In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog was C. Kamphuys Rijstpellerij een van de vijf grote Zaanse rijstpellers. De anderen waren Klaas Blans in Zaandam en Wessanen, Bloemendaal & Laan en Alb. Vis in Wormer/Wormerveer. De glorietijd van de Zaanse (stoom)rijstpellerij is nog terug te lezen in de straatnamen zoals in de Havenbuurt in Zaandam: Rangoon-, Bangkok- en Basseinstraat, en de namen van de pakhuizen in de fabriekswand in Wormer: Saigon, Bassein, Java en Siam. In Amsterdam werd voor het eerst in 1819 melding gemaakt van een rosmolen tot het pellen van Java-rijst. Vanaf 1828 werd Java-rijst op de Amsterdamse beurs verhandeld. De eerste Zaanse rijstpeller was Alb. Vis, die in 1817 samen met Jan Vas de pelmolen “De Jonge Voorn” kocht. In 1841 stond Alb. Vis te boek als fabrikant van rijst en gort met de pelmolen “De Jonge Voorn” en als fabrikant van tarwestijfsel met één fabriek. In de Zaanstreek werd al vanaf de zeventiende eeuw gerst tot gort gepeld. In principe is er weinig verschil tussen het pellen van gerst en rijst. De eerste Zaanse stoompeller is D. van Voorst en Zoon te Zaandam, die op 27 februari 1861 een stoomvergunning kreeg voor zijn rijstpelmolen. Alb. Vis had van 1867 tot 1870 een locomobile bij “De Jonge Voorn”. In 1872 nam Wessanen de stoompellerij “De Unie” in gebruik. De fa. Bloemendaal & Laan deed dat in 1877 met “De Hollandia” en een jaar later volgde Klaas Blans met de “Birma”. C. Kamphuys vestigde in 1853 een grossierderij in Zaandam. In 1865 kocht hij de pelmolen “De Jonge Kuyper” in Koog aan de Zaan. Deze molen verbrandde op 27 januari 1874. Van 1869 tot 1882 bezat Kamphuys ook nog de pelmolen “De Walvisch”. In 1874, het jaar waarin “De Jonge Kuyper” verbrandde, stichtte hij in Zaandam een stoomrijstpellerij met de naam “De Jonge Kuyper”. Op 11 mei 1879 verbrandde ook deze fabriek. Deze fabriek werd weer opgebouwd onder de naam “Phenix”. Het echtpaar Kamphuys-van Odijk bleef kinderloos. In 1881 werd de zaak voortgezet door neef H.A. Odijk (1863-1944). Hij maakte de pellerij tot de grootste van Nederland. | |||||||||||||||||||||||||
De aanvoer van rijst in de haven van Zaandam
| |||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
“Onmiddellijk na den houtinvoer volgde de rijstinvoer als meest belangrijke factor van het Zaandamsche havenbedrijf. Kan men echter wat hout betreft aannemen dat zoo goed als de geheele import voor Zaandam bestemd was en nog is, met rijst was dat niet het geval.
|
![]() | ||||||||||||||||||||||||
Een Japans rijstschip in de Oude Zeehaven van Zaandam omstreeks 1910.
|
|||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||
Niet alle rijst die in de Zaanstreek verwerkt werd is aangevoerd via de haven van Zaandam. Veel rijst is ook aangevoerd via de havens van Amsterdam, Rotterdam en bijvoorbeeld Antwerpen.
Bron: Verslag van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zaandam over diverse jaren. De Kamer van Koophandel bespreekt in diverse Jaarverslagen de situatie m.b.t. de rijstpellerijen in de Zaanstreek. | |||||||||||||||||||||||||
De grote bloei van de Zaanse rijstpellerij zal mede hebben samengehangen met de opening van de Zaandamse haven in 1884. In 1891 kwamen in de haven van Zaandam 18 rijstboten uit Brits-Indië (waartoe o.a. ook Birma werd gerekend), 2 uit Japan, 2 uit Duitsland en 1 uit Engeland.
De jaarlijkse rijstexport van 's werelds grootste rijstexporteur Birma bedroeg in het begin van twintigste eeuw 800.000 ton. In de jaren tussen 1901 en 1910 exporteerde Birma jaarlijks zo'n 170.000 ton naar Nederland.
Door de eerste wereldoorlog viel de export van rijst uit Birma naar Nederland weg. In 1916 nam de regering alle rijst in Nederland in beslag. Pas in 1920 werd de rijsthandel weer vrijgegeven en het duurde tot 1924 voor er weer een rijstboot in de Zaandamse haven arriveerde. Het wegvallen van de export van rijst naar de traditionele afnemers als Argentinië en Oost-Europa had tot gevolg dat in die landen eigen rijstpellerijen ontstonden.
In het “Verslag van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zaandam over het jaar 1916” wordt over de Rijstpellerij het volgende opgemerkt:
Het is erg waarschijnlijk dat directeur Odijk, door de teruglopende omzet in de eerste wereldoorlog, naar diversificatie voor zijn bedrijf zocht. In 1915 werd de cacaofabriek “De Pauwin” in gebruik genomen en in 1918 werd de stoommeelfabriek “De Vrede” geopend. Later werd in de oude stoom-verfhoutfabriek “De Vooruitgang” ook nog een veevoederfabriekje begonnen. |
De ontwikkeling van Rijstpeller Kamphuys | ||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||
Rijstpellerij “Phenix”, met verfmolen “De Pauwin”. De molen is in 1903 gesloopt. Op die plaats werd later de cacaofabriek van Kamphuys gebouwd.
| |||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||
Rijstpellerij “de Phenix”, omstreeks 1905
| |||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||
Kamphuys fabrieken De Phenix en Czaar Peter aan de Oostzijde in Zaandam omstreeks 1924.
| |||||||||||||||||||||||||
Een kortstondige beursnotering voor N.V. Kamphuys' Fabrieken
|
|||||||||||||||||||||||||
Bron: Bedrijfsarchief van Euronext NV Om over meer financiële middelen te kunnen beschikken werd de firma omgezet in een Naamloze Vennootschap. De NV werd opgericht op 12 december 1916, gewijzigd bij acte van 19 Januari 1917 en “op welke acte en wijziging de Koninklijke bewilliging is verleend bij Koninklijk Besluiten dd 27 December 1916 No. 49 en 23 Februari 1917, No. 11. ”. Op 27 maart 1917 schreef directeur Odijk een prospectus uit waarin hij de inschrijving aankondigde op "1500 6pCt Preferente Cumulatieve Winstdeelende Aandeelen à f 1000,- aan Toonder".
Als reden voor deze uitgifte schrijft directeur Odijk in de prospectus:
Er werd een notering aangevraagd “ter beurze van Amsterdam en Rotterdam.” In de Staatscourant van 26 januari 1917 werden de statuten van C. Kamphuys' Fabrieken gepubliceerd. Hierbij werd o.a. het volgende vermeld:
Doel: Het voorzetten van de rijstpellerij en van de cacaofabriek der firma C. Kamphuys te Zaandam, en in het algemeen het fabriceren van voedingsmiddelen, verbruiksartikelen en bijproducten, het handeldrijven in een en ander en het verrichten van alles wat daarmede in verband staat of daaraan bevorderlijk kan zijn, alsmede het deelnemen in ondernemingen die een soortgelijken werkkring hebben.
In het verslag over het eerste boekjaar, lopende van 1 juli 1916 tot 31 december 1917 schrijft directeur Odijk o.a.:
Op 20 December 1918 plaatste directeur Odijk echter een advertentie in de landelijke dagbladen waarin hij aankondigde de beursnotering weer te willen schrappen. Op 15 november 1918 werd er in de lokalen van het gebouw der Industrieele Club, Vijgendam 2 tot 6 te Amsterdam een “buitengewone algemeene vergadering van aandeelhouders” gehouden. Op deze vergadering waren zevenentwintig aandeelhouders aanwezig die gezamenlijk honderddrieenveertig preferente aandelen en tweeduizend gewone aandelen vertegenwoordigde. De vergadering werd voorgezeten door Pieter Willem Schilthuis, koopman, wonende in Rotterdam. Het verslag van deze vergadering werd geschreven door Notaris Jonkheer Paul Oscar van Nispen. Het enige agendapunt van deze vergadering was het vooraf door de buitengewone vergadering van preferente aandeelhouders goedgekeurde voorstel tot intrekking der uitgegeven preferente aandeelen en tot aflosbaarstelling van deze met duizendtachtig gulden per aandeel. Verder werden er een aantal wijzigingen van de statuten behandeld die betrekking hadden op deze preferente aandelen. Op 24 januari 1919 deelt het bestuur van de beurs aan N.V. C. Kamphuys' Fabrieken mede dat zij besloten hebben uit de prijscourant te doen vervallen der 6pCt Preferente Cumulatieve Winstdeelende Aandeelen, Uwer Vennootschap In de Staatscourant van 7 juli 1924 werden opnieuw de statuten van C. Kamphuys' Fabrieken gepubliceerd. Hierbij werd o.a. het volgende vermeld:
Doel: De exploitatie van de bestaande rijstpellerij en van de cacao- en
meelfabrieken, en in het algemeen het fabriceren van voedingsmiddelen, verbruiksartikelen en bijproducten, het handeldrijven in een en ander en het verrichten van alles wat daarmede in verband staat of daaraan
bevorderlijk kan zijn, alsmede het deelnemen in ondernemingen die een soortgelijken werkkring hebben.
|
| ||||||||||||||||||||||||
![]() “ De belangrijke teruggang van den omzet in 1915 en 1916 wordt verklaard door de bekende moeilijkheden met den aanvoer, en het verbod van uitvoer van rijst. Echter had deze vermindering weinig invloed op de winst, terwijl ook nu nog een aanzienlijke voorraad rijst voorhanden is. ” Bron: Prospectus N.V. C Kamphuys' Fabrieken. 27 Maart 1917 | |||||||||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
De rijstpellerij sluit zich aan het einde van de twintiger jaren aan bij de Rijstunie, een trust van drie Zaanse en drie Rotterdamse pellers. De cacaofabriek gaat eind dertiger jaren over naar Stuurman.
De firma C. Kamphuys heeft tot 1958 als handelsfirma bestaan. | |||||||||||||||||||||||||
Op 28 juli 1883 koopt Cornelis Kamphuys een huis, luchthuis, tuin, erf enz aan de Westzijde in Zaandam. Hij laat dit huis slopen en bouwt op die plek een zeer fraai herenhuis met een voor de Zaanstreek zeer bijzondere beplanting. Cornelis Kamphuys overlijdt in het huis op 9 maart 1892 waarna zijn vrouw Maria Theodora Odijck het huis tot haar dood op 6 september 1907 blijft bewonen.
Vervolgens wordt het pand verhuurd aan L. Reitsma die het pand inricht als hotel-restaurant. In 1946 draagt Johanna Petronella Wouters (weduwe van de op 2 maart 1944 overleden H.C. Odijck) het pand over aan de NV Albert Heijn. In 1949 wordt het hotel-restaurant opgeheven en wordt het perceel in gebruik genomen door Albert Heijn. Bron: De Westzijde |
![]() | ||||||||||||||||||||||||
Het eerste huis aan de rechterkant is Westzijde 22 in Zaandam, het woonhuis van de Fam. Kamphuys en later ook van directeur Odijk.
| |||||||||||||||||||||||||
De relatie tussen Odijk van N.V. Kamphuys' Fabrieken en de Stellingcommandant van de Stelling van Amsterdam.
|
|||||||||||||||||||||||||
Op 12 juli 1986 heeft J. Kingma een interview gehouden met de heren G. Kruyver en J. Broekman over Kamphuys' Fabrieken. Dit interview werd gehouden i.v.m. een onderzoek naar de geschiedenis van de Zaanse rijstpellerij.
|
|||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() | ||||||||||||||||||||||||
H.A. Odijk
|
Adrianus Rutger Ophorst
| ||||||||||||||||||||||||
PersonaliaHieronder vindt u een beschrijving van de geïnterviewde personen en van de personen die in het interview genoemd worden.
Fragment van het interview op 12 juli 1986
| |||||||||||||||||||||||||
Opmerking: In dit artikel wordt verschillende malen gesproken over “het in beslag nemen van de rijst”. In de door C. Kamphuys' Fabrieken in 1917 uitgeven prospectus werd echter melding gemaakt van “een verbod van uitvoer van rijst”.
Op 3 augustus 1917 vermeld het dagboek van de Stelling Commandant:
Waarschijnlijk is er dus sprake van een interpretatie verschil door de diverse betrokken personen. Het personeel op de werkvloer heeft het in ieder geval ervaren als “in beslag name” terwijl directeur Odijk een meer politiek correcte weergaven van de feiten gaf. |
Dit is een artikel uit een serie artikelen over de Stoommeelfabriek ‘De Vrede’ in de Achtersluispolder in Zaandam. Deze serie begint met het artikel: Het meest sinistere en mysterieuze industriële gebouw in Zaandam. | |
Text: Cees Kingma - oktober 2005
Beeldmateriaal: Archief Cees Kingma Tenzij anders aangegeven. |
|