanleg van wegen en andere grote werken in de streek. Ik heb ongeveer 130 boringsresultaten in de vorm van geologische diepteprofielen bewerkt waardoor ik in staat was mij een beeld te vormen van de dikte en het verloop der verschillende lagen in de ondergrond van het Zaandammerland en van de opeenvolging der landschapsvormen. Ik heb dit beeld vastgelegd in een groot aantal kaartjes waarvan de belangrijkste in het boek zijn gepubliceerd.

Kaart 9
Kaart 9 uit deel:
Topografie van de westelijke Zaastreek omstreeks 1600

Tot ongeveer de tiende eeuw na Chr. heeft het Zaandammerland zich ontwikkeld van een wadden- en kweldergebied tot een uitgestrekt en ongerept veenland, waarin hoge en lage venen elkander afwisselden. Ik heb geprobeerd de betekenis van het IJ en de Zaan in deze ontwikkeling te traceren en de oorsprong van beide wateren te achterhalen. De vraag: was de Zaan oorspronkelijk een waddengeul, een veenstroom, een rivierarm, is niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. In de loop der tijd is de Zaan vermoedelijk zowel het één als het ander geweest. Wel staat vast dat de Zaan zoals we die thans kennen een laat-middeleeuwse vorming is, een bijprodukt van de vorming der Zuiderzee.

In de middeleeuwen, en dan praat ik over een tijdspanne van ongeveer 1000 jaren tussen 500 en 1500 na Chr., is het Zaanse veenland ingrijpend aangetast en veranderd. Daarvoor zijn twee hoofdoorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats de overspoeling van grote delen van de Zaanstreek door het vanuit het noorden via het Almere (later de Zuiderzee) binnendringende en door stormen opgestuwde getijdewater van de Noordzee, in het bijzonder tussen 1150 en 1250. Ongeveer één derde van het Zaandammer veenland,ten zuiden van de latere Hogendam, ging daarbij definitief verloren en veranderde in een bekken van het IJ. Uitlopers van het veenland die wij later als Zaandammerpolder, de Hem, het Oosterkattegat en de Achtersluispolder kennen, werden met een Zuiderzeekleilaag overdekt: zij zijn de nieuwe buitendijkse kwelders van het Zaandammerland. Ook de beide oevers van de Zaan verkwelderden. Tot op de dag van vandaag is een strook veen van ongeveer een kilometer breedte langs de Zaanoevers met een laag klei bedekt die op de Hemmes bij het Kalf zelfs een dikte van meer dan een meter bereikt. De Zaanstreek veranderde in een verbrokkeld veen- en kweldergebied waarin het getijdewater de toon aangaf.

Misschien was de vernietigende werking van stormvloeden en getijden minder ernstig geweest als er niet een tweede hoofdoorzaak van de veranderingen had meegespeeld: de ontginning van de veenwildernis en het gebruik van de ontgonnen gronden voor de akkerbouw. Ontginning en akkerbouw betekenen: verwijdering van natuurlijke begroeiing, ontwatering, versnelde oxydatie van de veenbodem, maaivelddaling. Het is de maaivelddaling geweest, die het ontgonnen en voor de landbouw gebruikte Zaanse veenland steeds kwetsbaarder heeft gemaakt voor de invloeden van stormen en binnendringend getijdewater.

In het tweede deel van mijn boek heb ik mij beziggehouden met de ontginning, occupatie en bedijking van het Zaandammerland. Mede op grond van archeologische argumenten wordt aangenomen dat de ontginning en verkaveling van de Zaanse veenlanden ongeveer in de tiende eeuw moet zijn begonnen. De eerste Zaanse dorpen dateren ook uit die tijd. Zaandam behoort tot de jongere dorpen in de Zaanstreek. Het is de aanleg van de Hogendam geweest die het aanzijn aan het tweelingdorp Zaandam heeft gegeven. De oorspronkelijke kern van het dorp lag oostelijk van de dam; aan de westkant ontwikkelde zich de buurtschap de Horn. Beide buurtschappen zouden later uitgroeien tot de dorpen Oost- en Westzaandam.

Bij de bestudering van de bewoningsgeschiedenis ben ik op een interessant probleem gestoten, dat samengevat kan worden in de vraag: heeft het Zaandammerland misschien oorspronkelijk Horn geheten? In de latere middeleeuwen was de benaming Horn toepasselijk op een aaneengesloten gebied dat het Horner vierendeel in de banne van Oostzaanden, de buurtschap de Horn aan de Hogendam en het eiland Zaanderhorn (later den Hoorn) omvatte.
Er wordt in de plaatselijke geschiedschrijving van de Zaanstreek meestal van uitgegaan dat Zaandam is voorafgegaan door een dorp Zaanden, gelegen op de Hem ongeveer ter plaatse van de coupure tussen de oude en de nieuwe zeehaven van Zaandam. Dit dorp zou in 1155 zijn verwoest door aanvallen van de Friezen uit Drechterland, gericht tegen de graaf van Holland. Ik heb nogal wat vraagtekens geplaatst bij de historiciteit van het dorp Zaanden en de verwoesting daarvan. Mijn stelling is dat Zaanden vermoedelijk noch dorp, noch kasteel, zoals ook wel eens wordt verondersteld, is geweest, maar een grafelijke hof of boerderij met daaromheen een zeker gebied van hoflanden. Landerijnamen ter plaatse die tot het einde der zeventiende eeuw gebruikelijk waren, zoals Zuider en Noorder Oude Hof en Hoge Hof, doen daaraan denken.

fragment kaart Beeldsnijder
Afbeelding 2 uit deel: Zaandam en de czaar 1697
Het Voorzaangebied in 1575
Fragment van de kaart van Beeldsnijder

Bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van Zaanden stootte ik op nog een ander interessant verschijnsel, dat in de lokale geschiedschrijving nog weinig aandacht heeft gehad. Rondom de Oude Hof kwam in de zestiende en zeventiende eeuw een groot aantal landerijen voor met de aanduiding 'kooi': Alberts Kooien, Noorder en Zuider Lange Kooien, Hoogkooien, Schoechkooi-en enzovoorts. Soeteboom en in zijn voetspoor Honig zagen in deze kooien vogelkooien van de heren van Zaanden. Kooien blijken in de Zaanstreek op diverse plaatsen te zijn voorgekomen: in de Achtersluispolder, bij het Kalf, aan de Reef te Westzaan en ook in het Jisperveld, soms, zoals in de buurt van het Westzaander Twiske, in de buurt van landerijen die, zoals op de Hem te Westzaandam, de naam 'hof' droegen. Zo lagen bijvoorbeeld aan de Westzaner kant van het Twiske de Hofvenen en de Muiskooien vlak bij elkaar. Hoewel er tegen het einde van de middeleeuwen in de Zaanstreek vogelvangst voorkwam - in het veengebied tussen Westzaan en Assendelft trof men de Vogelaarsvenen aan -; hoewel het mogelijk is dat de landerijen met kooinamcn onderdeel zijn geweest van juridisch beschermde kooilanden rondom eendenkooien, heb ik redenen aan te nemen dat we bij de Zaandammer kooien niet in de eerste plaats moeten denken aan eendenkooien e.d., maar aan een bepaald soort van hoflanden, die in gebruik waren voor de veeteelt. De houdbaarheid van mijn stelling moet U met het boek in de hand maar zelf beoordelen.

De Zaanstreek was in de middeleeuwen een ontginnings- en kolonisatiegebied. Hoe de ontginningen precies zijn verlopen ween we eigenlijk niet. Daarover bestaan verschillende theorieën. Ik heb in mijn boek de stelling verdedigd dat de ontginningen hebben plaatsgehad van west naar oost en vanuit de hogere gedeelten van het veen naar de Zaan en de Wormer toe. Dat geldt ook voor de occupatie van de streek. Van groot belang voor het vestigingspatroon is ook de dijkaanleg geweest. Vermoedelijk tussen ongeveer 1150 en 1250 zijn verschillende Zaanse dorpen, tengevolge van de overlast van het getijdewater uit het IJ en de Zaan, verplaatst. In de tweede helft van de dertiende eeuw is men begonnen met de aanleg van hoge en lage dijken langs het IJ, de Zaan, de Krommenije en de Beemster. Alle Zaanse dorpen zijn toen dijkdorpen geworden. De dijkaanleg heeft ook het beginpunt van de geschiedenis van Zaandam als dorp aan het IJ bij de Zaanderdam bepaald.

Het derde onderdeel van mijn boek handelt over de bevolking van de Zaanstreek, over zijn bestaansmiddelen, over de samenleving bij de Zaanderdam en over het plaatselijke bestuur. De Zaanstreek was in de middeleeuwen overwegend een agrarische streek. Aanvankelijk heeft men zich vermoedelijk zowel met veehouderij als met akkerbouw beziggehouden, maar van de veertiende eeuw af was veeteelt toch het belangrijkste middel van bestaan geworden. Door de voortgaande maaivelddaling, door verdrassing en landverlies en door de geringere arbeidsmogelijkheden in de veehouderij kreeg de Zaanstreek te maken met verschijnselen van agrarische overbevolking. Dit leidde enerzijds tot een trek naar de omliggende Zuiderzeesteden, anderzijds tot landversnippering en de vlucht in niet-agrarische bestaansmiddelen. In het bijzonder waren dat de visserij en de binnenscheepvaart. De visserij richtte zich vooral op het IJ en de Zuiderzee. Later vond men ook Zaankanters in de haringvaart op de Noordzee. De binnenscheepvaart betrof het vervoer van vis en van zuivelprodukten. Tegen het einde van de middeleeuwen was het merendeel van de niet-agrarische bevolking werkzaam 'om een huijre' op vissers- en vrachtschepen uit de Zuiderzeesteden, vooral uit Amsterdam. Vermoedelijk is hiermede ook het recruteringsgebied aangeduid van de Zaanse schipperij op de Oostzee, zoals die zich in de zestiende en zeventiende eeuw zou ontwikkelen.

Interessant is ook de ontwikkeling van de landeigendom in de streek geweest. Hoe vóór 1300 de kwantitatieve verhouding tussen domeingronden en grondeigendom van plaatselijke buren heeft gelegen weten we niet. Na 1300 was het grafelijke landbezit in ieder geval verre in de minderheid. In de loop van de late middeleeuwen is steeds meer domeingrond verkocht of weggeschonken. In de eerste helft van de zestiende eeuw was er vrijwel niets meer van het grafelijke landbezit in de Zaanstreek over. Vooral in de vijftiende eeuw is veel land, zowel domeingrond als grond van plaatselijke boeren, overgegaan in handen van poorters uit Amsterdam, Haarlem, Alkmaar en Leiden en van kloosters in de omgeving. Van ongeveer 1600 af zijn vele landerijen gekocht door de opkomende plaatselijke handels- en industriële elite, die er paden op aanlegde en molens, werven en pakhuizen op vestigde. Dat betekende tevens het einde van de agrarische Zaanstreek.

Leupenius kaartboek
Afbeelding 3 uit deel: Zaandam en de czaar 1697
De Oosterhem of (Ooster)kattegat
Naar Leupenius, Kaartboek 1693

Het Zaandammerland is, zoals ook de rest van de Zaanstreek, van de eerste ontginning en occupatie af, in politiek-bestuurlijk opzicht een grensgebied geweest. De politieke grenzen van Kennemerland en Waterland en van Holland en West-Friesland zijn in de loop van de middeleeuwen als het ware met de ontginning en bewoning van de streek van west naar oost over de Zaanstreek heengeschoven. In de tweede helft van de dertiende eeuw is de Zaanstreek definitief onder het Hollandse baljuwschap van Kennemerland ondergebracht. In hoofdstuk 12 van mijn boek heb ik de hoofdlijnen van deze ontwikkeling beschreven.

De Hollands-Kennemerlandse bestuursorganisatie, zoals die in 1291 door Floris V is vastgesteld, heeft het tot het einde van de achttiende eeuw uitgehouden. Alleen in de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn er, in het bijzonder vanuit Westzaandam, serieuze pogingen geweest deze structuur te doorbreken. Wie de politiek-bestuurlijke perikelen in de Zaanstreek in de zeventiende eeuw wil verklaren moet zijn beschouwingen ongetwijfeld bij de bestuursregeling van 1291 aanvangen.

De positie van Zaandam in de plaatselijke bestuursorganisatie was duidelijk. Zaandam heeft in de middeleeuwen nimmer een zelfstandig bestuur gekend en is nooit een banne of schoutambacht geweest. Het heeft zelfs nooit een eigen dorpsbestuur gekend. Zaandam bestond uit enkele vierendelen, die schepenen en mogelijk ook vroed- en waarschappen afvaardigden naar de bansbesturen in Oost- en Westzaan. De economische ontwikkeling van Zaandam in later eeuwen zou zich voltrekken ondanks en misschien wel juist dóór een zekere afstand tot de oudere zetels van het plaatselijke bestuur, te weten Oost- en Westzaanden.

Zaandam in de middeleeuwen geeft een onvoltooid beeld wat betreft de levensomstandigheden en de samenleving bij de Zaanderdam. De inheemse basiseenheden van de plaatselijke samenleving waren de familie en de buurtschap. Daar overheen is een tweede meer allochtone (kerkelijke en grafelijke) structuur gelegd van de parochies en van de ambachten (of bannen) en vierendelen. De indeling in vierendelen volgde vrij getrouw die van de buurtschappen. De meer omvattende ambachts- en parochieindelingen kwamen in hoofdzaak met elkaar overeen. Zo omvatten de parochie en de banne van Oostzaanden oorspronkelijk het zelfde grondgebied. Dat gold ook voor Westzaanden. Uit de achtereenvolgende stichtingen van parochiekerken en kapellen in de Zaanstreek, die U in het boek terugvindt, kan men het verloop van de ontginningen en de occupatie van de streek vrij aardig volgen.

Tot halverwege de twaalfde eeuw was de geschiedenis van Zaandam vermoedelijk slechts een geschiedenis van de hof van Zaanden en zijn dienstbare hoeven en hoevenaars. Het was een geschiedenis van ontginning, landverkaveling en domaniale landbouw. De stormvloeden van de twaalfde en dertiende eeuw hebben deze geschiedenis grotendeels weggevaagd. De eigenlijke geschiedenis van Zaandam ving aan in de tweede helft van de dertiende eeuw met en na de aanleg van de Hogendam.

Zaandam ontstond en ontwikkelde zich in de eerste decennia van zijn bestaan als een dorp van vrije boeren en vissers in de buurt van de Dam, aan de hoge IJdijk en in de Hadel, ongeveer ter plaatse van het latere Kalf. In de veertiende en de vijftiende eeuw woonden aan de dijk van het IJ de vissers en de schippers en later ook de zeevarenden die zich op de haringvaart en de oost-westvaart aan reders in de Zuiderzeesteden, voornamelijk Amsterdam, verhuurden. Zij leefden in betrekkelijk kleine behuizingen langs de dijk. Rondom de kapel van Oostzaandam voltrok zich een beperkte centrumvorming, wat nog op zeventiende-eeuwse kaarten duidelijk is te zien. Eveneens langs de dijken en verspreid over de velden leefden de boeren, die zich overwegend met de veehouderij bezighielden.

Zaandam was geen welvarend dorp. Het leefde nog in de schaduw van de moederdorpen in de Zaanstreek: Assendelft, Wormer, Oost- en Westzaanden. Zowel wat betreft het economisch leven als wat betreft de omvang en de samenstelling der bevolking was Zaandam in de middeleeuwen nog kleinschalig en weinig gedifferentieerd. Reeds in de middeleeuwen heeft Zaandam het tegen Amsterdam moeten afleggen. De Elbeschepen die in de dertiende en veertiende eeuw naar Spaarndam koersten hadden ook Zaandam kunnen aandoen. Maar Zaandam had geen achterland en geen exportprodukten. Amsterdam heeft, mede geholpen door landsheerlijk-politieke factoren, een strategische positie kunnen veroveren in het oost-westverkeer. Zaandam profiteerde daarvan pas enkele eeuwen later. De aanleg van de ringdijk om Waterland en de Zaanstreek, hoe noodzakelijk ook uit een oogpunt van veiligheid, betekende in feite een belemmering voor de economische uitbouw van de streek. In de middeleeuwen is Zaandam een dorp aan het IJ gebleven, in toenemende mate economisch afhankelijk van Amsterdam.

En hiermede ben ik weer terug op het uitgangspunt van mijn inleiding tot Zaandam in de middeleeuwen. Zaandam in de middeleeuwen had zelfs nog geen zweem van de industriële glorie die het in de zeventiende eeuw zou verwerven. Op het eerste gezicht lijkt Zaandam in de middeleeuwen nog weinig te maken te hebben met Zaandam in de zeventiende en achttiende eeuw. Mevrouw de voorzitter, toch meen ik dat in de late middeleeuwen reeds aanzetten voor Zaanlands 'gouden eeuwen' konden worden waargenomen. Lezing van het boek Zaandam in de middeleeuwen, wat ik U van harte aanbeveel, moge U daarvan overtuigen.

Aris van Braam

Vervening

Fragmenten van de Zaanse geschiedenis - Serie 1

Deze publicatie omvat de volgende delen uit de serie Fragmenten van de Zaanse geschiedenis:

Deze delen verschenen tussen 1994 en 1998.

UITVOERING BOEK - Serie 1:
Uitgave:Van Braam Zaandam / Wormerveer
Tekst:A. van Braam
Formaat:15 x 22 cm

Vervening en turfwinning in de Zaanstreek
Fragmenten van de Zaanse geschiedenis - Serie 2

Deze publicatie omvat de volgende delen uit de serie Fragmenten van de Zaanse geschiedenis:

UITVOERING BOEK - Serie 2:
Uitgave:Van Braam Zaandam / Wormerveer
Tekst:A. van Braam
Formaat:15 x 22 cm